Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1869 (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1869
Afbeelding van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1869Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1869

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.59 MB)

XML (3.19 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1869

(1869)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 321]
[p. 321]

Historische bijdragen.

's Gravesande en Voltaire.
Door C.A. van Sypesteyn.

Nadat in de XVIIe eeuw door den genialen Des Cartes aan de beoefening der wis- en natuurkundige wetenschappen een groote uitbreiding was gegeven, en nadat onze beroemde landgenoot Christiaan Huijgens met roem op denzelfden weg was voortgegaan, bragt de groote Newton, twintig jaren na den dood van den eerstgenoemden, door zijn ontdekkingen, een geheele wijziging in de bestaande begrippen.

Aan twee hoogleeraren der Leidsche Hoogeschool, aan Boerhaave en 's Gravesande, vooral aan den laatsten, was het te danken, dat Newton's denkbeelden, niet alleen in Nederland werden verkondigd, maar dat ze ook van daar uit, door geheel Europa werden verbreid en aangekleefd.

Vooral in het buitenland wordt thans nog de nagedachtenis van 's Gravesande in hooge eere gehouden; zijn uitstekende verdiensten worden toch door den vreemdeling nog meer dan door den landgenoot op waren prijs geschat. Welligt is dit te verklaren door de omstandigheid, dat hij met zeer veel vreemde geleerden in naauwe betrekking of briefwisseling heeft gestaan, en dat de hoogeschool te Leiden in die dagen werd bezocht door een groot aantal vreemdelingen, die naar hun vaderland teruggekeerd, te gelijk met de leerstellingen van Newton, hun door 's Gravesande ingeprent, den roem van dezen, hun grooten leermeester, verkondigden.

Tot die leerlingen, van elders naar Leiden bijeen gekomen,

[pagina 322]
[p. 322]

behoorde ook Voltaire, die daaromtrent schreef. ‘Je suis ici dans une ville, où denx simples particuliers, Mr. Boerhaave d'un coté, et Mr. 's Gravesande - nu illustre mathématicien consommé dans tout genre de littérature et qui joint l'esprit à l'érudition, - de l'autre, attirent quatre ou cinq cents étrangersGa naar voetnoot1).’

Eenige bijzonderheden uit het leven van 's Gravesande, ook betreffende zijn verhouding tot Voltaire, zullen welligt niet onwelkom zijn.

 

Willem Jacob 's Gravesande, het onderwerp dezer studie, stamde af van een Delftsch geslacht. Deze eenvoudige opgave, hoezeer volkomen juist, zou, niettemin, zonder nadere toelichting, tot misverstand aanleiding kunnen geven. Het geslacht 's Gravesande toch, in vroegere eeuwen te Delft bekend en gevestigd, telde hem niet onder zijn leden. Zijn eigenlijke naam was dan ook Storm van s'Gravesande. Hoe hij er toe kwam om door verminking, althans door weglating van een gedeelte van zijn naam den schijn te geven, dat hij tot een andere familie behoorde, is tot dus ver een raadsel. Zelfverheffing, trouwens bezwaarlijk aan te nemen bij een man van zoo diepe geleerdheid, gepaard met minzaamheid en eenvoudigheid, kan de reden niet geweest zijn. Het geslacht Storm van 's Gravesande toch had van de 15e eeuw af (sedert 1419) met roem en eer evenzeer zitting gehad in de regering van Delft. Het optreden van zijn grootvader, Laurens Storm van s' Gravesande, als Raad en Schepen te 's Hertogenbosch wordt algemeen toegeschreven aan den invloed van den Stadhouder op de benoeming der regeringsleden in de Generaliteitslanden; meermalen toch werd door dezen op zoodanige wijze de beproefde trouw van een man uit zijn omgeving erkend en benuttigd. Van het weglaten van den naam Storm bestaan overigens in zijn geslacht meer voorbeelden. Zijn bet-overgrootvader, Dirk Storm van 's Gravesande, Schepen en Raad te Delft, die blijkens de wapenkaart van Delft het wapen van Storm van 's Gravesande voerde, deed zich evenzeer alleen 's Gravesande noemen. Ook Cornelis

[pagina 323]
[p. 323]

Storm van 's Gravesande door den Hertog van Alva verbannen met verbeurdverklaring zijner goederen ‘om sig bevonden te hebben als een der voornaemste van de nieuwe godsdienst bij den prinee van Orangien,’ wordt in het perkamenten register der confiscatien van Stalpert van der Wiele genoemd Cornelis Hugo's van 's Gravesande, terwijl zijn zoon Hugo Storm van 's Gravesande, stapelier of munitiëmeester-generaal, ook als Huig Cornelisz van 's Gravesande voorkomt. Een andere tak, die van Hendrik Storm van 's Gravesande, in 1590 Raad en Advokaat-fiskaal ter Admiraliteit te Amsterdam, liet daarentegen de toevoeging van 's Gravesande weg en noemde zich alleen Storm.

 

Willem Jacob 's Gravesande of, gelijk hij werkelijk heette Willem Jacob Storm van 's Gravesande werd den 7den September 1688 geboren te 's Hertogenbosch, waar zijn vader, Dirk Storm van 's Gravesande, Schepen en Raad, Ontvanger-generaal van zekere penningen en Rentmeester der domeinen van den Stadhouder was. Uit diens huwelijk met Anna Josina BlomGa naar voetnoot1), waaruit 8 zoons en 2 dochters werden geborenGa naar voetnoot2), was Willem Jacob het vijfde kind. De oudste zoon, lid der regering van 's Hertogenbosch, was twee maal gehuwd, eerst met Alpheda Louisa van Luchtenburg, daarna met Ernestine Henriëtte van Bronkhorst. Diens descendenten schijnen thans uitgestorven te zijn.

De tweede zoon Ewond Hendrik Storm van 's Gravesande, mede in de regering van 's Hertogenbosch, was gehuwd met

[pagina 324]
[p. 324]

Johanna Charlotta Boijd van Kilmarnock, - van een hoogst aanzienlijk Schotsch geslacht - en is de stamvader van al de thans levende Jonkheeren Storm van 's Gravesande.

Willem Jacob 's GravesandeGa naar voetnoot1) eindelijk, - het 5e kindGa naar voetnoot2), genoot te 's Hertogenbosch een uitnemend goede opvoedingGa naar voetnoot3) en vertrok reeds in 1704, dus op zijn zestiende jaar, met twee zijner broeders naar Leiden, alwaar hij als student in de regtsgeleerdheid aan de Hoogeschool werd ingeschreven.

Men vindt aangeteekend dat de drie broeders denzelfden dag, den 25sten Augustus 1707 werden gepromoveerd tot Meester in de regten, en dat zij zich alle drie te 's Gravenhage als Advocaat lieten inschrijven.

In het eedboek der Advocaten bij het Hof van Holland, aanwezig op het Rijksarchief, vindt men niets van die twee broeders vermeld. Daaruit blijkt echter wel, dat Mr. Willem Jacob 's Gravesande den 25sten October 1707 als te Leiden in de regten gepromoveerd werd toegelaten, en dat hij den 19den Junij 1708 den eed als Advocaat bij het Hof heeft afgelegd.

Ook vindt men nog aangeteekend, dat zijn dissertatie over den zelfmoord, - De Autocheiria - zeer gunstig werd beoordeeld, even als een werkje in 1711 door hem in het licht gegeven over de Perspectief en opgedragen aan den bekenden Jean Bernouilli.

Met eenige vrienden, allen letterkundigen, waaronder vooral Justus van Effen, Sallengre en Prosper Marchand genoemd moeten worden, werd door 's Gravesande een gezelschap opgerigt, dat zich voornamelijk het uitgeven van lettervruchten, meestal op wetenschappelijk gebied, ten doel stelde. In Mei 1713 verscheen het eerste nummer van het Tijdschrift door dat gezelschap uitgegevenGa naar voetnoot4). Dit was het bekende ‘Journal litteraire’, ‘le mieux écrit des journaux composés à l'étranger et l'un des

[pagina 325]
[p. 325]

meilleurs qui existent.’Ga naar voetnoot1) 's Gravesande leverde daarin menigvuldige bijdragen, vooral over wis- en natuurkunde, voor welke wetenschappen hij groote voorliefde had behouden, zoodat hij daarvan een hoofdstudie bleef maken. - In 1715 bragt een onvoorziene gebeurtenis een geheele wijziging in zijn loopbaan. Arent, baron van Wassenaer, heer van Duvenvoorde, beschreven in de Ridderschap van Holland, een merkwaardig man, die zich steeds als beschermer der wetenschappen had doen kennen, werd bij resolutie der Staten-Generaal van 19 December 1714, benoemd tot buitengewoon Ambassadeur van de Republiek, ten einde met den gewonen gezant in Engeland van BorselenGa naar voetnoot2), Koning George I geluk te wenschen met zijn troonsbeklimming, en om tevens een nieuw tractaat van vriendschap te sluiten.

Een aanbieding van - Wassenaer om hem als secretaris op die zending te vergezellen, werd door 's Gravesande dankbaar aangenomen en, nadat Wassenaer van de Staten-Generaal den 21sten Januarij 1715 zijn afscheid had genomen, stak hij met zijn gevolg, waaronder 's Gravesande, den 23sten Februarij 1715 van Brielle in zee met het jagt de Henriëtte. Uit het journaal van die zending, met de gansch niet fraaije, maar toch leesbare hand van 's Gravesande, nog op het Rijksarchief aanwezig, blijkt dat zij den 26sten Februarij te Londen aankwamen en dat de gezanten den 20sten Maart daarop, hun plegtigen intogt in die stad hielden. De opgaaf der volgorde van den stoet der Ambassadeurs, medegedeeld in bijl. I, kan een denkbeeld geven van den kostbaren voet, waarop de gezanten der Republiek in die dagen leefden. Het tractaat met Engeland werd gesloten, en aan den Secretaris 's Gravesande werd opgedragen het naar Nederland over te brengen. Hij vertrok daartoe met zijn knecht den 21sten Februarij 1716, ‘heel vroegh’ uit LondenGa naar voetnoot3) en kwam den 28sten Maart aldaar terug, medebrengende den

[pagina 326]
[p. 326]

last aan van Wassenaer om naar het vaderland terug te keeren, daar de buitengewone zending was volbragt.

Met dien gezant vertrok 's Gravesande den 8sten Mei 1716 uit Londen; zij kwamen den 10den dier maand te Rotterdam terug met hetzelfde jacht ‘Henriëtte’, waarmede ze vertrokken waren. Reeds den 12den Mei leverde Wassenaer het verbaal zijner zending over aan de Staten-Generaal, waarna hij voor de vervulde commissie werd bedankt; hiermede was ook voor 's Gravesande de zaak afgeloopen en daarmede de diplomatieke loopbaan gesloten.

Deze had intusschen het verblijf in Engeland niet weinig benuttigd. Te Londen ontmoette hij de twee zoons van den beroemden Gilbert BurnetGa naar voetnoot1), bisschop van Salisbury, die met hem te Leiden gestudeerd hadden. Zij bragten hem bij hun vader, die bijzonder met hem ingenomen, hem weder aanbeval aan zijn boezemvriend Newton.Ga naar voetnoot2) Die merkwaardige geleerde vatte terstond zeer groote vriendschap op voor den jongen vreemdeling, die spoedig dweepte met Newton's geheel nieuwe, geniale denkbeelden.

Intusschen zette 's Gravesande zich te 's Hage weder aan de regtskundige praktijk, maar dat ging niet van harte en hij was hoogst gelukkig, toen hij in 1717, op dringende voorspraak van zijn beschermer, den baron van Wasseuaer, beroepen werd tot gewoon Hoogleeraar in de wis- en sterrekunde aan de Hoogeschool te Leiden.

Den 22sten Junij 1717, hield hij zijne intree-rede en van dat oogenblik wijdde hij zijn gansche leven aan de beoefening van zijn geliefkoosd vak.

Hij was de eerste die de natuurkunde volgens de denkbeelden van Newton, in een geregelden cursus onderwees en door proeven aanschouwelijk maakteGa naar voetnoot3).

[pagina 327]
[p. 327]

Onder de leerlingen van 's Gravesande die niet het minst tot het verbreiden van zijn roem in Europa hebben bijgedragen, bekleedt Voltaire een eerste plaats.

Arouet de Voltaire, die reeds als letterkundige veel roem verworven, doch ook menige onaangenaamheid ondervonden hadGa naar voetnoot1), hield zich in 1736 met ziju vriendin, de markiezin du Châtelet, op haar landgoed Cireij, in volkomen afzondering van de wereld, nagenoeg uitsluitend met natuurkundige studiën bezigGa naar voetnoot2).

Een werkje getiteld: ‘Élements de la philosophie de Newton’, werd op Cireij geschreven en Voltaire, die reeds veel werken in Nederland had uitgegeven, zou in persoon de uitgaaf bij Etienne Ledet te Amsterdam gaan bezorgen. Vooraf wenschte hij echter nog een tijd lang de lessen van den reeds beroemden 's Gravesande bij te wonen.

‘J'avais esquissé les principes assez faciles de la philosophie de Newton; madame du Châtelet avait sa part à l'ouvrage. Minerve dictait, et j'écrivais. Je suis venu à Leijde travailler à rendre l'ouvrage moins indigne d'elle et de vousGa naar voetnoot3). Je suis venu à Amsterdam le faire imprimer et faire dessiner les planches. Cela durera tout l'hiver.’

Omstreeks de helft van December 1736 kwam hij te Leiden onder den aangenomen naam van de RevolGa naar voetnoot4); hij woonde trouw

[pagina 328]
[p. 328]

de lessen bij van 's GravesandeGa naar voetnoot1) en raadpleegde tevens Boerhaave over zijn gezondheidGa naar voetnoot2).

Beiden worden door hem hemelhoog geprezen.

Intusschen waren de vijanden van Voltaire, inzonderheid Jean Baptiste RousseauGa naar voetnoot3), bezig met het verspreiden van allerlei praatjes omtrent zijn verblijf te Leiden. Zoo had Rousseau in een dagblad geschreven, dat Voltaire uit Frankrijk gejaagd en naar Pruissen gevlugt was; dat hij ook van daar verwijderd, te Leiden was teregt gekomen, ‘pour y prêcher l'athéisme’; ook had hij verspreid, dat Voltaire van de Hooggeschool was gejaagd en dat hij openlijken twist had gehad met 's Gravesande over het bestaan van een God.

Voltaire beklaagt zich bitter over dien laster en lucht zijn hart in menigen briefGa naar voetnoot4).

's Gravesande schijnt nog al overlast te hebben gehad van zijn leerling die zijn werk aan hem had voorgelezen en gaarne had

[pagina 329]
[p. 329]

gezien, dat de uitstekende wiskunstenaar het voor hem omwerkte. Doch de Hoogleeraar had daartoe geen tijdGa naar voetnoot1).

Voltaire had het begin van zijn manuscript gegeven aan Ledet, die den 15den Februarij 1737 het eerste vel daarvan afdrukte, doch die weldra niet verder kon gaan, daar Voltaire op eens, den 26sten Maart 1737, naar Parijs vertrok, op sterken aandrang van Mevr. du Châtelet, die ongeduldig werdGa naar voetnoot2).

In Frankrijk hadden de praatjes door Rousseau verspreid grooten indruk gemaakt en de artikels door Voltaire in de couranten te Amsterdam daartegen geschreven, waren te Parijs geheel onbekend gebleven.

Nu nam hij zijn toevlugt tot 's Gravesande en verzocht dezen dien laster openlijk tegen te spreken. De welwillende man voldeed dadelijk aan dat verzoek door een artikel in de Amsterdamsche courant, doch ook die stem drong niet tot Parijs door, zoodat Voltaire zich nogmaals tot 's Gravesande wendde met het verzoek, om regtstreeks aan den Franschen eersten Minister te schrijven, ten einde dat gerucht op afdoende wijze tegen te spreken.

Die brief en het antwoord van 's Gravesande komen ons belangrijk genoeg voor, om hierbij te worden opgenomenGa naar voetnoot3).

Brief van Voltaire aan 's Gravesande.

‘Vous vous souvenez de l'absurde calomnie que l'on a fait courir dans le monde pendant mon séjour en Hollande. Vous savez si nos prétendues disputes sur le spinosisme et sur les matières de religion ont le moindre fondement. Vous avez été si indigné de ce mensonge, que vous avez daigné le réfu-

[pagina 330]
[p. 330]

ter publiquemént, Mais la calomnie a pénétré jusqu'à la cour de France, et la réfutation n'y est point parvenue. Le mal a des ailes et le bien va à pas de tortue. Vous ne sauriez croire avec quelle noirceur on a écrit et parlé au Cardinal de Fleurij. Vous connaissez, par ouï dire ce que peut le pouvoir arbitraire. Tout mon bien est en France, et je suis dans la nécessité de détruire une imposture que, dans votre pays, je me contenterais de mépriser à votre exemple.

Souffrez donc, mon aimable et respectable philosophe, que je vous supplie très-instamment de m'aider à faire connaitre la vérité. Je n'ai pas écrit encore au Cardinal pour me justifier. C'est une posture trop humiliante que celle d'un homme qui fait son apologie. Mais c'est un beau rôle que de prendre en main la défense d'un homme innocent. Ce rôle est digne de vons, et je vous le propose comme à un homme qui a un coeur digne de son esprit.

Il y a deux partis à prendre; ou celui de faire parler M. votre frère à M. de FénélonGa naar voetnoot1) et d'exiger de M. de Fénélon qu'il écrive en conformité au Cardinal, ou celui d'écrire vous-même. Je trouverais ce dernier parti plus prompt, plus efficace et plus digne d'un homme comme vous. Deux mots et votre nom feraient beaucoup, je vous en réponds: il ne s'agirait que de dire au Cardinal que l'équité seule vous force à l'instruire que le bruit que mes ennemis ont fait courir est sans fondement, et que ma conduite en Hollande a confondu leurs calomnies. Soyez sûr que le Cardinal vous repondra, et qu'il en croira à un homme accoutumé à dire la verité. Je vous remercie et me souvieudrai toujours de celles que vous m'avez enseignées. Je n'ai qu'un regret, c'est de ne plus en apprendre sous vous. Je vous lis au moins, ne pouvant plus vous entendre. L'amour de la vérité m'avait conduit à Leyde; l'amitié seule m'en a arraché. En quelque lieu que je sois, je conserverai pour vous le plus tendre attachement et la plus parfaite estime.’

[pagina 331]
[p. 331]

Daarop antwoordde 's Gravesande het volgende:

 

‘Je voudrais de tout mon coeur, mon cher monsieur, vous être utile dans l'affaire que vous m' écrivez; vous savez dans quels termes je me suis exprimé sur la calomnie qu'on a fait courir que nous étions brouillés. Je suis toujours prêt à déclarer que notre querelle est aussi fausse que le fondement qu'on a jugé à propos de lui donner; je ne me suis pas opposé que ma déclaration fût mise dans les gazettes: ce qui a été fait dans la gazette d'Amsterdam d'une maniere si obscure, que personne n'y a rien compris. Si je puis faire quelque chose de plus pour faire cesser ce bruit que je croyais cessé, mais qui ne l'est pas tout à fait, à ce que je vois par votre lettre, je suis prêt; mais, mon cher monsieur, je trouve des difficultés aux deux partis que vous proposez.

1o. M. de Fénelon est à Paris, et, quand il serait ici, je ne sais s'il faudrait s'adresser à lui; je ne le crois pas, sans quoi je ne ferais point de difficulté de lui parler à son retour, car on dit que son absence ne sera pas longue;

2o. Pour ce qui regarde d'écrire au premier Ministre en droiture, comme vous me le proposez, je ne me crois pas un personnage assez considérable pour cela. Si Son Eminence a jamais ouï prononcer mon nom, ce sera qu'on m'aura nommé en parlant de vous; ainsi, permettez moi de ne point me donner des airs qui ne me conviennent pas. Vous savez combien je vis isolé à l'égard des études, sans aucun commerce avec des gens de lettres, travaillant à être utile dans le poste où je me trouve, et cherchant à passer agréablement le peu de temps qui me reste, ce que je regarde comme plus utile que si je me tûais le corps et l'âme pour être plus connu.

Quand on peut vivre de cette manière, il faut que tout y réponde et ne pas faire l'important.

Je ne dois pas supposer que des gens, qni ne doivent pas avoir lu ce que j'ai pu imprimer, sachent qu'il y à Leyde un homme dont le nom commence par une apostrophe.

Je conclus que, si j'écris à monseigneur le Cardinal, ce doit être sur le pied d'un homme tout à fait inconnu, et comme lui pourrait écrire un jardinier; et, dans ce sens, je ne vois

[pagina 332]
[p. 332]

pas par où débúter; je ne connais point l'air du bureauGa naar voetnoot1); et, en écrivant, je m'exposerais à jouer un personnage très-ridicule, sans vous être d'aucune utilité. Je vous dis naturellement comment j'envisage la chose; trouvez quelque route praticable, et je ne vous manquerai pas. La plus naturelle, il me semble, serait que vous fissiez parler directement à Son Eminence par quelqu'un qui pourrait lui faire voir un témoignage que je vous aurais envoyé, ou bien que quelqu'un de vos amis en France me demandât, par une lettre, des éclaircissements sur ce bruit, et pût mettre ma réponse entre les mains du Cardinal.’

 

Het antwoord van 's Gravesande, door Voltaire aan den Hertog van Richelieu ter hand gesteld, werd door dezen medegedeeld aan den Kardinaal van Fleury en den Minister Maurepas. Het schijnt, dat de inlichtingen voldoende en de praatjes hiermede uit waren.

 

Ledet, die met de uitgaaf van Voltaire's werk, niet kon voortgaan, beklaagde zich zeer en schreef steeds om het vervolg van het manuscript. Voltaire bevreesd, dat men hem, in verband met de beschuldiging van atheisme, die uitgaaf in Frankrijk ten kwade zou duiden, hield hem met fraaie woorden op, onder voorwendsel, dat het manuscript was onderworpen aan de Fransche censuur, die het niet terug wilde gevenGa naar voetnoot2).

Eindelijk verloor Ledet zijn geduld en droeg aan een Hollandschen wiskunstenaar op om een vervolg te schrijven op het werk van Voltaire, dat op die wijze werd afgedrukt; in April 1738 verscheen bij hem het geheele geschrift onder den titel van: ‘Élements de la philosophie de Newton, mise à la portée de tout le monde, par Mr. de Voltaire.’ Allertreurigst was

[pagina 333]
[p. 333]

de indruk welke dat werk maakte, daar toch het tweede gedeelte volstrekt niet met het eerste overeenkwam; van alle zijden viel ongunstige beoordeeling daaraan ten deelGa naar voetnoot1).

Ook 's Gravesande sprak niet gunstig over die lettervrucht van zijn leerling, en dat aan het oordeel van den Leidschen Hoogleeraar, ook aan het hof van den Prins van Oranje veel waarde werd gehecht, blijkt uit een brief aan Voltaire den 6den Augustus 1738 geschreven van het Loo, door Frederik, Kroonprins van Pruissen:

‘Je vous écris d'un endroit où résidait jadis un grand homme, et qu' habite maintenant le prince d'Orange. Le démon de l'ambition verse sur ses jours ses malheurenx poisons. Ce prince,Ga naar voetnoot2) qui pourrait être le plus fortuné des hommes, est dévoré de chagrins dans son beau palais, au milieu de ses jardins, et d'une cour brillante. C'est dommage en vérité, car ce prince a d'ailleurs infiniment d'esprit, et des qualités respectables. J'ai beaucoup parlé de Newton avec la princesse; de Newton nous avous passé à Leibnitz, et de Leibnitz à la feue reine d'Angleterre, qui, suivant ce que m'a dit le prince, était du sentiment de Clarke.

J'ai appris à cette cour que 's Gravesande n'avait point parlé de votre traduction de Newton de la manière dont je l'aurais souhaité. Mon Dieu! les sentiments du coeur ne seront-ils donc jamais unis avec la grandeur, la richesse, l'esprit et les sciences?’

Voltaire trok daarop echter partij voor 's Gravesande en antwoordde:

‘Je n'en suis pas surpris. Les libraires ou Corsaires Hollandais, impatients de débiter cet ouvrage, se sont avisés de faire brocher les deux derniers chapitres par un métaphijsicien Hollandais, qui s'est avisé de contredire les sentiments de Mr. 's Gravesande dans les deux chapitres postiches.

[pagina 334]
[p. 334]

D'ailleurs le livre est imprimé avec cent fautes ridicules.’Ga naar voetnoot1)

Voltaire, die dan ook herhaaldelijk openlijk de onvolledigheid van die uitgaaf erkende, werkte het boekje geheel om, en gaf in 1740 te Parijs een verbeterden en gewijzigden druk uit, die wel iets beter was, doch hem nimmer den roem van groot wiskunstenaar heeft doen verwerven.

's Gravesande bleef met Voltaire zeer vriendschappelijk omgaan, en toen de laatste in 1740 eenige maanden in 's Gravenhage doorbragt, trachtte hij 's Gravesande en Musschenbroek door allerlei beloften van hooge bezoldiging, eer en aanzien over te halen, in Pruissische dienst over te gaan.

Alle pogingen waren echter vruchteloos; beiden bleven het stille en eenvoudige leven te Leiden verkiezen boven dat in het voor hen onbekende Berlijn. Maar niet alleen de Koning van Pruissen, die later nog door Jordan nieuwe aanbiedingen aan 's Gravesande liet doen, maar ook andere Vorsten wenschten den beroemden man aan zich te verbinden. Zoo had o.a. Czar Peter de Groote reeds in 1724, bij het oprigten der Akademie te St. Petersburg vruchteloos pogingen doen aanwenden, om hem over te halen zich in zijn rijk te vestigen.

De Landgraaf van Hessen-Kassel, een groot beoefenaar der wijsbegeerte en der natuurkunde, beroemde er zich op zulk een groote vriend van 's Gravesande te zijn, dat deze wel meestal zijn vacantien bij hem wilde komen doorbrengen en de eenvoudige Leidsche geleerde ontving van alle zijden bewijzen van bewondering en hoogachting.

Over zijn letterkundige en wetenschappelijke verdiensten zullen wij thans niet uitweiden.

In de Fransche ‘Academie des sciences morales et politiques,’ werd daaraanGa naar voetnoot2) een welverdiende hulde gebragt en naar dat zeer volledig verslag moge hier worden verwezen.

[pagina 335]
[p. 335]

In de laatste jaren zijns levens trof 's Gravesande een onherstelbare ramp.

Uit een gelukkig huwelijk, den 15en October 1720 gesloten met Anna Sacrelaire, waren twee zoons geboren,Ga naar voetnoot1) die veelbelovend als zij waren, de trots der ouders uitmaakten.

In weinige dagen verloor hij beide kinderen in Mei 1739.

Aandoenlijk is het te lezen hoe de jongste zoon, door een zware ziekte aangegrepen den vierden dag aan de bedroefde ouders ontviel, op dertienjarigen leeftijd en op het oogenblik dat de oudste, veelbelovende knaap door dezelfde ziekte aangetast, reeds zorg verwekte; hoe de vader van de begrafenis van den reeds overleden zoon terugkeerende, het eenig overgebleven kind in hopeloozen toestand terug vond.Ga naar voetnoot2)

Eenige dagen later vergezelde de vader ook dien laatsten zoon naar het graf en geeu wonder, dat men vindt aangeteekend, dat zijn krachten bezweken onder het leed, en dat hij niet lang meer den roem en het sieraad der wetenschap mogt uitmaken.

Niet zeer lang daarna, den 28sten Februarij 1742 stierf Willem Jacob 's Gravesande, na een ziekte van weinige dagen.

 

Het is zeer opmerkelijk, dat het laatste berigt omtrent de werkzaamheden van 's Gravesande, door ons werd aangetroffen in een brief van Voltaire, den man wiens naam wij in den titel van dit opstel naast dien van den Hollandschen geleerde opnamen.

Den 1sten Junij 1741, en dus eenige maanden voor 's Gravesande's dood, schreef Voltaire uit Cirey aan dezen een zeer langen brief over wijsgeerige onderwerpen, voornamelijk handelende over de theorien van Pascal.

Die briefGa naar voetnoot3) vangt aan met een dankbetuiging en een vleijende beoordeeling van 's Gravesande's verdiensten:

[pagina 336]
[p. 336]

‘Je vous remercie, Monsieur, de la figure que vous avez bien voulu m'envoyer de la machine, dont vous vous servez pour fixer l'image du soleil. J'en ferai faire une sur votre dessin, et je serai délivré d'un grand embarras; car moi, qui suis fort maladroit, j'ai toutes les peines du monde dans ma chambre obscure avec mes miroirs. A mesure que le soleil avance, les couleurs s'en vont, et ressemblent aux affaires de ce monde, qui ne sont pas un moment de suite dans la même situation. J'appelle votre machine sta, sol. Depuis Josué, personne, avant vous, n'avait arrêté le soleil,’

Het slot van den brief, ‘vous savez combien mon coeur est sensible à votre estime et à votre amitié,’ was zeker welgemeend en geeft uitnemend goed den indruk terug, welken de welwillende, uitstekend bekwame en geleerde, doch hoogst eenvoudige 's Gravesande uitoefende op ieder, met wien hij in aanraking kwam.

 

C.A. van Sypesteyn.

[pagina 337]
[p. 337]

Bijlage I. Ordere van d' intreede.

32 kneghs.
13 van den hr. van Duvenvoirde,
12 van de hr. van Borsele,
1 van de hr. van Katwijck,Ga naar voetnoot1)
1 van de hr. van der Goes,
1 van de hr. van Leefdal,
1 van de hr. van Vredenburgh,
1 van de hr. Nescher.
1 van de hr. 's Gravesande,
1 van de hr. Hontsteijn.
Alle kneghs zullen gaan twee aan twee, door de stalmeester te schicken, de kleijnste de voortste, sonder te sien aan wien hooren.
De stalmeester te paart,
8 pages te paart.
De groote koets van staat getrocken met acht paarden leedigh (voor de twee ambassadeurs),
Een koets van viere met acht paarden, en daar in de heeren l'Hermitage, van Catwijck, van Slingelandt, van der Goes.
Tweede koets van viere, met acht paarden en daarin de heeren Leefdaal, Vreedenburgh en Nescher.
Eerste koets van twee, met acht paarden en daarin de heeren Bosheijde en 's Gravesande.
Tweede koets van twee, met ses paarden, en daarin de heeren Pesters en La RaijGa naar voetnoot2).
Eerste koets van de Lords en daarin de heeren BertinGa naar voetnoot3) en van Effen.

 

Soo der eenige verdere heeren zijn die d'entreé bijwonen alsmede de Stewards, deselve zullen zitten twee aan twee in de volgende koetsen van de Lords.

(Deze nota is van de hand van 's Gravesande.)

[pagina 338]
[p. 338]

Bijlage II. Specificatie van reijscosten en verteeringen van Willem Jacob 's Gravesande door de heeren ext. Ambassadeurs van den Staat in Engeland, naar den Haagh overgesonde, met het tractaat tot vernieuwingh van voorige tractaten en Alliantien tusschen den koningh Gr. Bretagne en Haar Ho. Mo. geslooten op den 17 Febr. 1716.

Voor coetshuur tot Londen van Westminster naar het posthuis soo ter occasie van 't huuren van postpaarden als van het vertreck is betaalt Holl. geldt 4 - 8 -
Huur van postpaarden tussche Londen en Harwich 33-16-8
Voor passagie van den declarant en sijn knegt in de pacquetboot is betaelt 25- -
Huur van een schuijtje om aan de pacquetboot te koomen en dragen van het goedt 1-13-
Aan wagen- en schuijtehuur misgaders dragen van het goedt tusche Hellevoetsluys en den Haagh is betaalt 23-12-
Bij de terughreijs naar Londen is tusschen den Haagh en Hellevoetsluijs aan wagen- en schuijtehuur misgaders dragen van het goedt betaalt 12-14-
Voor passagie van Hellevoet naar Londen is aan de Capteijn van de sloep betaalt 28- -
De voorz sloep op 't sandt sijnde geraakt is aan schuijtehuur tussche de mondt van de rivier en Londen betaalt 8- -
Komt nogh voor verteeringh zeedert den 21 Febr. dat den declarant uijt Londen is vertrocken tot den 28sten Maart daaraan volgende dat in de voors. stadt wederom is geariveert, sijnde ses en dertigh dagen, tegen vier gulden daaghs en eene gl. tien st. voor de kneght 198- -
  _____
  ƒ 335- 6-

voetnoot1)
Brief uit Leiden in december 1736 geschreven aan den Kroonprins van Pruissen.
voetnoot1)
Zij was een dochter van Nicolaas Blom en van Cornelia de Bastijnck, wier vader was de beroemde Jeremias de Bastijnck, gezegd Bastingius, Hoogleeraar in de godgeleerdheid te Leiden.
voetnoot2)
Laurens Storm van 's Gravesande tr. Johanna van Heurn,
1 zoon. Dirk Storm van 's Gravesande tr. Anna Josina Blom;

illustratie


De moeder van Dirk Storm van S.G., Johanna van Heurn, was de dochter van den geleerden Otto Heurnius, Hoogleeraar in de medicijnen te Leiden.
voetnoot1)
Het weglaten van den familienaam Storm geeft steeds aanleiding tot misverstand. De voorafgaande uitweiding kwam daarom noodig voor.
voetnoot2)
Al de overige kinderen van Dirk en van Anna Josina Blom overleden jong of ongehuwd. Alleen de oudste dochter was gehuwd met Mr. Evert Tulleken, Griffier van 's Hertogenbosch.
voetnoot3)
Zijn meester in de wiskunde aldaar, zekere Tourton, wees toen reeds op zijn bijzonderen aanleg voor wiskundige studiën.
voetnoot4)
‘Une societé de jeunes gens tous distingués par leur génie et leur savoir, et étroitement unis par les liens de l'estime et de l'amitié.’
voetnoot1)
‘L'abbé Desfontaines.’ Zie E. Hatin, ‘Les Gazettes de Hollande,’ bl. 214; vooral ook ‘Dictionnaire Historique,’ par Prosper Marchand. Het Journal littéraire werd uitgegeven bij J. Johnson van 1713-1722. Later hervat bij Gosse en Neaulme van 1729-1736.
voetnoot2)
Philip Jacob van Borselen van der Hooge, heer van Voorhouten enz. Hij was reeds sedert eenige jaren in Engeland.
voetnoot3)
In bijl. II vindt men een opgaaf der reiskosten, gedeclareerd doo 's Gravesande, welke met vele nota's en rekeningen van zijn hand op het Rijksarchief berust. Als Secretaris genoot hij ƒ 60, - 's maands.
voetnoot1)
Die beroemde man, van een hoogst aanzienlijk geslacht, was geboren te Edimburg 18 September 1643. In 1685 kwam hij te 's Gravenhage wonen, alwaar hij tot Raad van den Prins van Oranje werd aangesteld. In 1689 benoemd tot bisschop van Salisbury, overleed hij 17 Mei 1715.
voetnoot2)
Ook Newton behoorde tot een zeer oud adellijk geslacht. Hij werd geboren in December 1642 en overleed 20 Maart 1727. Hij was van af 1703 Voorzitter der Royal Society, van welke 's Gravesande in 1715 tot lid werd benoemd.
voetnoot3)
Als zijn meest beroemde werk wordt genoemd. ‘Inleiding tot de Newtouiaansche natuurkunde’, voor het eerst in 1720, en later in verschillenden vorm nog herhaaldelijk uitgegeven. Het werd ook in vreemde talen overgezet en maakte vooral in Engeland grooten opgang. In 1734 was hij te Leiden ook aangesteld tot Hoogleeraar in de wijsbegeerte.
voetnoot1)
Vooral de ‘Heuriade’, toen als ‘la Ligue’ uitgegeven, berokkende hem menige vervolging, welke hij op Cireij ontliep. Reeds eenige malen had hij met de Bastille kennis gemaakt.
voetnoot2)
Zeer uitvoerige mededeelingen omtrent de gezamenlijke studiën van Mad. du Châtelet en Voltaire in de philosophie van Newton, vindt men in de opstellen van Edgar Saveneij, getiteld, ‘Histoire des Sciences’, Revue des deux mondes. Januarij 1869. Bij een langdurig verblijf in Engeland had Voltaire aldaar de nieuwe denkbeelden van Newton leeren keunen.
voetnoot3)
Brief van Voltaire aan Frederik, Kroonprins van Pruissen uit Amsterdam; 18 Februarij 1737.
voetnoot4)
Hij had gehoopt daardoor onopgemerkt te blijven en lastige bezoeken te ontloopen. Toen hij bemerkte, dat dit niets hielp, liet hij de naangenomen naam varen.
voetnoot1)
‘Je passe ma vie à voir des expériences de physique et mes recréations sont ici de corriger mes ouvrages de belles lettres; et mon occupation serieuse d'étudier Newton et de tacher de réduire ce géant lá à la mesure des nains mes confrères.’ Brief van Voltaire aan Thiériot. Leiden 4 Febr. 1737.
voetnoot2)
‘Je croís que la conversation du fameux Mr. 's Gravesande pourra vous êtrc fort agréable. Il doit posséder la philosophie de Newton dans la dernière perfection. Mr. Boerhaave ne vous sera pas d'un moindre secours pour le consulter sur l'état de votre santé.’ Frederik v. Pr. aan Voltaire; Januarij 1737.
voetnoot3)
De dichter Rousseau, de aartsvijand van Voltaire woonde te Brussel, doch kwam dikwijls te 's Hage.
Voltaire schrijft, ‘Rousseau communie, il calomnie, il ennuie; n'en par lons plus.’
voetnoot4)
‘Il se fait ici, parmi quelques malheureux refugiés un commerce de scandales et de mensonges à la main, qu'ils débitent chaque semaine dans tout le Nord pour de l'argent. On paie deux, trois cents, quatre cents florins par an à des nouvellistes obscurs de Paris, qui griffonuent toutes les infamies imaginables, qui forgent des histoires auxquelles les regrattiers de Hollande ajoutent encore; et tout eela s'en va réjouir les cours de l'Allemagne et de la Russie. Ces messieurs là sont une engeanceà étouffer.’ Dit gold vooral zekeren J.B. La Varenne, ‘un moine défroqué, chassé de la Haije, caché à Amsterdam,’ die aldaar een blaauw boekje ‘le glaneur,’ uitgaf en die in verstandhouding was met J.B. Rousseau. Voltaire aan Thieriot. Amsterdam 28 Januarij 1737.
voetnoot1)
‘Le savant Hollandais, tout en admirant la facilité et l'élégance avec lesquelles Voltaire avait traité ces matiéres, ne put lui prêter le seconrs que celui ci désirait’..
De Gérando. ‘Biographie universelle’.
voetnoot2)
Den 14den Februarij had Voltaire nog uit Leiden geschreven: ‘Je pars incessamment pour achever à Cambridge, mon petit cours de Newtonisme. J'en reviendrai an mois de Juin.’
voetnoot3)
De brief van Voltaire komt voor in zijn werken: ‘Oeuvres de Voltaire Edition Benchot’, deel LII bl. 422.
Het antwoord van 's Gravesande is daarin niet te vinden, doch het wordt medegedeeld in ‘Mémoire sur la vie etc. de 's Gravesande, par M.C. Mallet.’ Paris. 1859. - bl. 17.

voetnoot1)
Gabriel Jacques de Saliguae, markies van Fénélon, een neef van den beroemden Aartsbisschop van Kamerijk, was lnitenant-generaal in Fransche dienst. In 1725 werd hij benoemd tot gezant te 's Hage en in 1733 tot Staatsraad. Hij sneuvelde door een kanonskogel in den slag van Rocoux, den 11en Oct. 1746.
voetnoot1)
Deze zinsnede is wel een bewijs, dat 's Gravesande, de voormalige Secretaris van ambassade, van alle bemoeijing met diplomatieke zaken had afgezien.
voetnoot2)
‘J'ai suspendu la publication en Hollande. Je la suspends encore. Les libraires. (qui se sont trouvés par hasard d'honnêtes gens) ont bien voulu différer par amitié pour moi.’ Zulke taal was ongewoon bij Voltaire, die de Hollandsche boekverkoopers, veelal voor ‘fripons’ uitmaakte. In December 1737 schreef hij nog, ‘Ledet, que j'affectionne et qui est très honnête homme.’
Eenige maanden later liet hij zich geheel anders uit.
voetnoot1)
Een grappenmaker zeide dat in den titel een drukfout was ingeslopen, door eene é te veel in ‘porteé’, zoodat het moest luiden, ‘mise à la porte de tout le monde’.
voetnoot2)
Willem Karel Hendrik Friso, Prins van Oranje, toeu Stadhouder van Friesland, Groningen, Gelderland en Drenthe, in 1747 Stadhouder, in 1748 Erfstadhouder van al de Vereenigde Provinciën. Hij was in 1734 gehuwd met Prinses Anna van Engeland. Frederik de Groote noemt hem in andere brieven ‘la tortue de Breda.’
Met ‘Un grand homme’ wordt blijkbaar bedoeld Koning Willem III van Engeland.
voetnoot1)
Frederik antwoordde hem den 30en September 1738 o.a. het volgende: ‘De la maniere dont vous m'expliquez le négoce des libraires de Hollande, il n'est pas étounant que 's Gravesande se soit gendarmé contre votre traduction.’
voetnoot2)
In de zittingen dier ‘academie’ van 30 Mei, 20 en 27 Junij 1857 door den heer M.C. Mallet, wiens ‘mémoire sur la vie et les écrits philosophiques de 's Gravesande,’ in 1858 uitgegeven, reeds op bl. 329 door ons werd vermeld.
voetnoot1)
Dirk geb. 1724, st. 22 Mei 1739. Jacob Willem geb. 1725, st. 18 Mei 1739.
voetnoot2)
Zie o.a. ‘Verslag van 't leven en de werken van 's Gravesande,’ in de Algemeene Nederlandsche Letteroefeningen, Deel VII. Mengelw. No. 6 Het beste levensberigt van 's Gravesande is gegeven door zijn boezemvriend Prosper Marchand, in de ‘Dictionuaire historique.’
voetnoot3)
Zie ‘Oeuvres de Voltaire Ed. Beuchct,’ Deel LIV, bl. 348 en volg.

voetnoot1)
Dit waren toen zoogenaamde edellieden; men zou thans zeggen attachés. Jacob van Wassenaer, de vader van den Ambassadeur, was gehuwd met Jacoba baronnes van Lier; Willem, baron van Lier, heer van de Katwijken was daarentegen gchuwd met een zuster van den Ambassadeur.
Waarschijnlijk was deze heer van Katwijk diens oudste zoon, Willem Johan die in 1720 trouwde en in 1735 zonder kinderen overleed.
voetnoot2)
De Larreij.
voetnoot3)
De heer Bertin was hofmeester der ambassade en genoot ƒ 60 's maands, terwijl de bekende Justus van Effen als klerk, maar ƒ 30 's maands trok.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Vaderlandsche letteroefeningen


Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Cornelis Ascanius van Sypesteyn

  • over François-Marie Arouet Voltaire

  • over Willem Jacob 's Gravesande