Het dossier Berghmans
Enkele belangstellenden, onder wie een student, hebben mij gevraagd welke dag- en weekbladen enige aandacht hebben besteed aan de poëtische mystificatie Berghmans-Jageneau. Zinspelend op enkele verdachtmakingen werd gevraagd een en ander op te helderen. Ik moet ze ontgoochelen, want voorlopig voel ik er weinig voor een polemisch artikel te schrijven, noch om nieuw bewijsmateriaal uit het dossier te lichten. De ervaring heeft trouwens nogmaals geleerd, dat het feitenmateriaal voor de meesten van ondergeschikt belang is. Pittiger schijnt het zonder de minste bewijsvoering laster en aantijgingen te maskeren met vraagtekens.
Het eerste verzoek wil ik echter in de mate van het mogelijke inwilligen. Ook een onvolledig overzicht van de dag- en weekbladen, die een en ander over de mystificatie publiceerden, laat de belangstellenden toe vergissingen te ontdekken en voorlopige besluiten te trekken.
Steunend op geruchten en een gedicht, dat gepubliceerd werd in het programma van een Middag van de Poëzie in de Residentie-schouwburg te Brussel, licht De Standaard (28/11/67) een tip van de sluier op. Lambert Jageneau wordt een doctorandus in de filologie genoemd, maar hij studeerde kunstgeschiedenis aan de universiteit te Utrecht. Bij het afgedrukte acrostichon wordt gewag gemaakt van cryptogrammen, die Jageneau weliswaar enkele keren heeft geschreven, maar waarvan er bij mijn weten tot nog toe geen enkele in de pers werd gepubliceerd.
In Het Laatste Nieuws (29/11/67) wordt een deel van het bewijsmateriaal vrijgegeven en in een vraaggesprek met Jageneau (30/11/67) worden enkele achtergronden onthuld. De eerste reacties verschenen eveneens in Het Laatste Nieuws (2/12/67) en de confrontatie Berghmans-Jageneau door Trammelant verscheen nagenoeg woordelijk (4/12/67). Het Belang van Limburg (4/12/67) noemde de Trammelant-reportage ‘schokkend’. Dit artikel werd ondertekend met de initialen P.P. Terloops mag er op gewezen worden, dat het artikel in De Standaard niet ondertekend was.
Het Laatste Nieuws (5/12/67) besteedt vervolgens aandacht aan een van Berghmans' eigenhandig geschreven opdrachten in Robin Hannelores verzenbundel ‘Waan en Pijn’, die laat vermoeden dat Jan Berghmans de deknaam van Robin Hannelore is. In een vraaggesprek met Hannelore en Frans Depeuter wordt de zaak in het reine getrokken.
De Gazet v. Antwerpen (6/12/67) vraagt het oordeel van mevr. A. Manteau, uitgeefster, die de hele zaak ‘onverkwikkelijk’ noemt. Volgens haar fungeert Berghmans als slachtoffer, dat zij in elk geval zal blijven steunen. Op de vraag of alles letterlijk waar is wat Jageneau beweert, antwoordt zij:
- In alles is een grond van waarheid. En er is nooit ergens rook zonder enig vuurtje... Wel is het markant dat onze poëzie nu plots ‘front page news’ is geworden. De zaak kwam zelfs in de radio ter sprake. Wanneer een Vlaams dichter een Driejaarlijkse Staatsprijs ontvangt, is dat nieuws na 24 uren alweer vergeten. Thans schrijft men in sommige kranten onder grote koppen over de poëzie. Of men zich daarover in deze omstandigheden kan verheugen, lijkt me wel een ander geval. Persoonlijk noem ik deze hele publiciteit een ongezond verschijnsel. Ik meen dat wij met dat opschroeven erg voorzichtig moeten zijn. En wij moeten ook vermijden dat ambitieuze jongetjes, die zich in de literatuur nog niet tot de gearriveerden hebben opgewerkt, deze kans grijpen om zich als ‘exploiteur de cadavres’ te doen gelden... Ik probeer zoveel ik kan ‘au dessus de la mêlée’ te blijven.
Nevens nieuwe reacties publiceert Het Laatste Nieuws (6/12/67) ook drie letterverzen, nl. van Jageneau, Berghmans en een gedicht, ingezonden door Freek Dumarais, die het gedicht persoonlijk door Berghmans heeft zien schrijven. Het betreft een gedeeltelijk acrostichon! In Spécial (6/12/67) zet P. Stiévenart de hele zaak uiteen onder de titel ‘La mystification de l'antimatière’. Ulysses besteedt in ‘'t Pallieterke’ (7/12/67) meer aandacht aan het menselijk aspect van de zaak. Steller noemt het dossier op vele punten nog duister, de bewijsvoering voor Jageneau's vaderschap onvoldoende en hij vraagt zich af of deze weinig verkwikkelijke story geen publicitaire stunt is van de uitgeverij Manteau, te meer omdat drie dichtbundels van Berghmans-Jageneau een van de volgende dagen van de pers komen.
In zijn artikel, verschenen in De Spectator (10/12/67 en 17/12/67) maakt Jan Pollaerts gewag van een diagonaal lopende acrostichon. In Elseviers Weekblad (9/12/67) wordt de mystificatie eveneens overzichtelijk behandeld, en Eric Vertonghen gaat op een zelfde wijze tewerk in Het Volk - De Nieuwe Gids (13/12/67).
Naar aanleiding van Berghmans' lezing in ‘De Burcht’ te Gierle, waarvan het verslag is verschenen in Het Laatste Nieuws (11/12/67), publiceert Ulysses een artikel in 't Pallieterke (14/12/67).
Het zwakste punt, zo schrijft Ulysses, in de argumentatie van Jageneau is m.i. echter wel het zgn. diagonaal acrostichon in het gedicht Antimaterie (volgens Jageneau verschenen in de gelijknamige bundel) omdat dit gedicht niet in deze bundel voorkomt en zelfs niet eens bestaat!
Deze literaire maskarade, zo meent Hans Wiersma - die niet aan het auteurschap van Jageneau twijfelt - liep uit op een vreemd welles en nietes, steller haalt ten slotte enkele herinneringen op aan Berghmans in de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant (16/12/67).
Uitvoerig komt De Post (17/12/67) op de zaak terug. Het artikel herinnert eveneens aan een groot aantal pastiches, die over het algemeen van