Een veelbelovende vooruitgang
ETIENNE SCHOONHOVEN
De mededelingen die schepen Delwaide onlangs op het slotbanket van de internationale redersdag heeft gedaan, met betrekking tot de vooruitgang van ons goederenverkeer ter zee, hebben onrust weggenomen.
Over de Antwerpse haven wordt dikwijls zoveel gepraat en geschreven in negatieve zin, dat wij blijk mogen geven van optimisme wanneer de schepen voor handel en scheepvaart met klem van redenen betoogt dat Antwerpen in 1967 de tweede plaats heeft veroverd in de rij der Europese havens. Het goede wordt maar al te vaak verheeld, zodat men aan de verdere bloei van onze zeescheepvaart zou kunnen twijfelen, te meer daar af en toe de aandacht wordt gevestigd op onbevredigende punten. Doch onbevredigende punten zijn er in iedere haven, zelfs in Rotterdam-Europoort.
Laten wij dus eens beslist de nadruk leggen op het feit dat Antwerpen in stijgende mate werkzaam is, waarbij verdere mogelijkheden tot ontwikkeling van de goederenomzet worden geschapen. De haven dreigt niet te gronde te gaan, al komen er geen 200.000-tonners. De veelbelovende uitslagen die in het afgelopen jaar werden geboekt, zijn tot stand gekomen doordat Antwerpen zijn positie in talrijke sectoren heeft versterkt.
Uit de enge samenwerking tussen de stedelijke overheid en de privé-sector is in de Antwerpse haven een verhoogde produktiviteit ontstaan. Tempo en schaal van de groei blijken wellicht uit enkele cijfers. In 1967 bedroeg ons internationaal goederenverkeer ter zee 62,2 miljoen ton, d.i. 6,1 t.h. méér dan in het voorafgaande jaar. Dat betekent ook een stijging van 163 t.h. tegenover 1938. Zowel bij de lossingen als bij de ladingen was er in 1967 een vooruitgang waar te nemen.
Hoe komt het nu dat Antwerpen de tweede plaats in de rangschikking van de Europese havens heeft kunnen bekleden, wanneer de groei van de Gemeenschappelijke Markt in 1967 lager is geweest dan ooit sinds het ontstaan van de E.E.G.? Vele havens zijn trouwens achteruitgegaan, als gevolg van de algemene conjuncturele recessie in 1967. Wij hadden echter een flinke toename. Het goederenverkeer van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie ging eveneens vooruit, met 3,8 t.h., terwijl de totale doorvoer met 14,4 t.h. steeg. Daar de internationale conjunctuur weer aantrekt, schijnt zich deze lijn in het huidige jaar voort te zetten.
Voor een belangrijk deel is de uitbreiding van ons goederenverkeer ter zee te wijten aan de modernisering van de havenuitrusting en aan het vestigen van talrijke industrieën in het steeds groter wordende havenareaal. En er bestaat meer dan een reden die doet verwachten dat de industrieën onze goederenomzet zullen opdrijven, doordat de produktie zal toenemen in verhouding tot de expansie van reeds gevestigde firma's of het in werking treden van nieuwe bedrijven.
Maar het is ook volkomen duidelijk dat het goederenverkeer ter zee te Antwerpen aanzienlijk is gestegen als gevolg van de toenemende tonnenmaat der koopvaardijschepen. Sedert enkele jaren kunnen méér goederen worden vervoerd met minder vaartuigen. En wanneer uit de cijfers van ons scheepsverkeer blijkt dat in 1967 méér eenheden onze wereldhaven hebben aangedaan dan in 1966, hoeven wij ons er niet over te verwonderen dat de goederenomzet bij ons aanmerkelijk is verhoogd.