De Vlaamse Gids. Jaargang 52(1968)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Uit ‘Lichter dan Lucht’ ik roep liefde, liefde en word oud maar krijg geen nieuwe huid ik wil het zuiverste en mooiste en slimste dier op aarde zijn maar ik blijf hulpeloos, voedsel voor de ruimte en mijn vrees baart een drievuldigheid razend om de uitsluitende hulp wat heb je aan de filosofie van bedelenden en aan de hebzucht van zelfmoordenaars mijd de dubbelganger in jezelf mijd de gespannen buik van zelfgevoede schimmen mijd de woestijn met haar onbekende cellen mijd het kruishout met de rekening van een begrafenis op haar zij mijd de lucht die haar wolken verloor mijd de stervende zielen want hun monden zijn tot de amandelen gevuld met overgevoelige onzin gewijde aarde van new-babylon schaamvolle dood voor op maat gemaakte mensen angstkreten die wegebben in innerlijke monologen vetgemeste westenwinden een pijnlijk gevecht, lijf aan lijf, vol slijm en daver met een twintigeeuwse spotgod zing u dronken en wandel met doven en werklozen mee en ontnuchter traag in een collage van misselijke krantenknipsels ik geloof niet meer aan het stil ritme waarin ik één lijn trek met mezelf ik probeer mijn naaste lief te hebben het wonder van niet te stoppen liefdadigheid is nog niet gebeurd steeds die belofte van zijn en blijven krachtproef van opnieuw mislukken en systematisch terugkeren naar een leeg gezicht geen gezamelijk ontwaken zonder de nasmaak van moe achtergelaten dagen geen dank betalen aan mensen die mensen nodig hebben en opstaan om te sterven geen verzameling tranen van slaphangend volk dat roept en twijfelt dag publieke zondaar bemin jezelf in je slaap en groet het teken van je ongebruikt leven dag lievelingswolkjes dag ander lui fenomeen dag aarde je staat zo vreemd ook in je tweede huid houdt de pijn zelden op mijn wereld werpt zijn kommer terwijl ik met een scheur in mijn hongerig oog een goedkoop masker zoek ik wil mijn eenzaamheid bouwen met het gruis van mensgeworden bressen maar ik vlucht voor het stof van een kudde genummerde schapen ik wil de bedorven enkeling niet zijn die met zijn gekochte gezelligheid in het gedurige verloren loopt ik wil wachten tot de goede aarde mij raakt om met de langzame romantiek van een denkbeeldig lichaam ruimschoots gelukkig te zijn Al De Boeck Vorige Volgende