Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
De Vlaamsche Gids. Jaargang 16

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3,57 MB)

ebook (4,30 MB)






Genre
sec - letterkunde

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

De Vlaamsche Gids. Jaargang 16

(1927-1928)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De

Vorige Volgende
[p. 143]

Boekbeschouwing

Willem Putman. - Tooneelgroei (1921-1926), indrukken over het na-oorlogsch tooneel-herleven in ons land (Brugge, Excelsior, 448 blz. en 48 platen en 't portret van den schrijver); 40 fr.; gebonden 50 fr.

Dit boek - herdruk van artikels uit N.R. Courant, Het Tooneel, Spel en Dans, Het Vlaamsche Land - had moeten verschijnen in den herfst van 1926. Het komt echter met een jaar vertraging, zoodat de schrijver in een Nawoord van 6 blz. de ‘glanspunten van het seizoen 1926-27’ samenvat.

Besproken worden 14 stukken, van 1921 tot 1926 opgevoerd door het Vlaamsche Volkstooneel met Johan De Meestèr Jr; 9 kunstvertooningen in den Vlaamschen schouwburg te Brussel; 21 vertooningen in het theâtre du Marais; 10 stukken, door het katholiek Tooneel-renouveau, 9 andere, door gewone dilettantenkringen opgevoerd; verder 8 stukken behoorende tot het Fransch-Belgisch tooneel; een hoofdstuk over de stilte op het tooneel (een causerie en twee nummers) en over muziek (vier nummers).

De besprekingen zijn meestal de uiteenzetting van het onderwerp (soms met citaten) en de indrukken over ensceneering en vertolking, zooals die, niet heel bezonken, gewoonlijk in een dagbladartikel worden weergegeven.

De platen (reproducties van decors, scènes of tooneelmaskers) zijn verzorgd, maar hinderend werkt dat afbeeldingen over Judas b.v. bij beschouwingen over Paul Spaak komen te staan en andere over Hamlet bij stukken van Martens.

T.V.W. - Het militair Vraagstuk, 2e gansch omgewerkte en merkelijk aangevulde uitgave (Algemeen Secretariaat van den Katholieken Vlaamschen Landsbond, Brussel); z.j.; 43 blz.; 1 fr.
(T.V.W. - Zedelijkheid en Opvoeding in de Kazerne (zelfde uitgeversbond); z.j.; 19 blz. 25 c.

De schrijver pleit o.m. voor verkorting van den diensttijd in het leger; voor gewestelijke indeeling met eentalige opleiding (waarvan een ontwerp medegedeeld wordt); voor voorgeoefendheid; voor 't beperken van den duur der wederoproepingsperioden; voor oprichting van legernormaalscholen met een opvoedkundig karakter, waarin uitsluitend vrijwilligers tot onderofficieren-onderrichters zouden opgeleid worden.

In de tweede brochure wijst hij op de gevaren van het kazerneleven, laakt hij het gebrek aan opvoedkundige waarde der opleiding en de onverschilligheid der overheid en duidt enkele maatregelen aan die kunnen beproefd worden om het kwaad te voorkomen.

A.

[p. 144]

Prof. G. des Marez. - Oud-Brussel, (Brussel, Bijstandstraat, 7, 1926; uitgave: Tspaeverke; 4 frank).

De uitgever van Tspaeverke heeft ons gewoon gemaakt aan mooie boekjes tegen billijken prijs. Oud-Brussel, uit de serie: Brussel's verleden en heden, zal voorzeker aan menigeen welkom zijn. Het geeft de beknopte geschiedenis van onze hoofdstad, geschreven door den bekenden archivaris van het Brusselsch Archief, den Heer Prof. G. Des Marez, en werd geïllustreerd door R. Vande Sande. Voor bibliophilen is het van gewicht te weten dat het werkje eigenhandig werd gezet door onzen Brusselschen folklorist Cypriaan Verhavert met de Hollandsche Mediaeval-letter (Corps 12 en 20), naar teekening van den Heer F.H. de Roos.

M. Stijns. - De Beeldende Kunsten in België: XIXe en XXe eeuw. (Brugge, Centrale Boekhandel, 1926; serie: Cultuur en Wetenschap no 17).

Er werd reeds veel goeds gezegd van dit voor leeken geschreven werkje over de beeldende kunsten in ons land sedert 1830. In een reeks van acht hoofdstukken geeft Marcel Stijns ons een helderen kijk op den ontwikkelingsgang van onze kunst, die hij, zeer te recht, opvat als een samenstroomen van kunsttendenzen van verschillende groepen: de Antwerpsche school met een meester als Leys en zijn genialen leerling H. de Braekeleer, de Brusselsche school met een schaar uitnemende portrettisten, van Navez tot de Lalaing, met een vooraanstaand internationaal figuur als Alfred Stevens, de Vlaamsche landschapschildering met meesters als Claus en Baertsoen, eindelijk De Saedeleer en de groep van Laethem, en figuren, die een wereld op zich zelf vormen: Constantin Meunier en Laermans. Nergens heeft Marcel Stijns gemeend veel belang te moeten hechten aan de -ismen, nergens ook is het een dorre opsomming van namen en titels, hetgeen de leesbaarheid voor het groot publiek van dit verdienstelijk werkje zeer verhoogt. Ofschoon in een lossen causerie-toon geschreven, is de taal zeer verzorgd. De verluchting kon beter zijn, maar dat is hoofdzakelijk uitgeverszaak en wij willen er den schrijver geen grief van maken. Zooals het is, zal het boekje zeker zijn weg vinden en spoedig een tweeden druk noodzakelijk maken.

C.A.E. Loontiens. - In 't Oud Oostende (1769), historisch-folklorisch verhaal. (Uitgave Ostendiana, 1927).

Evenals de uitgever van 't Brusselsch ‘Spaeverke’, neemt Loontiens zich voor een reeks grepen te doen in het verleden van zijn lievelingsstad. Ostendiana zal de titel zijn van een reeks historisch-folklorische verhalen uit de Oostendsche geschiedenis. Het eerste verhaal, dat hier voor ons ligt, In 't Oud Oostende (1769), is de geschiedenis van Notaris de Callais, een schatrijk man, die leelijk wordt beetgenomen door een paar Oostendsche nietdeugen en grappenmakers: Marcus Junquez en zijn schoonbroer Sarazin. Er zijn kostelijke typen in dit oubollig verhaal, zooals baljuw Schottey en vooral een prae-romanticus, een uit Polen afkomstigen luitenant-baljuw, Pitchinski. Sommige bladzijden doen denken aan den verhaaltrant van Maurits Sabbe, bijv. in het Kwartet der Jacobijnen. Jammer genoeg valt Loontiens soms lichtelijk uit den toon, maar dat is vooral te wijten aan het gemengd karakter van zijn werkje: historisch verhaal en fictie. O.i. had hij in literaire richting meer bijval geboekt, indien hij ‘Het avontuur van Notaris de Callais’ als historisch-folklorische novelle had gepubliceerd.

P.D.K.


Vorige Volgende

Over dit hoofdstuk/artikel

over Toneelgroei

over De beeldende kunsten in Belgiƫ (XIXe en Xxe eeuw


Paul de Keyser