Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Gids. Jaargang 18 (1929-1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Gids. Jaargang 18
Afbeelding van De Vlaamsche Gids. Jaargang 18Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Gids. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.36 MB)

ebook (4.11 MB)

XML (1.23 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Gids. Jaargang 18

(1929-1930)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 93]
[p. 93]

Boekbeschouwing

Dr. S. Koperberg. - Romeinsche Cultuur. Wereldbibliotheek, 1928; 394 blz. Met 60 figuren, 16 foto's en een kaart.

500 jaar lang maakten wij deel uit van het Romeinsche rijk en ondergingen den invloed van zijn cultuur, zoodat men de onze niet kan begrijpen, indien men de eerste ignoreert. Van daar het belang en het wezenlijke nut van het geconcentreerde werk van Dr. Koperberg. De Romeinsche cultuur heeft 1200 jaar zelfstandig bestaan: van 750 v. Chr. tot 450 n. Chr. En nu is het wel zeer merkwaardig, dat de auteur die tijdspanne onderverdeelt in vijf perioden, die wonderwel kloppen met de Brucksche formule: het eerste tijdperk strekt zich uit van 750 tot 500 (Constitutie), het tweede van 500 tot 250 (Pre-organisatie), het derde van 250 tot 25 (Organisatie), het vierde van 25 tot 250 (Apogeum) en het laatste van 250 tot 476 (Verval). Om opkomst, bloei en verval der Romeimsche cultuur te doen begrijpen, gaat de schrijver den invloed na van het volk, van het milieu en van de economie op haar en van deze drie factoren op elkander. Op den grondslag van dien ontwikkelingsgang beschouwt hij de voornaamste onderdeelen van deze cultuur nader. Hij bespreekt de toenmalige maatschappelijke verbanden en de Romeinsche staatsinrichting. Daarna behandelt hij de Romeinsche rechtspraak. Het aanpassingsvermogen der Romeinen maakte hen geschikt om de rechtsregelen, die zij bij verder gevorderde volkeren (Etruscers, Carthagers, Grieken) leerden kennen, over te nemen. Vooral Egypte, sinds 300 v. Chr. onder de regeering van een koningsfamilie van Grieksche afkomst (de Ptolemaeën), bood een overvloed van instellingen en vormen, waarmede de Romeinen hun voordeel gedaan hebben. Daar de eenvoudige schoonheid van het oorspronkelijke den Romeinen vreemd bleef, trachtten zij door overlading de verwondering van het ongewone te wekken, op gebied van kunsten en wetenschappen. De kwantiteit won het van de kwaliteit. De studie van het recht was een van de weinige wetenschappen, die bij hen in hoog aanzien stond en zich langs nieuwe, zuiver Romeinsche wegen ontwikkelde. Een andere tak, eveneens van practisch belang, vond aansluiting bij hun karakter en kwam daardoor tot ontwikkeling; 't was de geschiedenis. In zijn gemoed koesterde de Romein een grondigen afkeer voor alles, wat naar wetenschap, beschouwende zoowel als exacte, zweemde. Het eigenaardig Romeinsche komt b.v. vooral in de profane beeldhouwkunst uit. In de letterkunde komt alleen in de satire iets zuiver Romeinsch op.

De godenwereld der oude Romeinen was doodsch: geen sagenleer, geen wereldverklaring, geen statige tempels, geen indrukwekkende godenbeelden, geen sterkend geloof, geen hooge idealen. Zij kenden geen godsdienstig dogma. Ook geen priesterstand. De invloed van de Helleensche beschaving bracht hen echter tot inzichten, waartegen het geloof in de leer der vaderen niet bestand bleek. De vernietiging van den boerenstand gaf den zuiver-Romeinschen godsdienst een gevoeligen slag. Het krachtigst werkte op den Grieksch-Romeinschen eeredienst de groote toename van slaven. In het laatste tijdperk van het West-Romeinsche rijk behaalde het Christendom de zege. De mistoestanden en de misbruiken hadden zulk een uitgebreidheid genomen, dat alleen een volledige breuk met het verleden uitzicht op verbetering bood.

[pagina 94]
[p. 94]

Dr. Koperberg maakt zich met dit werk zeer verdienstelijk, vooral in Vlaanderen; hij is steeds interessant, belangwekkend, boeiend; de stoffelijke verzorging van het boek is prachtig, ongemeen keurig.

E. Bruggeman. - Les Mystiques flamands et le Renouveau catholique français: (Lille, Mercure de Flandre; V. Bresle); 10 Fransche fr.

Op dit oogenblik wordt de wijsbegeerte ijveriger dan ooit bestudeerd, houden de geesten zich bezig met het zoeken naar een stevig gegrondveste levensbeschouwing. Het boek van den heer Bruggeman komt heelemaal op zijn uur. De auteur stelt in het volle licht de ware meesters der Mystiek, die wars van de onvruchtbare geschillen, waartoe de toenmalige philosofische scholen, de terministische, de scotistische en de thomistische, hadden aanleiding gegegven, de voorkeur gaven aan de contemplatieve beschouwing. Al te lang werden de Mystici onwaardig behandeld. Daarom verrichtte de schrijver edel werk, gesteund door een rijke belezenheid en grondige opzoekingen, zoodat wij in zijn arbeid ten goudmijn vinden van allerkostbare gegevens.

In zijn eerste deel neemt hij de Vlaamsche Mystieke School in oogenschouw met haar stichters: Hadewych en Ruusbroec, haar wetgevers en predikers: Geeraard de Groote, Gerlac Peters en Thomas van Kempen, de Kanunniken van Windesheim en de Broeders van het Gemeene Leven. Voor de eerste maal wordt deze Vlaamsche wijsgeerige School op zulke synthetische manier behandeld. M. Bruggeman noemt haar een werkelijk nationale School, een karakter door geen andere geestelijke groep bezeten. Men kan niet spreken van Fransche, Spaansche of Italiaansche Scholen. Dit zelfde nationaal gevoel uitte zich in onze letterkunde en onze schilderkunst.

Het beeld, door Maeterlinck van Ruusbroec geschilderd, is valsch; hij was geen bezeten monnik, dwaaszinnig, koortsig, geen droomer, geen utopist. Hij is de Thomas van Aquino van de Mystiek. Zijn leven strekte zich uit van 1293 tot 1381.

De Vader van het Nederlandsche proza verdient zijn eerezuil naast Rubens en Beethoven in de gulden rij van de genieën, uit onzen stam ge proten. Hij is g ooter dan Bossuet, roept Veuillot uit. Baumann zegt: Dieper dan Dante en Milton doorgrondde hij de geheimste roerselen der menschelijke ziel. En Persyn: Ruysbroeck had tot tijdgenooten: in Frankrijk: Froissart; Chaucer in Engeland; Boccacio in Italië. Door zijn oorspronkelijkheid en de kracht van zijn genie haalt Ruysbroeck het op deze groote schrijvers. Hij was de Newmann van zijn tijd.

Zijn discipel, Geert Groote, (1340-1384), stichtte de congregaties van de Reguliere Kanunniken van Windesheim en van de Broeders van het Gemeene L ven, geholpen door Florent Radewyns (1350-1400). Aanhangers van de Vlaamsche Mystieke School waren verder: Jan van Afflighem, Jordaens, Zerbolt, Vos, Brinckerinck, Gerlac Peters, Scoonhoven, Mande, Diederik van Herxen, Arbostier, Frederik van Heilo, van Kempen, Busch, Geilhoven, Pomerius, Spreeuwen, Rotarius, Buck...

Het tweede deel van het werk van E. Bruggeman vertelt de geschiedenis van den invloed in Frankrijk van de Vlaamsche Mystiekers. Daartoe dragen heden vooral bij: de Benediktijnen van Wisques en de Belgische Jezuïeten (Dom Huyben, Dom Assemaine, Dr. Van Mierlo, Dr. Reypens). Fransche Dominikanen plaatsten Ruusbroec bij de Duitsche Mystiekers, aanklevers van een verkeerd, pantheïstisch gekleurd mysticisme, en heetten zijn Dietsche taal een Duitsch dialect. Zij weten niet, dat Tauler zijn leerling was in Groenendael.

Gerson, de kanselier van de Parijsche universiteit, was de eerste, die na den dood van onzen Meester, het sein gaf tot onrechtvaardige kritiek. Veel later zou Bossuet dit spoor volgen, en blijk geven van ongelooflijke incompetentie.

[pagina 95]
[p. 95]

Dionysius de Karthuizer noemde hem het eerst den Goddelijken Doctor.

Hello maakte zijn naam populair in Frankrijk. Maeterlinck bracht zijn deel bij, maar begreep hem evenwel niet. J.K. Huysmans achtte hem hooger dan al de Stendhals, de Bourgets en de Barrès van heel de wereld. Verder deden Baumann en Wautier d'Aygalliers hem bij hun landgenooten kennen.

Het letterkundig meesterwerk van onze Mystiek is de ‘Navolging van Christus’. Fontenelle noemde het een onsterfelijk boek; Balzac een zekeren vriend. Het is het boek, een tweede Bijbel.

In een slothoofdstuk volgt E. Bruggeman de evolutie van de mystische en ascetische traditie in Vlaanderen tot op onze dagen (Guido Gezelle!).

Elk onbevooroordeeld mensch moet ‘Les Mystiques flamands’ leeren kennen tot zijn trots en ons aller nationale glorie.

 

JOZEF PEETERS.

J. Verschueren, L. Goemans en L. Brounts. - Modern Woordenboek. (Uitgave N.V. Brepols, Turnhout).

Het verschijnen van dit woordenboek in twee deelen, waarvan thans het eerste (A-K) van de pers komt, mag een heuglijke gebeurtenis heeten, en het schenken er van aan familielid of vriend... niet minder dan een heerlijk cadeau, dat den begenadigde tot groote dankbaarheid stemmen zal.

Aldus luidt de indruk, dien we bij een aandachtig doorbladeren van dit ‘taalkundig, encyclopedisch en geïllustreerd’ woordenboek hebben opgedaan.

Het werk heet ‘modern’, waarmee het vooral bedoelt alles te geven wat in dezen tijd een raadpleger van dergelijk boek verlangt. Het biedt taalkundig de algemeen beschaafd N derlandsche en de in ruimen kring bekende gewestelijke woorden, in de thans nog geldende spelling, en geeft bij ieder woord alle bizondrheden aan, die in verband met beteekenis, spelling, uitspraak, etymologie, enz. den volwassene en vooral den studeerende kunnen dienstig zijn. Het behandelt de woorden encyclopedisch, d.i. in verband met de onderwerpen die ze voorstellen en komt er aldus toe, - wat mede zijn groote waarde is, - ons een massa up-to-date inlichtingen te verstrekken van natuurwetenschappelijken, geschieden aardrijkskundigen, letterkundigen en artistieken aard. Het is geïllustreerd, of juister, weelderig van teekeningen, zwarte en gekleurde volbladplaten en kaarten voorzien, zóó artistiek en welsprekend uitgevoerd, dat de illustratie alleen een fortuin voorstelt.

Dit eerste deel bevat 900 bladzijden op twee kolommen. Zooals het daar ligt, roept het eenerzijds de handboeken van Van Dale en Koenen, anderzijds het ‘Petit Larousse illustré’ voor den geest, maar het geeft veel meer dan die alle, in ieder opzicht. Dat het bovendien het werk van bewuste Vlamingen is, die eigen land en volk hun plaats onder de zon verzekeren willen, blijkt uit tallooze encyclopedische gegevens en verhoogt nog de waarde van dit werk in onze o gen.

In encyclopedisch en actueel opzicht stonden de auteurs voor een kiesche taak. Wat gezegd b.v. over Jozef II, over de Belgische omwenteling, over het activisme? Welke schrijvers vermeld en welke niet, en hoe elke persoonlijkheid besproken? We stellen vast, dat de auteurs zoo ruim en objectief mogelijk trachten te oordeelen, met de bedoeling, ons vooral nuttige inlichtingen te bezorgen. Moet daarom Coremans vermeld en Antheunis verzwegen worden; ieder land zijn mooie kaart krijgen, en België als geheel niet; een statistiek opgenomen, die over een paar jaar verouderd is? Maar dergelijke aanmerkingen nemen niets weg van het algeiheele, tyewonderenswaardige werk der heeren Verschueren, Goemans en Brounts en van hun prachtige medewerkers, als daar zijn: het Cartografisch Instituut Patesson te Ukkel, het Prentenkabinet te

[pagina 96]
[p. 96]

Brussel e.a., maar vooral de firma Brepols, te Turnhout, die zich niet de overgroote onkosten ontzag, om onze studeerenden een dokument van waarde te bezorgen.

We wenschen auteurs en uitgevers een bizonderen bijval toe; waar ze hun Modern Woordenboek tegen den ongelooflijk lagen prijs van 45 fr. per deel durven verkrijgbaar stellen, daar verdient de bijval meer dan verzekerd te zijn en komt de schrijvers het recht toe, hun arbeid dikwijls te mogen herzien, bijwerken en volledigen.

 

H. VAN TICHELEN.

Achilles Mussche. - Cyriel Buysse, een studie, met portret en bandversiering door Frans Masereel. (Gent, Van Rysselberghe en Rombaut), 1929; 101 blz.

Nog in deze aflevering, waarin een artikel aan Cyriel Buysse gewijd wordt, wenschen wij de aandacht te vestigen op de echt sierlijk uitgegeven studie van Achilles Mussche, die vooraf de streek karakteriseert en het midden waarin Buysse leeft: ‘schoon land, arm volk!’ en daarna, onbevangen dezes werk bespreekt en de groote lijnen aangeeft, waarlangs Buysse's ontwikkeling zich heeft voltrokken, evolueerend ‘van Zola naar Maupassant toe.’ (blz. 67).

‘Den weg, dien Isidoor Teirlinck en Reimond Stijns als romanschrijvers waren opgegaan, heeft Buysse met wat novellistisch werk in den aanvang van zijn loopbaan pijlsnel doorloopen om bijna dadelijk uit te komen op gevoelens van liefde en mede-lijden en sociale wroeging... Wat hem naar de verschoppelingen der samenleving heeft gedreven, het waren geen artistieke motieven over de schilderachtigheid der armoe. Het waren ook geen psychologische beweegredenen... Het was... de macht van een diepere zielsverwantschap.’ (blz. 41-42).

‘Daar is veel strijds, daar is veel leeds, die geen weerklank vonden in zijn kunst; daar is... de strijd en het leed van ons allen, Vlaamsche intellectueelen, generatie na generatie, voor den eigen aard van ons volk en de toekomst van onze cultuur. Maar in zijn eigen gebied en onder zijn eigen menschen is niets hem ontgaan.’ (blz. 89).

‘Zijn eigenlijkste gebied... is, in den grond, de idylle, de eenigszins ruwe, boersche, eenvoudige idylle, maar warm van leven en tintelend van frischheid.’ (blz. 79-80.

‘Zijn stijl is niet geciseleerd; hij kent niet den cultus van het schoone woord; zijn beeldspraak is soms kleurloos en verouderd of vervalt in herhaling...’ (blz. 97-98).

Maar ‘hij is... een schepper van menschen geweest.’ En hij is een meester ‘in den bouw van novelle en roman... Toenemend in bewuste kracht, groeide zijn techniek naar gedrongenheid toe: natuurbeschrijvingen ter wille van hen zelf vielen af, terwijl het drama meer en meer ging steunen op feiten, gebaren en dialoog, suggestieven dialoog en geserreerde epiek.’ (blz. 97 en vlg.).

We hebben met opzet citaten gegeven, omdat ze o.i. 't best zullen aansporen tot het koopen van Mussche's studie.

A.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Romeinsche cultuur

  • over Modern woordenboek (2 delen)

  • over Cyriel Buysse


auteurs

  • Jozef Peeters

  • Hendrik van Tichelen