Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van zeden (1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van zeden
Afbeelding van Van zedenToon afbeelding van titelpagina van Van zeden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.00 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.48 MB)

tekstbestand






Editeur

W.H.D. Suringar



Genre

poëzie

Subgenre

leerdicht


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van zeden

(1892)–Anoniem Van Zeden–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Een tweede Middelnederlandsch zedekundig leerdicht


Vorige Volgende
[pagina IV]
[p. IV]
Merkwaardig, hoe bijna iedere vondst van overblijfselen der oude poëzie onze taalkunde met nieuwe bijdragen verrijkt. Ook hier vinden wij een aantal woorden, die tot dusverre nog niet, of slechts eene enkele maal waren voorgekomen.

M. De Vries, Inleiding op Van den Borchgrave van Couchi, bl. 35.
[pagina V]
[p. V]

[Woord vooraf]

Behalve het Zedekundig Leerdicht, dat onder den naam van Die Bouc van Seden in het vorig jaar door mij werd uitgegeven na Kausler's uitgaaf volgens het Comburger Handschrift hier en daar verbeterd en toegelicht, is onlangs in datzelfde Hs. een tweede leerdicht van gelijke strekking, dat nog niet in druk verschenen was, toevallig door een onzer landgenooten ontdekt geworden. Aan mijne aandacht toch - ‘ic moets lien, al eest scande’ mag ik wel zeggen - was het volkomen ontgaan, toen ik dat Hs. voor mijne uitgaaf van genoemd geschrift collationneerde; wat te lichter heeft kunnen gebeuren, dewijl ik in het denkbeeld verkeerde, dat alle de gedichten van dat Hs. reeds waren afgedrukt in de Denkmäler en ik het alzoo overtollig mocht rekenen mij, buiten hetgeen ik noodig had, verder om den overigen inhoud te bekommeren. Doch omzichtiger, dan ik geweest ben, handelde de heer Dr. F.A. Stoett, Leeraar aan het Gymnasium te Amsterdam, die in het laatst verloopen jaar, na zijn doel bereikt te hebben, waartoe het Hs. hem tijdelijk was afgestaan, bij verder onderzoek het geluk had een onuitgegeven gedicht van 528 verzen te ontdekken, waarvan hij, vernomen hebbende welken arbeid ik destijds onder handen had, de goedheid gehad heeft mij niet slechts kennis te geven, maar ook een met zorg door hem vervaardigd Afschrift aan te bieden om het desverkiezende als een Appendix te plaatsen achter Die Bouc van Seden, waartoe het gevondene toch, oppervlakkig bekeken, wel scheen te behooren. Wat dit ‘daartoe behooren’ betreft, kon ik na het ontvangen van het Afschrift, dat mij niet weinig in verrukking brengen mocht, reeds spoedig verklaren, dat die verzen niet mogen beschouwd worden als fragmenten van eenig ander dichtstuk, maar een op zichzelf staand Leerdicht uitmaken, dat slechts in zooverre tot het ge-

[pagina VI]
[p. VI]

noemde behoort, als daarin hetzelfde onderwerp nagenoeg op denzelfden trant behandeld wordt.

Mocht ik alzoo niet kunnen besluiten dit gedicht louter als bijvoegsel te laten afdrukken achter het bijna gereed liggende - het laatste blad toch was in correctie - veel liever wilde ik het afzonderlijk uitgeven en de taak op mij nemen om het, zooals het wel noodig scheen, hier en daar te verbeteren en toe te lichten; ofschoon ik laatstelijk, om mijnen ver gevorderden leeftijd, bijna reeds afscheid genomen had van het uitgeven.

Daar nu Dr. Stoett zich wel kon vereenigen met zoodanig voornemen van mij, ben ik in de gelegenheid gesteld geworden, niet slechts voor de studie van de Middelnederlandsche taal een juweeltje aan het licht te brengen, dat zonder zijne ontdekking wellicht nog lang in het duister zou gebleven zijn; maar ook voor mij zelven, in de bearbeiding daarvan, eene voor mijnen toestand heilzame bezigheid te vinden, waarvan ik, zoo al geen volkomen troost, toch eene gewenschte afleiding verwachten mocht in het verduren der treurige weder-waardigheid, die mij intusschen getroffen heeft. Met de meeste oprechtheid des harten alzoo zij mijn innige dank aan hem toegebracht, door wiens vrijgevige handelwijze mij die dubbele gelegenheid geschonken werd.

Volgaarne voeg ik daarbij, dat ik, vooral bij de vervaardiging van het Glossarium, mij menig oogenblik verheugd heb over de onverwachts gevondene aanleiding om nog het een en ander aan 't licht te brengen van 't geen in vroeger tijd af en toe in portefeuilles was neergelegd. Doch, indien dit gedeelte van mijnen arbeid door deskundigen mocht bevonden worden niet zonder verdienste te wezen, dan mag ik niet verzwijgen, dat de eer daarvan gedeeltelijk toekomt aan mijne jongere vrienden, de heeren Dr. S.G. De Vries en Dr. Stoett, die mij behulpzaam geweest zijn in het verbeteren der drukproeven en mij daarbij menigen goeden wenk gegeven hebben, waarvoor ik grooten dank verschuldigd ben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken