Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1891 (1891)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1891
Afbeelding van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1891Toon afbeelding van titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1891

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.82 MB)

Scans (26.12 MB)

XML (0.75 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1891

(1891)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 129]
[p. 129]

Biographische Sprokkelingen door den heer Jan Broeckaert.

In de laatste zitting der Commissie van Geschiedenis en Bibliographie deelde ons achtbaar medelid de heer Génard een aantal bijzonderheden mede, getrokken uit de stadsrekeningen van Antwerpen en betreffende de hulpgelden, waarmede verscheidene Vlaamsche schrijvers der XVIe en XVIIe eeuw door de schepenen der Scheldestad begiftigd werden. Deze mededeeling, hoofdzakelijk gedaan met het oog op de aanstaande uitgave van de Biographie der Zuidnederlandsche schrijvers, werd door alwie in de geschiedenis onzer letterkunde belang stelt, met genoegen onthaald. Zij levert het bewijs op dat het Antwerpsche magistraat de studie der vaderlandsche letteren wist te begunstigen en aan te moedigen, en onder dit opzicht mochten vele onzer hedendaagsche gemeentebesturen, die in de meening verkeeren dat zij slechts de stoffelijke belangen hunner onderhoorigen hebben te behertigen, er eene les aan nemen.

Gevolg gevende aan den wensch, bij gemelde mededeeling gedaan door den bestendigen Secretaris der Academie, dat dergelijke opzoekingen in het archief onzer andere Vlaamsche steden zouden ondernomen worden, hebben wij ons de moeite gegeven de rekeningen der stad Dendermonde uit te pluizen,

[pagina 130]
[p. 130]

en, alhoewel onze oogst niet zoo rijk is als die des heeren Génard, zijn wij er in gelukt op onze beurt eenige aanteekeningen te verzamelen, welke wij de eer hebben der Koninklijke Vlaamsche Academie aan te bieden.

De aanmoediging der letteroefenaren begon te Dendermonde, gelijk in de andere Vlaamsche steden, met het ondersteunen der rederijkers. Deze waren er in drie gilden vereenigd, met name de Leeuwerckenaers, onder zinspreuk: Spero lucem; de Rosiers, voor leuze voerende Deught ist motyf, en de St.-Rochusgezellen of Distelieren. Zij bestonden reeds in de XVe eeuw en werden door de wethouders even mild als elders ondersteund en beschermd. Het volgende uittreksel der rekening van 1581-1582 moge, onder meer andere, daarvan ten bewijze strekken:

‘Betaelt deken ende ghezworenen vande rethorycke camere vander leeuwercke in consideratie van den wyn die zy jaerlicx vander stede plegen tontfangen, ooc tot hulpe vanden oncost by hemlieden gesupporteert int uytgeven van heurlieder prysen tot verweckinge vander conste van rethorica. iii L. gr.’

Een der meest geliefkoosde tooneelspelen van de Roziers was de Verwoesting van Hierusalem, van welk stuk, het eerst door hen opgevoerd in 1477, drie eeuwen later bij de weduwe Jan-Jacob Ducaju, boekdrukster te Dendermonde, eene omgewerkte uitgave verscheen, onder den titel: De Verwoesting van Jerusalem (door Christus voor-

[pagina 131]
[p. 131]

zeyd) onder den bloeddorstigen tyran Nero, Vespasianus en Titus, Keyzers van Roomen.

Voor iedere vertooning van dit stuk, gelijk voor de meeste andere, waaronder de Legende van Ste Dorothea (1551), de Crusinghe van Onsen Zalichmaker (1600), de Arcke des Verbonts, St. Jans-Onthoofding (1603), Ons Liefs Heeren Hemelvaert (1632) enz., ontvingen de Dendermondsche rederijkers eene milde toelage uit de stadskas, welke slechts gesloten bleef in de eerste helft der verledene eeuw, toen de drukkende lasten van allen aard, waarmede de stad, ten gevolge van den oorlog, getroffen was, het bestuur noodzaakte alle geldelijke hulp aan de gilden af te schaffen.

De zedelijke ondersteuning van het magistraat bleef onzen gezellen evenwel niet onthouden. Dit blijkt namelijk uit de opdracht aan de gemeentelijke wethouders van een groot getal tooneelspelen der XVIIIe eeuw, gelijkmede uit de omstandigheid dat baljuw, burgemeester en schepenen, niet zelden ook de geestelijkheid, er eene eer in stelden de vertooningen door hunne tegenwoordigheid op te luisteren.

Dit gezegd, laten wij hier onze aanteekeningen volgen, bewijzende dat het Dendermondsche magistraat, waar het de begunstiging onzer schrijvers gold, evenmin als dat van Antwerpen en Gent, ten achter bleef.

[pagina 132]
[p. 132]

I.
Pieter Catoir.

Deze ‘liefhebber der astronomien’, vermoedelijk een Gentenaar van geboorte (hij woonde in 1567 op de Koornmarkt, ‘in de Cijfersschole’), was vóór 1579 griffier te Wetteren, alwaar hij dit ambt uitoefende tot in 1602, vermoedelijk tijdstip zijns overlijdens. In de geschiedenis onzes geboortedorps deden wij hem kennen als de bezorger van den Almanak ende Prognosticatie van den jare Ons Heren 1567, bevattende meteorologische voorzeggingen en kleine opstellen over de zons- en maansverduisteringen, de vier jaargetijden en het bloedlaten. Uit den volgenden post der stadsrekening van 1581-1582 blijkt dat hij zijnen almanak nog lange jaren daarna voortzette:

‘Betaelt Mr Pieter Cathoir, ter causen dat hy zynen almanach vanden jaere lxxxii ghededieert heeft aen den wet...   xx s. gr.’

II.
David van der Linden.

David van der Linden, meer gekend onder den naam van Lindanus, de verdienstelijke schrijver der geschiedenis van Dendermonde, beoefende niet alleen de Latijnsche, maar ook de Vlaamsche dichtkunst. Men weet dat hij, vooraleer hem de gewichtige bediening van griffier-pensionaris des

[pagina 133]
[p. 133]

Lands van Dendermonde werd opgedragen, in deze stad aan het hoofd stond van de Latijnsche school, in welke hoedanigheid hij de hem toevertrouwde jeugd den schat zijner uitgebreide kennissen mededeelde en uitmuntende leerlingen vormde. De stedelijke overheid onthield hem dan ook haren dank en hare geldelijke aanmoediging niet, getuige, onder andere, de volgende uittreksels der rekening van 1608-1609, waarin gezien wordt dat er spraak is van twee tooneelspelen, het eene in het Latijn, het andere in de moedertaal, ter gelegenheid der prijsdeeling opgevoerd:

‘Betaelt aen Mr David van der Linden, recteur van de Hoochschole deser stede, tot het coopen van diverssche boucken om te distribueren aen de studenten, gespeelt hebbende twee comedien, deene int latyn ende dander int Vlaemsch ter kermisse 1607.................... ii £. gr.
‘Betaelt aen denzelven recteur, ten respecte van zeker comedie deur zyne studenten gedaen spelen ende vertooghen den 28 augusty 1607 ende doncosten by hem daertoe gedoocht.
v £. gr.

Het jaar daarna verscheen van onzen geschiedschrijver-dichter eene ‘oratie op de instructie van de jonckheyt,’ welke hij opdroeg aan den hoogbaljuw en de gemeentelijke wethouders van Dendermonde, die hem deswege met eene som van 8 pond 6 schellingen 8 grooten begiftigden:

‘Betaelt aen Mr David Lindanus, rector van de hoochschole, by myne heeren vande weth hem gepresenteert in recognoissance van zeker oratie by hem uytgegeven ende in druck laten stellen,
[pagina 134]
[p. 134]
gedediceert aen myn heeren van Rybaucourt, hoochbailliu, ende burgemeester ende schepenen deser stede, op de instructie van de jonckheyt............. viii £. vi s. viii gr.’

Eindelijk ontving hij in 1610 de som van 4 pond 3 schellingen 4 grooten, ‘ten respecte hy de voorleden kermisse dezer stede vereert ende verciert heeft met het spelen van eene comedie, wesende de Destructie van Hierusalem, dezelve ghecomponeert bij een van zijn discipelen, alleenlyc gestudeert hebbende in zyn schole den tyt van vier jaren’. Wie deze zooveel belovende tooneelschrijver was, hebben wij niet kunnen ontdekken.

III.
Jan Boucquet.

Jan Boucquet, niet te verwarren met zijnen naamgenoot den Dominicanermonnik, van Lier, was van 1608 tot 1639 pastoor te Hamme, bij Dendermonde, en is ons bekend als de schrijver van een werkje, getiteld: 't Licht ende waerachtich teecken des gheloofs, gedrukt te Antwerpen bij Corn. Verschueren ten jare 1624. Hij bood er het magistraat der Denderstad een exemplaar van aan, waarvoor hij 5 pond groote ontving:

‘Betaelt aen heer ende Mr Jan Boucquet, pastoor der parochie ende heerlichede van Hamme, in recognitie van seker present van een boucxken aan 'tcollegie gedaen by den selven heer pastoor ghemaeckt ende vergadert, gheintituleert tLicht ende waerachtich teecken des gheloofs.,.......... v £. gr.’
[pagina 135]
[p. 135]

IV.
Rosweydus.

Het was te Antwerpen niet alleen dat deze beroemde stichter der Acta Sanctorum een klinkend dankbewijs ontving voor de uitgave zijner Kerckelycke Historien, ten jare 1623 in het licht verschenen; ook te Dendermonde stelde men zijnen arbeid op prijs en verleenden de wethouders hem eene toelage van 8 pond 7 schellingen 8 grooten. De post der stadsrekening, waar deze uitgave in vermeld staat, luidt als volgt:

‘Betaelt aen den eerw. vader Herebertus Rosweydus, pbr. der societeyt Jesu, tot Antwerpen, voor eene gratuiteyt ten regarde dat hy aen tcollegie present heeft gedaen van twee schoone volumina, by hem in de Vlaemsche taele geschreven, gheintituleert Generale Kerckelycke Historie van de Gheboorte ons Heeren Jesu Christy tot het jaer XVIe XXIII....... viii £. vii s. viii gr.’

V.
Antoon Sanders.

Het zou een wonder heeten indien deze terecht gewaardeerde geschiedschrijver, die zoo wel de kunst verstond om zich voor zijnen arbeid door de steden, wier beschrijving in zijne Flandria illustrata voorkomt, te doen beloonen, ook niet te Dendermonde met hetzelfde doel zou hebben aangeklopt. Niet zoodra was het eerste deel van zijn werk verschenen, of hij zond er een afdruksel van aan het gemeentebestuur, hetwelk hem deswege uit erkentelijkheid de som van 10 pond groote toestond:

[pagina 136]
[p. 136]
‘Betaelt aen heer Anthonius Sanders, canoninck ende scholaster der cathedrale van Jpre, in recompense dat hy aen de stadt heeft geschoncken eenen boeck wesende het ie deel van eene Chorographique historie van Vlaenderen, by hem onlancx int licht gebracht, mitgaders dat hy in het iie deel van eene andere de particuliere beschryvinge van dese stat met haere beelden in coperen platen sal doen snyden.’ x £. gr.’

Deze post komt voor in de stadsrekening van 1641-1642. Na de verschijning van het tweede deel der Flandria illustrata stuurde Sanders een nieuw verzoek tot het magistraat, ten einde over de onkosten, door hem gedoogd in 't opluisteren van zijn boek, te worden schadeloos gesteld. Het schepenencollege willigde zijne vraag andermaal in, als blijkt uit de rekening van 1644-1645, alwaar staat:

‘Betaelt aen heer ende Mr Anthonius Sanders, canoninck ende scholaster tot Jpre, over synen aerbeyt ende swaere oncosten ghedoocht int beschryfven van deser stede en tdoen snyden in coperen plate om gestelt te worden in de Chorographique historie van Vlaenderen, by hem gemaeckt.     x £. gr.’

De brieven van onzen geschiedschrijver zijn ongelukkiglijk in het archief niet meer voorhanden.

VI.
Albrecht-Ignaas d'Hanins.

Bekend is het dat Lodewijk XIV, koning van Frankrijk, ten jare 1667 met een machtig leger in Vlaanderen viel, om het te veroveren. Na de meeste steden, schier zonder slag of stoot, in zijn bezit

[pagina 137]
[p. 137]

te hebben genomen, sloeg hij het beleg vóór Dendermonde, welke stad, de eenige des geheelen lands, den moed had zich tegen den overweldiger te verzetten, liever dan hem de sleutels harer poorten af te leveren. De Franschen waren tot eenen geduchten aanval gereed, toen de Dendermondenaars, eenen krijgslist verzinnende, hunne sluizen openden, zoodat de wateren van Schelde en Dender weldra onstuimig het vijandlijke kamp overrompelden. Het beleg moest met schande worden opgebroken.

Deze gebeurtenis, van welke er in Le siècle de Louis XIV, door Voltaire, noch in de meeste eventijdige kronieken de minste melding is gemaakt, werd bezongen door eenen Vlaamschen dichter van St.-Nicolaas, met name Albrecht-Ignaas d'Hanins, die van 't Dendermondsche magistraat uit dien hoofde de som van 20 schellingen groote ontving. In de stadsrekening van 1667-1670 staat deze uitgaaf volgenderwijze aangeteekend:

‘Betaelt aen Albertus Ignatius d'Anins (sic), ter causen dat hy tot loft deser stede naer het opbrecken van het belegh heeft gemaect seker dicht, per ordonnantie ende quittantie... XX s. gr.’

Genoemde Albrecht-Ignaas d'Hanins overleed te Gent, alwaar hij gehuwd was met eene dochter van den boekdrukker Servaas Manilius, in 1714. Hijschreef een groot getal gelegenheidsverzen, zoowel Vlaamsche als Fransche en Latijnsche, waarvan men de opgave vindt in de Geschiedenis

[pagina 138]
[p. 138]

der stad St.-Nicolaas, door De Potter en Broeckaert, II, 293-304. Het lof- dicht over het beleg van Dendermonde was ons echter onbekend en hebben wij, tot onze spijt, nergens aangetroffen. Kon er ons iemand een afdruksel van verschaffen, hij zou ons, met het oog op de geschiedenis van gemelde stad, eenen wezenlijken dienst bewijzen.

VII.
Joris Salomons.

In 1670 verscheen te Antwerpen bij Jacob Mesens, op de Lombaardevest, in den Gulden Bijbel, een boek van 176 bl. in kl.-4o, voor titel voerende: Het Artsch Jubile van duysent jaeren binnen de stadt en landt van Dendermonde, over den Gheboôrten-dagh van hunnen Patroon, den H. Bisschop ende Belijder Hilduardus. Te samen met sijn Leven en met het Leven vande H. Maghet Christiana, Patronersse ook van de selve stadt, als ook met de besonderste gheschiedenissen der selve Landen, door F. Georgius Salomons, Augustijn van Dendermonde.

De schrijver droeg dit zeldzaam geworden werk op aan den toenmaligen hoogbaljuw van Dendermonde, don Francisco Sanches Pardo, ‘mitsgaders ook aen de edele, wijse ende voorsinnige heeren Burghemeester ende Schepenen der selve Stede ende Lánde’, wat genoegzaam zeggen wil dat erkentelijkheid voor bewezene diensten hem daartoe had

[pagina 139]
[p. 139]

aangedreven. De paters Augustijnen van Dendermonde stonden inderdaad, sedert hunne vestiging in deze stad ten jare 1622, onder de bescherming van het magistraat. Zij onderwezen er de Latijnsche studiën en maakten zich uit dien hoofde ten hoogste verdienstelijk.

Tot hiertoe wist men met geene zekerheid waar Joris Salomons geboren werd en nog min waar hij overleed: hij kwam ter wereld te Dendermonde den 13 Mei 1632 en blies den laatsten adem uit te Napels den 5 October 1680. Laatstgemelde inlichting troffen wij aan in eene handschriftelijke naamlijst van de paters Augustijnen als vervolg op de Chronologia Augustiniana van den Gentschen kloosterling Jozef de Smet, schrijver van de Twaef fonteynen der levende waeteren, enz., gedrukt bij Jacob-Jan Ducaju te Dendermonde in 1729Ga naar voetnoot(1).

Het is hier de plaats niet om het boek van pater Salomons te beoordeelen; alleen zullen wij zeggen dat de schrijver van zin was een ander geschiedkundig werk over Dendermonde op te stellen, hetwelk evenwel nooit het licht heeft gezien.

Ongeminderd het leven der HH. Hilduardus en Christiana, kennen wij van Salomons nog een ander werk, getiteld: Uur-werk des verstandts

[pagina 140]
[p. 140]

op de seven wee-en van de Alderbedrukste Moeder en Maghet Maria, gedrukt bij Jacob Mesens, voornoemd, in 1667.

Noch Foppens noch Paquot schijnen dezen kloosterling als schrijver gekend te hebben.

VIII.
Joris van Hoorenbeke.

Nog een naam, te voegen bij de talrijke Vlaamsche letteroefenaars der XVIIIe eeuw. Ziehier wat wij omtrent Van Hoorenbeke lezen in de rekening der stad Dendermonde over 1717-1718:

‘Betaelt aen M. Georgius v.n Hoorenbeke de somme van een pont acht schellinghen grooten, over het schrijven van eenige cronica ende het maecken van eene samenspraecke, ende noch vijf schellinghen grooten over twelf bladeren caertpapier, gedient hebbende tot de vieringhe over de victorie van 16 Augusty 1717 op den artsvijand.’

De man, door het magistraat gelast met bedoelde, vermoedelijk nooit in druk gegeven samenspraak, bekleedde de bediening van schoolmeester en ontving uit dien hoofde sedert zijne aanstelling in 1698 eene jaarwedde van 4 pond groote.



illustratie

voetnoot(1)
Zie onze Dendermondsche Drukpers, bl. 24.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • over David van der Linden

  • over Antonius Sanderus

  • over Albertus Ignatius d' Hanins

  • over Pieter Catoir

  • over Jan Boucquet

  • over Rosweydus

  • over Georgius Salomons

  • over Joris van Hoorenbeke

  • Jan Broeckaert