Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1923 (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1923
Afbeelding van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1923Toon afbeelding van titelpagina van Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1923

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.76 MB)

Scans (73.13 MB)

XML (2.28 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1923

(1923)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 38]
[p. 38]

Aug. Beernaert-prijskamp (Vijfde Tijdvak: 1920-1921).
Verslag van de jury.

Aan de jury, belast met het toekennen van den Beernaert-prijs over het tijdvak 1920-1921, werden de volgende werken onderworpen:

 

In handschrift:

1oVerkoyen (Alf.), Hugo Vredig;
2oVerkoyen (Alf.), Van wilde zielen;
3oTante Rosa, Van beestjes en van menschen;
4oCastillon (L. Du), Doornenkroon.

 

Gedrukt:

1oVoght (Joz. de), Landsche Liederen;
2oBoens (Daan F.), De Verrijzenis;
3oVandriessche (Dr. Alb.), Uit vreedzame dagen;
4oVandriessche (Dr. Alb.), Eenige losse gedachten over de tering;
5oAmter (E.), De Geestjes in ons;
6oClaes (Ernest), De Witte;
7oClaes (Ernest), Sichemsche novellen;
8oHondt (Val. D'), Nestor de Tière;
9oRaal (G.), Soldatentypen;
10oNuffel (P. van), De Duitschers in Aalst;
11oBock (Eug. de), Hendrik Conscience en de Opkomst der Vlaamsche Romantiek;
12oBoon (Jan), Roode Meidoorn;
13oSabbe (Maurits), 't Kwartet der Jacobijnen;
14oMuls (Joz.), Het Rijk der Stilte;
15oCelis (G.), Beschrijving van Gent;
16oLambrechts (A.) De Voorlooper;
17oWattez (Omer), Sonnetten van een Vlaming in Parijs 1914-1918;
18oVoorde (U. van de), De Haard der Ziel;
19oReypens (L.), Gewijde bloei;
20oSmits (Fr.), Het Huis der Smart;
21oVermeulen (Edw.), De Zwarte Pokken;
22oVermeulen (Edw.), De Pauwenschreeuw Ego! Ego!

[pagina 39]
[p. 39]

Reeds bij een eerste onderzoek der ingezonden boeken en handschriften bleek hoe weinig kritisch vele makers van verzen en novellen tegenover eigen werk staan, en hoe laag zelfs het peil soms is van de eischen, welke door sommige schrijvers, ook al hebben zij reeds naam gemaakt, aan hun letterkundigen arbeid wordt gesteld. Het volstaat niet er enkel op te wijzen, dat onder het koren steeds veel kaf te vinden is; men zou er moeten toe kunnen komen, dat slechts werk van wezenlijke waarde worde ingezonden, zoodat de prijs, dien Beernaert tot bevordering van de literatuur heeft gesticht, wel degelijk de beteekenis zou hebben van een erkenning van de bijzondere verdienste van een schrijver, en niet louter die van een aanmoediging, waar een ieder, die de pen hanteert, aanspraak op maken kan. De jury is daarom, reeds bij de eerste schifting, uiterst streng opgetreden: hoe aangenaam, hoe warm zelfs geschreven en hoe vriendelijk ook bedoeld, - meer dan één verzen- of novellenbundel werd, met den waarlijk ál te banalen en aamechtigen arbeid van anderen, onverbiddelijk ter zijde geschoven. In andere omstandigheden zou vast en zeker wel eenige lof mogen toegezwaaid aan het werk van Fr. Smits (Het Huis der Smart), van Dr. Alb. van Driessche (Uit vreedzame dagen), van Lambrechts (De Voorlooper) en zouden Daan Boens, Joz. de Voght en Amter met eere moeten worden vermeld: ditmaal zal dit achterwege blijven.

Onder de Sonnetten, die Omer Wattez onder den oorlog te Parijs heeft geschreven, komen vaak verzen voor met een klaren vasten klank; in de opstellen die Jozef Muls tot Het Rijk der Stilte heeft gebundeld, en die soms wel wat haastig zijn neêrgepend doch steeds uitmunten door prettige journalistieke eigenschappen, zijn zeer aardige fragmenten aan te wijzen; De Witte, door Ernest Claes, doch meer nog diens Sichemsche novellen, hoe prettig zijn die werken niet geschreven en hoe weten zij velen in den lande te bekoren; de Bock's kritische arbeid Hendrik Conscience en de Opkomst der Vlaamsche Romantiek is een voortreffelijke poging om de begin-periode onzer moderne Vlaamsche literatuur in het volle licht te stellen, doch te groote uitvoerigheid schaadt, en de Bock's anders zeer lezenswaard en verdienstelijk werk zou er veel hebben bij gewonnen, als het ons Conscience en zijn tijd in strenger doorgevoerde lijn had vertoond.

[pagina 40]
[p. 40]

Ook die werken moesten, na een tweede schifting, ter zij worden geschoven.

In Gewijde Bloei, den verzenbundel van L. Reypens, komen vele kernachtige, flink gebouwde gedichten voor; echte vroomheid en een ernstige levensbeschouwing zijn de grond waarop deze dichter bouwt. Zijn gemoed is klaar en zuiver: geen twijfel en geen aarzeling; zijn vers is rustig en zeker. ‘Bloei’ inderdaad; al missen wij soms die diepe aandoening bij de aanraking met het leven van geest en gevoel, die zich bij Gezelle steeds gelden doet.

De Zwarte Pokken en De Pauwenschreeuw Ego! Ego!, door Edward Vermeulen: ongetwijfeld verdienstelijk werk, vooral nog het eerste. De stijl is warm en zwaar - hij doet aan als een flinke stap waaronder de aardeweg dreunt - doch vaak ook is hij overladen. Het zelfde geldt voor den bouw van het verhaal: flink en breed, maar met soms een krommen aanwas, tengevolge van een zeker gebrek aan geestelijke verfijning, en aan zuiver inzicht. Het begin, vaak voortreffelijk, steeds beter dan het slot; doch er zit altijd scheut in het verhaal, en ten slotte, ondanks hier en daar eenige romantische oppervlakkigheid, steeds een levendige gulheid, die aangenaam verrast.

Urbain. van de Voorde, wiens verzenbundel De Haard der Ziel in het bijzonder aandacht verdient, behoort ongetwijfeld tot de besten onder de jonge dichters, die in den laatsten tijd aan Vlaanderen's rijk voorziene tafels zijn komen aanzitten. Zijn verzen hebben nog niet den diepen klank van het in twijfel en smart of in hooge levensvreugd gebaard gedicht. Doch gedachteleven en het onrustige gevoel van den man, die weet dat hij den levensstroom bevaart, en hoe, waar hij ook heen zal sturen, onzekerheid en twijfel zijn metgezellen zullen zijn - die eigenschappen spreken reeds luid in het werk van Urbain van de Voorde. De Haard der Ziel, al is dit boek een eersteling, overtreft in waarde en als belofte voor de toekomst, vrijwel al wat in het tijdvak 1920-1921 van de hand van jonge Vlaamsche schrijvers in het licht is verschenen.

Maurits Sabbe heeft met Het Kwartet der Jacobijnen de Vlaamsche letterkunde verrijkt. Van Sabbe verwacht men geen verrassing. Van zijn werk weet men dat het de lijn, met Een Mei van Vroomheid en De Filosoof van 't Sashuis aangelegd, zal volgen. Warm-vlotte stijl, vernuftig

[pagina 41]
[p. 41]

klare speelschheid, humor die een enkele maal te zoet kan zijn, gemoedelijkheid van goeden huize, ziedaar enkele van de eigenschappen die het werk van Sabbe kenmerken. Bovendien weet Sabbe hoe men, zonder wegens uitvoerigheid naar het strop te worden verwezen, op hartelijke wijze een verhaal en een roman construeeren kan. Het Kwartet der Jacobijnen, op grond daarvan, boeit en bekoort. Sabbe, die het zijn volk aanbiedt, brengt het ons boven op een stapel boeken die allen ons ook eenmaal hebben geboeid en bekoord.

 

De jury, na een eerste stemming, waarbij geen der vier laatstgenoemde schrijvers, de meerderheid verkreeg, heeft bij de herstemming den Beernaert-prijs voor het tijdvak 1920-1921 aan Maurits Sabbe toegekend, voor zijn roman Het Kwartet der Jacobijnen.

 

De jury bestond uit de heeren: Lod. Scharpé, Aug. Vermeylen, Leo van Puyvelde en F.-V. Toussaint van Boelaere, door de Koninklijke Vlaamsche Academie benoemd, en Gustaaf D'Hondt, vertegenwoordiger van het Departement van Wetenschappen en Kunsten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken