| |
| |
| |
D. Ellegiers
Constanten van de beschaving van het Verre Oosten
De grote cultuurcentra uit de geschiedenis van de wereld strekken zich uit van Europa over Klein Azië en Zuid Oost Azië naar het Verre Oosten. Het is in deze gordel van beschaving dat het cultureel patrimonium van de wereld is ontstaan en zich heeft ontwikkeld. De werelddelen Amerika en Afrika schijnen daarin van ondergeschikt belang te zijn. Het cultuurgebied Verre Oosten moet in belang niet onderdoen voor de andere cultuurgebieden. China is de kern van die beschaving en het heeft baanbrekend werk geleverd op het gebied van de moraalfilosofie, de staatsorganisatie, het geestelijk en religieus denken, de kunst, de letterkunde en de techniek. Ja, we herhalen, de techniek, want we mogen niet vergeten dat China tot aan de Renaissance op technisch gebied in de wereld een leidende rol had. De Chinezen zijn o.a. de uitvinders geweest van het kompas, het buskruit, de boekdrukkunst; zij waren leidinggevend op het gebied van de stedenbouw en van de scheepsbouw.
In het Verre Oosten gaf China de toon aan meer door haar intellectuele superioriteit dan door haar wapenmacht, die zeer vaak tekort schoot niettegenstaande haar numerieke meerderheid, en voor gevolg had dat China voor een groot deel van zijn geschiedenis onder vreemde heerschappij heeft geleefd.
Het is er ons hier echter niet om te doen China als Cultuurmacht te behandelen, hoe uitzonderlijk zij ook moge geweest zijn, men denke maar aan het feit dat in de wereld alleen China haar cultureel patrimonium ononderbroken gedurende 4000 jaar en tot op heden heeft kunnen bewaren. Sumerië, Babylonië, Assyrië, Egypte, Griekenland, Rome, bestaan sinds eeuwen alleen nog door hun ruïnes. Het huidige China daarentegen is de rechtstreekse vertegenwoordiger van het neolithische China.
Wat ons heden interesseert zijn de constanten van de cultuur van het Verre Oosten, de conservatieve elementen, de steeds terugkerende normen die deze bepaalde cultuur kenmerken, de rode draden die door deze cultuur lopen, de elementen die een bepaalde geografische ruimte cultureel
| |
| |
omsluiten en van andere ruimten afzonderen, de ankers van deze cultuur. Maar zoals een anker onontbeerlijk is voor een schip in de storm, kan het ook zeer hinderlijk zijn wanneer het schip van het anker niet meer losgeraakt. Zo ook zijn de constanten in een cultuur aan de ene kant de ruggegraat waaromheen een cultuur zich ontwikkelt, maar wanneer er te veel belang wordt gehecht aan deze constanten, of wanneer bepaalde tradities verkeerd worden aangewend, dan remmen of verstarren zij ontwikkeling en vooruitgang.
De tijd laat ons niet toe deze algemene beschouwingen nier uit te werken, of na te gaan in hoeverre men deze constanten moet eerbiedigen of vergruizen. Onze opdracht is enkele constanten te isoleren en hun invloed op de ontwikkeling van de beschaving in het Verre Oosten te bepalen. In tegenstelling met wat men zou denken is de grote constante in het Verre Oosten niet de godsdienst, maar wel de moraalfilosofie, namelijk het Confucianisme dat sinds meer dan 2000 jaar zulk een diepgaande invloed op de ontwikkeling van de beschaving in het Verre Oosten heeft nagelaten. Het Confucianisme is een produkt van China dat uitgegroeid is tot het politiek-religieus en moraliserend gedeelte van het leven ginder. In China is het Confucianisme in zijn ontwikkeling het best te volgen, zodat wij ons tot dat land beperken om deze constante te isoleren. In tegenstelling tot een godsdienst die zich, in theorie althans, alleen om het hiernamaals bekommert, legt het Confucianisme de volle nadruk op het leven hier op aarde, op het heden, op de verhoudingen onder de mensen onderling, komt dus het samenhorigheidsgevoel tussen de mensen versterken. Het schrijft enerzijds de manier voor hoe de Staat zich tegenover zijn onderdanen moet gedragen (n.l. met oprechtheid, rechtvaardigheid en eerbaarheid), en hoe de onderdanen een opbouwende kritiek op de Staat moeten uitoefenen. Anderzijds regelt het de verhoudingen tussen de individuen, tussen de overheid en de onderhorige, tussen de meester en de leerling, tussen de vader en de zoon, met nadruk voor de mindere op gehoorzaamheid en trouw, voor de meerdere op menslievendheid en rechtvaardigheid. Het Confucianisme is een produkt van het zuivere verstand, het werd door intellectuelen ontworpen en door en voor intellectuelen uitgewerkt. Het werd bij ons in de 18e eeuw bewonderd als het summum van deugd en wijsheid, als dé leer van de deugd van het zuiver verstand, en niet helemaal ten onrechte,
want het Confucianisme predikte totale geestelijke onafhankelijkheid, oprechtheid ten koste van alles, gelijkheid van alle mensen, plichtsgevoel, respect voor het gezag, integriteit. Het Confucianisme slaagde er in een staatsideologie te scheppen die eeuwen stand hield en die in de Middeleeuwen overal ter
| |
| |
wereld werd geroemd. Maar de Confuciaanse staatsorganisatie had zich zodanig vastgeankerd, was zodanig overtuigd geraakt van haar eigen superioriteit, dat zij uiteindelijk de oorzaak van verstarring en stagnatie werd. De geestelijke onafhankelijkheid ontaardde tot formalisme, protocol en beleefdheid zonder meer. Oprechtheid ontaardde in een verdediging ten koste van alles van de traditionele politiek. Het respect voor het gezag was aanleiding tot een zucht naar prestige en decorum, terwijl de integriteit verviel tot een verstard vertoon van waardigheid. De Confuciaanse staatskunst groeide uit tot een eenzijdige eenvormigheid en mechanisering, afwijzend tegen alle nieuwe en frisse ideeën die als verraderlijk en heiligschennend werden bestempeld, me het gevolg dat de verdorde Confuciaanse staatsideologie alleen kaartenhuisje ineenstortte bij het kontakt met de nationaal-individualistische ideeën van het Westen.
Een beschaving die niet in hoofdzaak de stempel draagt van een of ander beleden godsdienst is op zichzelf al merkwaardig. Maar een beschaving die praktisch alleen door haar hoge intellectuele vlucht, door haar wijsheid zich bestendigt, een beschaving die door haar morele autoriteit haar vijanden klein krijgt, is zeker waard van nabij bekeken te worden. Deze twee constanten, deze intellectuele superioriteit, hebben China toegelaten gedurende eeuwen aan de wereld het hoofd te bieden. Militair is China over het algemeen zwak geweest, maar alhoewel vreemde volkeren China met wapengeweld onder de voet kregen, heeft het deze invallende volkeren steeds op vrij korte tijd geestelijk verknecht en beschaafd met het gevolg dat na een of twee generaties deze invallers beschaamd waren niet als volwaardige Chinezen te worden beschouwd. Deze intellectuele superioriteit, deze zekerheid alles met zijn wijsheid te kunnen overwinnen heeft van China de meester van het geestelijk verzet gemaakt. China boog maar was nooit te breken: China slorpte zijn aanvallers op, aanvallers die de hardnekkigste verdedigers van de Chinese beschaving werden. Deze beproefde intellectuele superioriteit had o.a. voor gevolg dat de Chinezen, en dan ook alle volkeren van haar beschavingsgebied, de godsdiensten in de ogen durfden te kijken, de godsdiensten op hun ware plaats in hun beschaving durfden te zetten. De volkeren van het Verre Oosten hebben zeer vroeg getuigenis afgelegd van een religieus realisme, een religieus ecclectisme, dat hen behoed heeft tegen fanatisme, tegen godsdienstvervolgingen en godsdienstoorlogen. Ketterij is een woord dat in het Verre Oosten geen zin heeft gehad. Godsdienst is daar slechts een middel, geen doel. Geen geest van exclusivisme sluit de beoefening van een godsdienst voor een andere uit. Deze geestesgesteldheid van de massa ver- | |
| |
schilt dus volledig van deze die bij ons algemeen gangbaar is. In het Westen zou het totaal ondenkbaar zijn dat,
bijvoorbeeld, een Rooms-Katholiek terzelfdertijd protestant zou zijn en dan nog een kommunistische politiek zou voeren. In het Verre Oosten bestaat deze scherpe scheiding in de belijdenissen niet. Een goed Boeddhist kan een vurig Shintoïst zijn en toch zijn leven schikken naar de regelen van Confucius. De massa heeft weinig vooroordelen op dat gebied; ieder zoekt heil in een godsdienst die het best past bij de omstandigheden waarin hij verkeert. Volgens de daar geldende opvattingen vult de ene godsdienst de andere aan, en verenigd beantwoorden zij beter aan de verzuchtingen. Volgens hen leiden alle wegen naar de hemel.
Maar dit superioriteitscomplex had ook ernstige verkeerde gevolgen. De Chinezen begonnen zich te beschouwen als het superieure volk, als Uebermenschen. Hun besef veel te kunnen leidde tot de overtuiging alles te kunnen, alles alléén te kunnen doen. Hun geestelijke superioriteit leidde, merkwaardig genoeg, tot bekrompenheid. En wanneer het nauwe kontakt met de Westerse beschaving zich voltrok, nu een honderd jaar geleden, was China opzettelijk blind, het wilde niet kijken, het wilde niet leren, het bleef in zijn ivoren beschavingstoren geïsoleerd zitten.
Japan bekeek de zaken heel anders; het leerde van het Westen en bleef toch zichzelf, meteen het bewijs leverend dat de nieuwe ideeën uit het Westen een beschaving niet vernietigen. Japan bewees dat ook beschavingen mekaar kunnen aanvullen, dat ook cultureel alle wegen naar de hemel der beschaving leiden.
Een andere constante die de beschaving van het Verre Oosten diep beïnvloedde is het patriotisme. Het is het best te volgen in Japan omdat het daar tot scherpe tegenstellingen heeft geleid Japan is een sterk land, een van de grootmachten in de wereld; dit resultaat heeft het in grote mate te danken aan zijn zin voor vaderlandsliefde die zo diep is geworteld dat het in Japan tot een godsdienst is uitgegroeid, het Shintoïsme. Het Shintoïsme is een typisch Japanse idealistische geloofsbelijdenis die de principes van waarheid, eerlijkheid en onkreukbaarheid bracht. In deze godsdienst worden de voorouders vereerd, wordt dus het kontakt tussen de levenden en de doden in stand gehouden, wordt er toe aangezet de Keizer en het land te dienen. De belijders opperen de mening dat alle afgestorvenen verder invloed blijven uitoefenen om hun familie en uiteindelijk hun land te helpen. Aan het hoofd van iedere schare van afgestorvenen, die ieder deugdzaam Japanner vervoegt, staat de Keizer. De Keizer is dus niet alleen een leider op aarde, maar blijft dit ook in der eeuwigheid. Vandaar dat de Keizer voor de Ja- | |
| |
panner heel wat meer betekent dan een koning of een keizer bij ons. Vanzelfsprekend is het Shintoïsme dan ook de godsdienst van het patriotisme geworden. Deze geestesgesteldheid was de oorzaak dat het Japanse Keizerlijke Huis nooit werd aangevallen; al gebeurde het dat men aan de Keizer de werkelijke macht ontnam, zijn persoon bleef onaantastbaar, steeds bleef hij, al was het maar in naam, het hoofd van het Japanse volk.
Deze overtuiging dat het land op alles voorrang had is het bindend element in de geschiedenis van Japan geweest. Dank zij deze geestesgesteldheid stond het in moeilijke tijden verenigd achter de Keizer om het land tegen invallen te verdedigen, en het mag wel gezegd dat Japan in zijn geschiedenis slechts éénmaal werd verslagen en bezet, nl. in 1945, verslagen door atoombommen en bezet door de Amerikanen.
Terwijl rond 1860, een honderd jaar geleden, de landen van Azië één voor één hun deuren moesten openen voor de Westerse handelsmaatschappijen en territoriale toegevingen moesten doen, wat nu juist aanleiding geeft in de wereld tot rechtzettingen en moeilijkheden, moest ook Japan zwichten voor het geweld, maar dank zij zijn vertoon van nationale eendracht kon het bereiken dat het geen territoriale toegevingen moest toestaan. Op het eerste zicht onderging Japan ongeveer hetzelfde lot als China. Niets is nochtans minder waar. Terwijl China buigt voor het onvermijdelijke, ingaat op alle eisen, en tracht het traditionele leven voort te zetten, ziet Japan, op het ogenblik dat het toegeeft aan de Westerse druk, nieuwe mogelijkheden. Reeds op dat ogenblik beseffen sommige Japanners dat het traditionele leven radikaal en in Westerse zin moet hervormd worden. In andere woorden: China ondergaat de Westerse druk, terwijl Japan bij het Westen te leer gaat en van toen af reeds vast besloten is het Westen met Westerse middelen te evenaren. De voornaamste verzuchting van de Chinese machthebbers is de gevolgen van het Westers optreden te minimaliseren en hun eigen politieke toekomst te redden. De Japanse machthebbers daarentegen, uit vaderlandsliefde, wensen militaire en economische hervormingen, in het volle besef dat dit uiteindelijk hun politieke ondergang moet teweegbrengen. Dit is dan ook na een binnenlandse krisis die tien jaar duurde gebeurd.
Ook de na-oorlogse moeilijkheden is Japan te boven ge komen dank aan zijn vaderlandsliefde en zijn werkkracht want de eerste jaren van de Amerikaanse bezetting zijn zeer hard geweest: de Shintotempels, hart van het Japanse patriotisme, werden gesloten en bezet door Amerikaanse negers, de industriële ondernemingen werden ontbonden, de
| |
| |
Keizer werd ontheiligd, het geld werd ingetrokken en elk Japanner werd verplicht te leven met 500 yen, zegge 70 fr. per maand, het onderwijs werd hervormd waarbij de lessen in geschiedenis, aardrijkskunde en zedenleer werden afgeschaft, alle boeken in verband met historische heldenverhalen, legenden en folklore en alle vooroorlogse schoolboeken moesten verbrand worden.
De vaderlandsliefde heeft zonder twijfel bijgedragen tot de grootsheid van Japan, maar de geestesgesteldheid die zij meebrengt om alles aan land en Keizer op te offeren, geeft gemakkelijk aanleiding tot overdrijvingen en uitspattingen. In de handen van verkeerde leiders werd het Shintoïsme dan ook het instrument van misleiding en verdrukking van het Japanse volk o.a. gedurende de vooroorlogse periode. Deze godsdienst heeft een groot deel van de schuld van het bestaan van fanatiek patriotisme en chauvinisme te dragen. Zij is oorzaak geweest van verblindheid voor eigen gebreken en voor de rechtvaardige verzuchtingen van anderen. Zij is oorzaak geweest dat ook het Japanse volk zich als een Herrenvolk is gaan beschouwen, uiteindelijk overtuigd dat het in het Verre Oosten een rechtvaardige expansieoorlog moest gaan voeren.
Een voor ons onverwachte constante is het Chinese schrift, dat beruchte ideografische schrift dat zogezegd onleerbaar is en uit tienduizenden karakters zou bestaan. In werkelijkheid beperkt dit schrift zich tot het gebruik van een paar duizend karakters, dan nog moet men rekening houden met de frekwentie in gebruik, waarvan de studie wel het geheugen fel ontwikkelt, maar toch een harde noot om te kraken blijft.
Het Chinese schrift wordt gebruikt door een derde van de wereldbevolking. Het is het bindend element par excellence van de beschaving van het Verre Oosten gebleken, want alhoewel in dit beschavingsgebied tientallen grondig verschillende talen worden gesproken, worden deze talen meestal met Chinese karakters geschreven, dus voor het grootste gedeelte leesbaar en verstaanbaar door de verschillende volkeren. Wat meer is, de klassieke taal van het Verre Oosten is het Chinees, en de oude Japanse teksten, bijvoorbeeld, zijn in het klassiek Chinees geschreven. Trouwens, het klassiek Chinees vervult in het onderwijs van het Verre Oosten zowat de rol van het Latijn in ons onderwijssysteem. Het is pas sedert 1916 dat de Chinezen niet meer uitsluitend in klassieke stijl schrijven en slechts in 1920 werd het Chinese onderwijs hervormd op basis van de gesproken, d.i. moderne Chinese taal. Heden wordt de klassieke taal praktisch niet meer als voertaal gebruikt.
Dit alles maakt dat de oude literatuur voor de Oosterlin- | |
| |
gen nog steeds gemeen goed is gebleven, en dit heeft voor gevolg dat zelfs de minder ontwikkelde Oosterling het verleden van zijn eigen land behoorlijk kent, zich ook bewust in de geschiedenis van zijn land weet ingeschakeld, dus belangstelling koestert niet alleen voor het verleden maar ook voor het heden en de toekomst van zijn land.
Maar op literair gebied heeft deze bestendigheid nefaste gevolgen gehad, die geleid hebben tot het clicheren van de letterkundige taal, want voor de letterkundige werd het met de tijd steeds moeilijker om nieuwe gedachten naar voren te brengen, aangezien elk intellectueel niet alleen alles kon lezen wat sedert eeuwen was geschreven, maar daarenboven verondersteld werd dat allemaal te kennen aangezien het wervingsexamen voor alle ambten bijna uitsluitend liep over de letteren. Pas in 1916 kwam daarin verandering. Voor de letterkundige werd deze literaire erfenis een echt blok aan het been. Over het algemeen beperkte hij er zich dan toe het reeds eeuwen geleden gezegde met andere woorden te herhalen, er varianten of commentaren op te vinden of deze gezegden aan zijn milieu aan te passen.
Deze enkele geïsoleerde constanten die in de beschaving van het Verre Oosten steeds worden geroemd, hebben ons doen inzien dat elke medaille zijn keerzijde heeft. Het Confucianisme heeft aan China zulk een sterke morele en staatkundige organisatie verleend, dat het alle wapengeweld te boven is gekomen, maar dit gevoel van zekerheid ontnam het alle initiatief nodig om aan de moderne evoluties het hoofd te bieden. Het intellectuele superioriteitskompleks stelde China in staat gedurende eeuwen en op velerlei gebied leidinggevend te zijn in de wereld, maar dit kompleks leidde tot bekrompenheid en pretentie, met het gevolg dat China nu een achterstand van zeker een kleine eeuw heeft in te lopen. Vaderlandsliefde, een toch overal zo geroemde deugd, heeft Japan gedurende eeuwen behoed tegen alle onheil van buitenuit en tegen veel onheil van binnenin, maar verkeerd geïnterpreteerd is het ook de oorzaak van zijn ondergang geworden. Dat alles verplicht ons tot nadenken, tot nadenken over constanten die onze beschaving beheersen. De studie van de Oosterse beschavingen moet ons tot inkeer brengen, ons dwingen openhartig en met vranke geest onze eigen waarden kritisch te bekijken.
|
|