Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1850 (1850)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1850
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1850Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1850

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.29 MB)

Scans (24.66 MB)

XML (3.21 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1850

(1850)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Denkbeelden omtrent eene wettelijke regeling van het Armwezen in Nederland, voorgedragen door Mr. H.W. Tydeman, Hoogleeraar te Leiden, Mr. J. Heemskerk, Az., plaatsv. Regter en Advokaat te Amsterdam, en Mr. J.W. Tydeman, Advokaat te Amsterdam. Te Amsterdam, bij Gebroeders Willems. 1850. In gr. 8vo. XVI en 208 bl. f 2-60.

Na een voorberigt van Prof. tydeman, bl. i-xiv, en

[pagina 532]
[p. 532]

de inhoudsöpgaven, bl. xv en xvi, brengt ons de Inleiding, bl. 1-23, ook door terugblik op het tot dus ver verrigte, op de geschiedkundige en wetenschappelijke hoogte der zaak. Bl. 34-63 levert 132 stellingen, ten deele geschikt om als wetsärtikelen te worden aangenomen, tot bepaling van den door de Schrijvers wenschelijk gekeurden inhoud eener nog verwacht wordende goede wet op het Armwezen in Nederland. Bl. 69 tot het einde van het werk bevat de Toelichting van al, wat de Schrijvers meenden eenige nadere ontwikkeling en staving te behoeven.

Wij hebben hier te letten zoo op den vorm, waarin de geachte opstellers hun ontwerp hebben gegoten, als op de beginselen, den inhoud en de strekking van hun werk. Op beide punten kan ons gevoelen over het algemeen niet anders dan gunstig zijn.

Wat den vorm aangaat, is het bijeenzamelen der stellingen, die een zamenhangend geheel maken en waaronder zeer vele reeds dadelijk als een ontworpen wetsartikel luiden, wel de geschiktste wijze om de meening der Schrijvers aan het licht te brengen en een wetsontwerp voor te bereiden. Doch zoo ras men deze manier had verkozen, werd eene toelichting van deze en gene stellingen even onmisbaar, als zij dit bij een wetsontwerp wezen zou. Zal men echter de stellingen en hare toelichting met kennis van zaken beoordeelen en met het vroeger verrigte vergelijken kunnen, dan moest men eerst door een geschied- en oordeelkundig overzigt, gelijk de Inleiding levert, op de hoogte worden gebragt, vanwaar men het nu voorgedragene in het ware licht kan beschouwen.

Doch welke zijn daarvan de beginselen, en wat zijn de hoofdïnhoud en de strekking van het stuk?

De beginselen, waar de Schrijvers van uitgaan, vindt men in de stellingen 3, 4 en 5, vergeleken met de toelichting, bl. 74-84. Wij beperken ons in dit verslag tot de mededeeling der stellingen-zelve, en wenschen dat onze lezers daardoor mogen worden uitgelokt, het boek zich aan te schaffen en de toelichting te bestudéren.

[pagina 533]
[p. 533]

Stelling 3: ‘Op het beginsel, dat niemand regt heeft op ondersteuning, kan geene goede Armenwet gebouwd worden; daartegen toch staat over, dat in een welgeordenden Staat niemand van gebrek behoort om te komen. Noch het ééne, noch het andere beginsel, behoeft in de wet te worden uitgedrukt; daardoor zou men geen enkel der misbruiken, die van den openbaren onderstand kunnen gemaakt worden, voorkomen.’

4: ‘Het beginsel der Armenwet, hetzij het daarin worde uitgedrukt of niet, moet zijn: de Kerkelijke en andere bijzondere liefdadigheid zoo min mogelijk te belemmeren; en daar, waar deze te kort schiet, of waar het staatsbelang zulks vordert, aan het Armbestuur van overheidswege plaats te geven. De Kerkgenootschappen behooren zoo veel mogelijk te waken, dat hunne leden of derzelver huisgezinnen niet tot den publieken onderstand de toevlugt behoeven te nemen. Echter zijn alle maatregelen van dwang, tegen die Kerkgenootschappen, tot het verleenen van onderstand, te vermijden.’

5: ‘De staatszorg voor behoeftigen strekt zich uit over allen, van wie het blijkt, dat zij niet in hunne nooddruft kunnen voorzien, en dat zij geene of ontoereikende ondersteuning van kerkelijke of particuliere weldadigheid genieten, zonder onderscheid van godsdienstige gezindheid. Zij wordt uitgeoefend volgens wettelijke voorschriften; haar omvang wordt beperkt door de krachten en middelen, over welke de Staat of de gemeenten kunnen beschikken. Diegenen, welke haar inroepen en genieten, onderwerpen zich aan de voorwaarden, welke hun van overheidswege volgens de wet worden opgelegd.’

Zie dáár de beginselen; beschouwen wij thans hoofdinhoud en strekking.

Met betrekking tot de kerkelijke en bijzondere instellingen van liefdadigheid, willen de Schrijvers opheffing van alle subsidiën; onafhankelijkheid der diakoniën, behoudens alleen de verpligting tot opgaaf van hetgene zij wel aan de verschillende personen hebben willen bedeelen of voornemens zijn uit te reiken, ook opdat niemand

[pagina 534]
[p. 534]

dubbel worde bedeeld, en behoudens de steeds blijvende ondergeschiktheid aan kerkelijk gezag; - voorts, beperking van hunnen werkkring tot hetgene zij uit eigene fondsen en ingezamelde giften kunnen ten uitvoer leggen; en, indien zij niet slechts buiten staat zijn kerkelijke bedeeling te doen, maar zelfs geen diaconie-weeshuis of school meer kunnen onderhouden, alsdan overdragt hunner bezittingen, maar ook dus van geheel den armenlast aan de plaatselijke commissie van armbestuur.

Er zoude namelijk van Staatswege bestaan eene centrale Commissie over het Rijk, en voorts provinciale en plaatselijke Commissiën van Armbestuur.

De Armenwet moet (volgens de 8e stelling, bl. 36) de volgende onderwerpen behandelen: 1o. eenige weinige algemeene beginselen; 2o. het armbestuur van overheidswege; 3o. de kerkelijke en particuliere instellingen van liefdadigheid in hare verhouding tot de openbare armbesturen; 4o. het domicilie van onderstand; 5o. de restitutie van verstrekten onderstand; 6o. de zorg der overheid voor behoeftigen, die tot werken in staat zijn, maar tijdelijk geen werk hebben; 7o. de zorg der overheid voor behoeftigen, die buiten staat zijn door arbeid in hunne eigene behoeften of die van hun gezin te voorzien; 8o. de zorg der overheid voor hulpelooze kinderen; 9o. de zorg der overheid voor de zedelijkheid en het godsdienstig onderwijs der behoeftigen; 10o. strafbepalingen en belooningen; 11o. de bestrijding der uitgaven van de armenverzorging.

In geval van weigering van bedeeling of verschil over bedeeling van Staatswege, kan zich de behoeftige vervoegen bij de plaatselijke Commissie, indien het verschil met eenen wijk- of buurtgecommitteerde bestaat; of bij de Provinciale Commissie, indien de plaatselijke Commissie in onmiddellijke aanraking met den behoeftige is; en hij kan dáár zijne belangen voordragen (bl. 57). - De behoeftige, die in staat zijnde tot den arbeid, niet wil arbeiden, maar de liefdadigheid inroept, mag en moet tot den arbeid worden gedwongen volgens wettelijke voorschriften (bl. 37). - De behoeftige kan zich,

[pagina 535]
[p. 535]

om arbeid of bedeeling te bekomen, bij geen ander openbaar armbestuur aanmelden dan dat zijner woonplaats, gelijk deze is aangewezen bij art. 74 van het Burg. Wetb. (bl. 47.)

Geschillen tusschen de plaatselijke Commissiën van armbestuur over de woonplaats van eenen behoeftige, beslist de provinciale Commissie, indien zij tot dezelfde provincie behooren; zoo niet, de centrale Commissie. Dergelijke geschillen tusschen diakoniën of daarmede gelijkstaande instellingen onderling, of wel tusschen diakoniën of gelijkstaande instellingen en plaatselijke Commissiën, behooren voor den gewonen regter en worden op korten termijn behandeld. (bl. 40.)

Alle onderstand, van overheidswege verstrekt, welke niet de belooning van arbeid is, wordt als een voorschot aangemerkt, waaraan de verpligting tot rentelooze teruggaaf verbonden is, ingeval zij tot eenen onbekrompen staat mogten komen. De burgerlijke regter beslist over de verpligting tot teruggaaf. (bl. 49.) - Ieder openbaar armbestuur en elke instelling van liefdadigheid kan teruggaaf vorderen der kosten, tot ondersteuning van eenen behoeftige aangewend, van zoodanigen zijner bloed- en aanverwanten, als volgens het Burg. Wetb., art. 376 en volg., tot alimentatie verpligt zijn. (bl. 50.) - De Commissie van armbestuur, bij wie zich iemand om arbeid aanmeldt, kan het bewijs vorderen, dat hij wezenlijk behoeftig is. De arbeid, aan behoeftigen te verschaffen, bestaat a. in veldärbeid, b. huiselijken arbeid, c. arbeid in werkhuizen, d. arbeid aan werken voor openbaar nut. (bl. 51.) - Maar het loon, in de werkhuizen te verstrekken, moet blijven beneden het peil, dat in dezelfde plaats en in hetzelfde jaargetijde door arbeid bij particulieren verdiend zou worden. (bl. 54.) - Geene belasting, speciaal ten behoeve der armenverzorging, kan gemeentelijk worden geheven. Legaten aan armbesturen, diakonale of liefdadige inrigtingen zijn vrij van successieregt; schenkingen daaraan dragen geen evenredig regt van registratie. Alle correspondentiën, requesten en stukken over het Armwezen, zijn vrij van port, zegel en registratie. (bl. 66 en 67.)

[pagina 536]
[p. 536]

Ziedaar nu den hoofdïnhoud en de strekking der voorgedragen bepalingen, in welker geest eene wet te zien aangeboden en aangenomen Referent ten hoogste welkom zou wezen.

 

Middelburg, Augustus 1850.
Mr. a.f. sifflé.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Vaderlandsche letteroefeningen


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Alexander François SifflĂ©

  • over H.W. Tydeman

  • over Johan Willem Tydeman

  • over Jan Heemskerk Azn.


datums

  • augustus 1850