| |
| |
| |
De melaatsheid in de actualiteit
‘Un jour la lèpre effroyable,
qui a été et qui est encore une réalité,
ne sera plus, comme tant d'autres fléaux de notre espèce,
qu'un monstre fabuleux, - si l'homme veut.’
LOUIS DENIS
Brecht 1926
Was van 1951 tot 1960 gezondheidsagent in Kasaï (Kongo), belast met het algemeen geneeskundig onderzoek van de bevolking in de brousse. In het kader van de campagne tegen de lepra werkte hij onder leiding van Dr. Hemerijckx, destijds provinciaal leproloog van Kasaï.
| |
Ter inleiding
Voor de tiende achtereenvolgende maal werd dit jaar in ons land de aandacht van de bevolking getrokken op het probleem van de melaatsheid. Daarvoor werden alle gebruikelijke massa - communicatiemedia aangewend en geplaatst in het kader van de Werelddag voor de Melaatsen, die elk jaar gehouden wordt op de vierde zondag van januari. De organisatie daarvan gaat vooral uit van de ‘Damiaanaktie V.Z.W.’, maar ook van enkele privé-initiatieven.
De inspanningen alzo geleverd door instellingen of personen die zelf met de weerzinwekkende plaag geconfronteerd werden, zijn niet tevergeefs geweest. Getuigen daarvan de alom optredende reacties van verwondering over een zo vrij eenvoudige als doelmatige behandeling van de ziekte, die daarenboven financieel zeer voordelig uitvalt, en die wijzen op een vroegere leemte aan informatie terzake.
Toch ben ik de mening toegedaan dat nog te velen onwetend zijn over het reëel aspect van de kwaal. Ja, tot zelfs de patiënten toe. Zoals onlangs voor de televisie een aangetaste zendeling nog verklaarde, dat de verminkingen aan handen en voeten steeds het gevolg zouden zijn van bepaalde - secundaire - traumata (o.a. rattenbeten, verbrandingen, enz...), en niet eigen zouden zijn aan de ziekte zelf. Bij de ziektebeschrijving zal aangetoond worden dat de werkelijkheid grotendeels anders ligt.
Vandaar dat mijns inziens een objectieve wetenschappelijke voorlichting over de melaatsheid en de melaatse mens zich opdringt.
Aan de basis van onderhavig artikel ligt dan ook de bedoeling en betrachting in deze behoefte te voorzien.
Vooraleer ons te verdiepen in de totaliteit en in de verschillende aspecten van de ziekte, lijkt het aangewezen vooraf even de bepaling ervan te geven, zoals opgesteld door de Wereldgezondheidsorganisatie. Deze luidt:
‘Melaatsheid of lepra is een weinig besmettelijke infectie van de huid, veroorzaakt door de bacil van Hansen, die de zenuwen en de weefsels aantast, vooral van handen, voeten en aangezicht’.
| |
De lepra in de loop der tijden
De oudste sporen over wat de lepra zou geweest zijn, vindt men terug op papyrusrollen uit Egypte, die dateren van de XVIe eeuw vóór onze tijdrekening. Een Berlijns museum zou zelfs dergelijke geschriften bezitten die van 6.000 j. vóór Christus dateren.
Minder vage aantekeningen uit Oud-Indië spreken van de gevreesde Kushta, die als erfelijk en als een goddelijke straf werd aangezien. Latere beschrijvingen uit Perzië bevatten de huidige Iranese termen Pes en Pesegi in de ziektebenaming Pisaga.
Bijbelse geschriften duiden door Zaraath - synoniem van het Griekse Lepra - een reeks van fenomenen aan, die zowel mensen als dieren en objecten kenmerken, en waaraan verstoting, vrees en afschuw gekoppeld worden.
China kende reeds in de Ve eeuw vóór Christus een in detail beschreven aandoening onder de benaming van Laï-fon en Laï-ping. Japan ontsnapt niet aan de pandemie die daar toeslaat ronde de VIIe eeuw van onze tijdrekening.
Door toedoen van de Grieks-Romeinse uitzwermingen verspreidde de
| |
| |
plaag zich verder in Vóór-Azie, Afrika en vooral Europa. Hiervan wordt het westelijke gedeelte geteisterd van de VIe eeuw af. Met het doel de besmetten af te zonderen (lees: uit te stoten) werden leprozerijen opgericht, waarvan het aantal op 19.000 wordt geraamd, waaronder 600 in onze gewesten. De laatste sluit haar poorten tijdens het bewind van Jozef II. Eén ervan heette St.-Pieter en ligt aan de oorsprong van het huidige St.-Pieters-hospitaal te Brussel.
Omtrent de oorzaken van het vrij plotseling terugtrekken van de ziektegolf sinds de XVIe eeuw bestaan er meningsverschillen. Aangenomen mag worden dat een complex van factoren de aanleiding daartoe is geweest:
- | een progressieve verbetering van de sociale toestanden, met weerslag op het gebied van voeding, kledij en hygiëne; |
- | de pest- en pokkenepidemieën, die het gemakkelijkst slachtoffers vonden in de melaatsencentra, waardoor de besmettingsbronnen op een natuurlijke wijze wegvielen; |
- | de toenemende verspreiding van de tuberculose, die een verhoging van weerbaarheid tegen de lepra zou meegebracht hebben (om redenen die verderop verduidelijkt worden). |
De haarden die in onze eeuw nog hebben standgehouden liggen in IJsland, Rusland, aan de kusten van de Middellandse Zee en in Portugal.
Ons land telt op dit ogenblik nog een twintigtal zieken. Voor de laatste 20 jaar bedraagt het gezamenlijk aantal zestig. Opmerkelijk is wel de toename met twee tot drie gevallen per jaar de laatste tijd.
| |
Humaner houding tegenover de melaatse
Het probleem van die (on)menselijke ellende krijgt pas de volle aandacht, wanneer op 15 april 1889 Pater Damiaan als melaatse sterft. Het offer van Jozef De Veuster uit Tremelo, die zich gedurende 16 jaar volledig gegeven heeft voor de besmette bannelingen van de Hawaï-archipel op Molokaï, heeft onnoemelijk veel bijgedragen tot de lotsverbetering der melaatsen. Vóór zijn tijd werden de leprozen ‘dood’ verklaard voor de buitenwereld - voortaan hebben zij het recht levende mensen te zijn.
Afgezien van het pastoraal werk, was Pater Damiaan ten zeerste bekommerd om sociale verbeteringen en ook om de medische bijstand (hij deed o.a. opzoekingen naar nieuwe geneesmiddelen), wat minder algemeen geweten is. Naast zijn totale persoonlijke inzet deed hij verder een beroep op de wereld der niet-melaatsen om begrip en steun te verkrijgen voor zijn en andere lijders aan de ziekte van Hansen. Zijn oproep, die over heel de wereld echode, bleef niet onbeantwoord zodat solidariteitsorganisaties en wetenschappelijke commissies werden opgericht. Hiervan de eerste in Engeland die tot doel had een studie te wijden aan het lot van de melaatsen in Indië.
Voor wat ons land betreft, zien we kort na de overbrenging van het stoffelijk overschot van Pater Damiaan, de oprichting van de Pater Damiaanstichting, die zich tot doel stelde de melaatsheid in Kongo, Ruanda en Urundi te bestrijden. Door samensmelting met twee analoge medico-sociale instellingen wordt op 4 november 1964 De Damiaanaktie v.z.w. als internationale vereniging ter bestrijding van de melaatsheid opgericht.
Dat de Werelddag voor het eerst in 1954 ingesteld werd door de Franse advokaat en wereld-lekenmissionaris Raoul Follereau, is nu wel over gans de wereld geweten, daar 127 landen dit voorbeeld hebben gevolgd.
Benaderen we nu echter het probleem van de lepra op medisch vlak.
| |
De ziekte
Oorzaken en verspreiding
Sinds lange tijd beschouwt men de melaatsheid als besmettelijk, overdraagbaar van mens tot mens, afgaande althans op de strenge afzonderingsmaatregelen en de verplichting van de leproos zich als zodanig kenbaar te maken (kledij, ratel...).
In 1872 slaagt de Noorse arts Armauer Hansen erin de oorzaak van de lepra te ontdekken. Het was een bacil, die de wetenschappelijke naam kreeg van mycobacterium leprae, nadien de bacil van Hansen genoemd. Deze is als zuur- en alcoholresistente staafvormige bacterie gemakkelijk te herkennen. Het volstaat om van een lepralijder een staaltje te nemen van kliervocht, huidvlekken, neus- of keelslijm, of zenuwen te nemen, en na fixatie en kleuring van het preparaat met de Ziehl-Neelsen-techniek het microscopisch ‘veld’ te onderzoeken.
De wetenschapsmensen van het laboratorium hebben lange tijd met problemen te kampen gehad die onoplosbaar leken. Hun grote betrachting was de overbrenging van de ziektekiemen op dieren en de cultuur van de bacil. De volgehouden experimenten kenden een eerste betekenisvol succes waardoor bij de rat de ziekte kunstmatig werd verwekt. Het ‘Troisième rapport’ van de lepra-experten van de WGO, haalt meer dergelijke geslaagde proefnemingen aan.
De verwachtingen gesteld in de cultuur van bacillen lijken niet hopeloos te zijn als men de beweringen van enkel zoekers mag geloven als zouden bacillen gekweekt worden in een cellen-voedingsbodem afkomstig van mens en rat. A.L. Olitzki in ‘Israel Journal of Medical Sciences’ (sept. 1965) meldt, dat zijn cultuur in zoverre geslaagd is dat na vijf maanden nog steeds biologische activiteiten van de bacteriën merkbaar waren. Het grote belang van zulk welslagen ligt in de kans ooit een lepravaccin te produceren waardoor de strijd tegen de ziekte in een nieuw - en wellicht beslissend - stadium zou treden.
Betreffende verspreiding van de lepra is met zekerheid geweten dat de besmettingsbron enkel bij de mens ligt: hij is wat men noemt de kiemdrager. De besmetting geschiedt naar men nog algemeen aanneemt op tweeërlei manier:
a) door directe voortzetting, waarbij de bacillen, aanwezig in de voormelde excreties, rechtstreeks in het lichaam van de gezonde mens binnendringen via open wonden, neus of mond;
b) door indirecte besmetting, mits gewoonlijk langdurig contact met voorwerpen van de zieke (kleren, ro- | |
| |
ken aan dezelfde pijp, eten uit de gemeenschappelijke voedselschaal, enz...). Vandaar dat in éénzelfde gezin veelal verscheidene aangetasten zullen voorkomen.
Naast deze ‘klassieke’ besmettingswijzen durf ik er een derde aan toevoegen, nl.
c) de mechanische (instrumentale zou men ze ook kunnen noemen) overdracht.
Inderdaad, tijdens mijn jarenlange ervaring in de bestrijding van de lepra in de brousse, hebben o.a. de volgende typische infecties mijn aandacht getrokken:
- in 1957 ontdekte ik in elk van vier verschillende dorpen in één hoofdij, een Kongolese vrouw, draagster van de specifieke lepra-vlekken op borst en rug. Het zeer eigenaardige nu was wel dat deze vrouwen vlekken vertoonden (van het type ‘tuberculoide mineur’) precies rond de omtrekken van getatoueerde figuurtjes die alle hetzelfde patroon vertoonden. Elders waren er geen symptomen merkbaar. Bij navraag bleek dat deze vrouwen zich in hun prille jeugd hadden laten tatoueren, wat naar schatting 20 of meer jaren moest geleden zijn. Het tatoueermes, dat vooraf een melaatse huid bewerkt had, had hier de fatale functie vervuld van ziekteoverdragend instrument.
- een opvallend aantal inlanders vertoonden pathologische vlekken op de armen - wat als normaal wordt beschouwd. Doch enkelen waren dragers van zulke symptomen op de bovenarm en wel aan de kant waar zij elk jaar tegen de pokken gevaccineerd werden. Wie enigszins vertrouwd is met de gebruikelijke vaccinatietechniek van de inlandse verplegers, waarbij zij het met de aseptiek niet zo nauw namen, zal allicht begrijpen hoe het besmettingsmechanisme hier verliep. Alle dorpelingen werden één voor één, in lange rijen, ingeënt, waarbij alleen volgehouden nauwkeurig toezicht kon verhinderen dat na elke vaccinatie de vaccinostyle steriel gebruikt werd.
De Franse leproloog R. Chaussinand schrijft o.m. in dit verband in ‘La Lèpre’: ‘...on connaît d'assez nombreuses inoculations accidentelles qui ont, malheureusement, déterminé l'infection lépreuse.’
De infectie in het lichaam breidt zich uit doordat de bacillen zich via het zenuwnetwerk verspreiden. Vandaar de veelvuldig voorkomende symmetrie bij de symptomen. In een verder gevorderd stadium vervullen de lymphe- en bloedbanen ook de rol van infectiekanalen.
Over de ontvankelijkheid: men weet dat de ziekte niet overerfbaar is. Tevens dat ze niet erg besmettelijk is. Toch bestaan er omstandigheden die de vatbaarheid in de hand werken. Beschouwen we achtereenvolgens verschillende factoren:
- | leeftijd: kinderen zijn bijzonder vatbaar; |
- | geslacht: meer mannen dan vrouwen (Dubois). De verhouding lag anders in mijn geneeskundige sector: 2/3 vrouwen. Hadden de negerinnen er onderling meer contacten op de markt, het werk...? |
- | klimaat: in warme en vochtige streken uitgesproken meer lepra; |
- | socio-hygiënische toestand: armoede, voeding, gebrek aan lichaamsreinheid, dichte huisbevolking... |
- | endemiciteit: of het veel voorkomen van de ziekte in de streek, waardoor grotere natuurlijke weerstand. Europeanen en pygmeeën worden gemakkelijker en erger aangetast. |
De incubatie- of broeitijd: de gemiddelde tijdsduur van bij het binnendringen van de bacillen tot aan het optreden van de eerste klinische tekenen, bedraagt 3 tot 5 jaar. Meer extreme gevallen kenden een incubatietijd van enkele weken of maanden, tot 20, 30 jaar en meer. De uitersten die mij bijgebleven zijn, betroffen een zuigeling van een paar weken oud, en de gevallen van die vier getatoueerde vrouwen. Er waren misschien wel gevallen met langere incubatieperiode, maar dat was moeilijk, zoniet onmogelijk met zekerheid aan te tonen gezien de inlanders hun leeftijd niet kenden, laat staan begrip hebben over de verlopen tijd tussen besmetting (wanneer en hoe?) en de eerste symptomen.
| |
Ziektesymptomen en ziekteverloop
Eenmaal de bacteriën in het lichaam, kan dit laatste zich door zekere mechanismen (o.a. door fagocytose d.i. bacilopslorping door witte bloedcellen) verdedigen en er ontstaan geen klinische letsels, d.w.z. de aangetaste wordt niet ziek. Hij verkeert min of meer lange tijd in de zg. ‘stille fase’ of heeft de ‘latente lepra’.
Ongelukkiger verloopt het bij verminderde weerstand zodat de bacillen zich vermenigvuldigen en hun pathologische werking op gang gekomen is.
Er zijn weinig of geen vóórverschijnselen (prodromen genoemd) of ongemakken. Een eerste vlek (soms verscheidene ineens) verschijnt op de huid, volgens sommige auteurs op de inoculatieplaats. Koorts kan daarbij optreden.
Geleidelijk of snel, naargelang de weefselreacties, vergroten de vlekken of/en treden ze elders op, vooral op aangezicht, borst, rug en buitenkant van ledematen en aan de uiteinden ervan. Ze zijn koperkleurig bij donkere rassen en roodachtig bij lichtere typen.
Chaussinand vond bij 37% van 1.371 patiënten geen eerst optredend huidletsel, maar wel storingen van de gevoeligheid.
Naargelang de invloed van een complex geheel van individuele factoren kunnen er zich drie onderscheiden typen van lepra voordoen:
a) het onbepaalde type, waar de vlekken zich alleen onderscheiden door het kleurverschil met de omliggende gezonde huid. Veelal treedt hierbij op de zg. lepreuze nevritis of zenuwontsteking met stoornissen van het gevoel.
Afhankelijk van de hoeveelheid bacillen, kan deze vorm evolueren naar één van de twee volgende typen. Spontane genezing is niet zeldzaam, waarbij de vlekken zich in hun totaliteit ‘oplossen’.
b) het tuberculoïde type vertoont vlekken die wanneer de verhevenheid op de huid volledig is, majeur wordt genoemd, en mineur bij randverhoging alleen.
Deze vorm is goedaardig en geneest ook spontaan in gunstige gevallen.
| |
| |
De vlekken vergroten door perifere activiteit.
Dit type kan evolueren naar de hiernavolgende vorm bij beperkte natuurlijke weerstand. Lepreuze nevritis treedt hierbij veelal op.
c) het lepromateuze type is zeer kwaadaardig en progressief, door massale invasie van bacillen, die geen weerstand van het organisme ontmoeten.
Vooral op het aangezicht, doch ook op armen en romp, vormen zich ofwel vlekjes, infiltraties of lepromen (knobbels) die gaan verzweren. Hierdoor wordt etter afgescheiden die, van massa's bacteriën voorzien, een groot gevaar vormt voor de omgeving.
Hier ook weer komt de nevritis voor, doch veel later dan bij de twee voorgaande typen.
Volgens Rogers en Chaussinand zouden resp. 95% en 88% van bepaalde groepen hunner zieken door de lepromateuze melaatsen besmet geworden zijn.
Een overgangstype tussen het tuberculoïde en het lepromateuze type heet ‘borderline’ of ook ‘dimorfe type’. Hierbij treden simultaan de letsels van de twee voornoemde vormen op.
De lepreuze nevritis - vroeger ten onrechte aangezien als zenuwlepra in tegenstelling met huidlepra - kenmerkt zich door storingen in het gevoel aan de oppervlakte, door zenuwverdikkingen en abcessen, spierverlammingen en weefsel-voedingsstoornissen. Volgens Cochrane verdwijnen achtereenvolgens: de warmtezin, de tastzin, de pijnzin en ten slotte de drukzin.
De melaatsen die aan deze nevritis lijden, herkent men duidelijk aan hun verminkingen en trauma's zoals daar zijn:
- de motorische stoornissen met bemoeilijkte of onmogelijke bewegingen in het aangezicht, handen en voeten;
- vaso-motorische storingen die leiden tot huidverdikkingen, blaren op knieën en ellebogen, nagels die ontaarden. Verder ook uitval van haren, wimpers en wenkbrouwen, inkrimping van beenderstukken en atrofie van andere weefsels zodat vingers en tenen, ja zelfs handen en voeten volledig wegkwijnen.
Klauwhand ontstaat, waardoor de vingerbeweging belemmerd of volledig uitgesloten wordt.
20% van alle zieken hebben daarenboven perforerende zweren aan de voetplanken. Panaris, bijkomende beeninfekties, enz... kunnen het al zo vreselijk uitziend ziektebeeld nog verergeren.
| |
Complicaties van de lepra
- Reactionele toestanden zijn momentane reacties die enkele weken aanhouden en die optreden bij de tuberculoïde en lepromateuze typen. Ze brengen een vererging mede van de bestaande huidletsels, met verdikkingen, knobbelvorming en erytheem, benevens oedemen op verschillende plaatsen. Voeten en handen zijn gezwollen en doen pijnlijk aan.
De perifere zenuwen zijn verdikt en zeer gevoelig.
- Letsels van mond en ademhalingswegen waardoor de spraak en de ademhaling ten zeerste kunnen belemmerd worden.
- Oogaandoeningen die tot blindheid kunnen leiden.
- Stoornissen die de beenderen, gewrichten, geslachtsorganen treffen, en amyloïde degeneratie van lever, milt en nieren.
Daarenboven is het klinisch totaalbeeld veelal niet beperkt tot de leprabesmetting. In die streken waar de algemene levensomstandigheden geen vergelijk aankunnen met deze uit de Westerse wereld, en waar het begrip hygiëne ver te zoeken is, wordt de autochtone bevolking aangetast door een complex van zg. tropische ziekten en andere: ingewands- en weefselwormziekten, malaria, slaapziekte, anemie, enz..., om nog niet te spreken van de avitaminosen en de ondervoeding.
| |
De prognose
De vooruitzichten over de evolutie zijn afhankelijk van de verschillende typen.
- De onbepaalde vorm is onstabiel. Hij kan overgaan in tuberculoïde lepra wanneer de allergische toestand van de patiënt toeneemt; hij transformeert zich tot de lepromateuze vorm in geval van anergie (waarbij het lichaam geen weerstand biedt tegen de bacillaire werking).
Veelal blijft het uitzicht hiervan behouden.
- De tuberculoïde lepra is betrekkelijk stabiel en wanneer er zich geen zenuwletsels voordoen zijn de vooruitzichten gunstig. Wanneer er geen spontane regressie plaatsheeft, blijven de zieken gans hun leven in dezelfde toestand, behoudens kleine variaties en reactieperioden. Evolutie is mogelijk naar het borderline- of lepromateuze type.
- De lepromateuze vorm is die ziektevorm die het meest stabiel is met zeer ongunstige prognose wegens de sterke neiging tot progressieve verslechtering. Het percentage der zieken dat aan lepra zelf sterft, bedraagt slechts 5%; de meesten treft de dood door verstikking, verlengde reactionele toestanden tot uitputting, en intercurrente infecties.
Vandaag hangt de prognose vooral af van de behandeling, die op haar beurt afhankelijk is van:
- | de middelen afkomstig van regeringen en van de privé-sector; |
- | de houding van de zieke daartegenover. |
De efficiëntie van de behandeling hangt af van strikte toepassing van de voorgeschreven therapie.
| |
Het psychisme
De psychische toestand is deze zoals bij alle chronische ziekten.
Voor zover mijn persoonlijke ervaring terzake reikt, draagt de melaatse zijn lot met een zekere gelatenheid en fatalisme. Zijn gemoedsgesteldheid hangt nauw samen met de ernst van zijn toestand en de graad van invaliditeit en hangt ook af van ras, leeftijd, verstandelijke ontwikkeling en de natuurlijke neiging tot optimisme of pessimisme. Onze melaatsen die geregeld hun geneesmiddelen in ontvangst kwamen nemen in de behandelingscentra en die niet aan de erge stadia toe waren, vertoonden in hun levenswandel - vanuit onze gezichtshoek gezien - weinig onderscheid met hun niet-melaatse dorpsgenoten. Maar temidden van hun werkmilieu werden zij toch door hun
| |
| |
directe omgeving geschuwd en gemeden. En een verstotene alleen weet wat het betekent niet meer tot de gemeenschap te mogen behoren, al is er nog wel de formele aanwezigheid. Psychisch leed kan fysisch lijden overtreffen.
Ik laat hier enkele prominenten aan het woord, echter niet over het psychisme van de melaatse, maar over het psychisme van de gezonde.
- ‘Ce n'est donc pas le psychisme du lépreux qui doit être dénoncé, mais plutôt le comportement des bien-portants à son égard. La crainte irraisonnée qu'inspire la lèpre, ne justifie nullement le sacrifice de la liberté du malade à la collectivité.’ (Chaussinand).
- ‘Depuis toujours, l'homme atteint par le bacille de Hansen a, en fait, deux maladies: il a la lèpre (dont il peut guérir) et il est lépreux.’ (ce qui est plus difficile à combattre) (Follereau).
- De Conferentie van Tokio over de lepra (november 1958) beëindigde aldus haar rapport:
‘Le problème est d'obtenir aussi rapidement que possible un changement de l'attitude psychologique du public en général et de la société envers le malade de lèpre.’
Aangaande de gedragslijn van de melaatse broussebewoner en de plaats die hij inneemt in zijn milieu, meen ik dat het aanhalen van enkele bevindingen meer begrip zal bijbrengen voor een vruchtbare aanpak van de strijd tegen de lepra. Ik durf inderdaad vooropstellen dat de gemeenschappelijke persoonskenmerken die de melaaatsen op algemeen psychopathologisch (niet individueel-psychopathologisch) vlak vertonen, belangrijker zijn dan hun onderling verschil.
Toen ik in 1951 in het zuiden van Kasaï toekwam, werd ik belast met de opsporing, de in behandelingstelling en de prophylaxe van de endemische en cosmopolitische ziekten. De ervaring van het inlands medisch hulppersoneel kwam mij goed ten nutte wegens de grote variatie van huidziekten, die dan nog dienden herkend te worden op de donkere huid. De ware situatie op het gebied van de lepra was mij nog onbekend. De diagnose geschiedde vooral op basis van de gezondheidsinspectie van de bevolking: het opsporen van de zichtbare symptomen. Bij de aanvang dus waren er 450 zieken gekend en geboekt. Na enkele maanden traditionele opsporing, had iets speciaals mijn aandacht getrokken. Het was datgene waardoor de melaatse zich in zijn houding van de niet-melaatse onderscheidde. Enkele concrete voorbeelden volgen hier.
De in lange rijen voor het klinisch onderzoek opgestelde mannen, vrouwen, jongens en meisjes (in open lucht, 400 tot 450 per dag, 80.000 tot 100.000 per jaar) vormden op het eerste gezicht een tamelijk homogene groep. Doch een kritischer blik ontdekte b.v. volgende details:
- | temidden van alle blootshoofdse mannen stond een neger met een wat te schuin geplaatste hoed op het hoofd. Even de hoed lichten volstond om een vlek vast te stellen; |
- | bij de vrouwen - die hun kinderen op de heup lieten hangen terwijl ze zich ongestoord te goed deden aan natuurlijke voeding - droeg een oude negerin eveneens een baby op de heup. Waarom zij óók? De mooie baby vlug overnemen bracht de verklaring: zelfde symptoom dat ze op die wijze trachtte te verbergen; |
- | mensen van allerlei leeftijd waren beschilderd met kalk, rode klei e.d. ten teken van rouw, in feeststemming of om een andere reden. Vooraf werd hun gevraagd zich hiervan te ontdoen, doch steeds weer stond men voor individuen die dat ‘vergeten’ waren... Weer met dezelfde bedoeling. |
Zelfs in zijn taalexpressie verborg de neger het ziektefenomeen. In de tshiluba-taal betekent melaatsheid ‘nsudi’. Doch in het dagelijkse spraakgebruik was ‘nsudi’ taboe (zoals ‘tuberculose’ vroeger in onze gewesten). Een aangetaste meldde zich wel aan met ‘ndi ne disama dia mayi’, wat betekent ‘ik lijd aan de ziekte van het water’, ofwel ‘ndi ne disama dia dikaji’: ik lijd aan de ziekte van de vlekken. Maar hij zou er zich wel voor gewacht hebben het woord ‘nsudi’ uit te spreken.
Op honderd en één manieren probeerden de zieken zich op de meest schrandere wijzen te camoufleren. Dat was hún schuld niet! De schuld lag bij de niet-melaatsen!
Ik citeer hier graag de woorden die Follereau in dezelfde tijd schreef:
‘Si le lépreux ne se sentait pas un être traqué, maudit de tous, si l'égoïsme, l'épouvante n'avaient pas fait de la lèpre une maladie honteuse, le malade se ferait connaître. On le soignerait chez lui, la plupart du temps sans qu'il renonce à son emploi; on éviterait qu'il devienne contagieux et, un jour, on arriverait à le guérrir...’
...En de zieke die op de geneeskundige telling of temidden van zijn levensmilieu zijn symptomen niet verborgen kon houden, die trok zich uit eigen beweging als getekend individu terug om in de verste hoeken van de brousse een eenzaam bestaan te gaan lijden. Als hij niet reeds eerder daartoe gedwongen was.
Tot hier deze persoonlijke herinneringen die misschien kunnen bijdragen tot een beter inzicht in het volgend hoofdstuk, waar de beteugeling van de kwaal aan de orde komt.
| |
De strijd tegen de melaatsheid
Eeuwenlang heeft de mensheid quasi machteloos gestaan tegenover het lijden van de melaatse mens.
Hoe in vroegere tijden de leproos door de niet-melaatse behandeld werd, hier in de ruimste zin van het woord, daarover kan de geschiedschrijving maar weinig mooie regels aanhalen. Weze het ook wegens ermee verbonden ideeën over goddelijke straffen voor morele tekortkomingen.
Herodotus verhaalt na zijn reis naar Perzië 25 eeuwen geleden:
‘Een mens die aangetast was door de melaatsheid mocht niet meer binnen in de stad. Het was hem verboden nog contact te nemen met andere burgers. Volgens hun opvatting had hij gezondigd tegen de zon. Vreemdelingen die melaats waren, werden dadelijk uit het land gezet’.
De Bijbel handelt over de melaatse in dezelfde zin: hij moest gescheurde kleren dragen, zijn haren laten los- | |
| |
hangen en onderweg roepen ‘onrein, onrein’.
In de middeleeuwen geschiedt de gedwongen afzondering op grote schaal en de aangifte is verplicht. Bedelarij is voor de melaatsen het enige middel om in hun levensonderhoud te voorzien. De melaatsenproef was een pijnlijke behandeling voor de zieke, die in beslissend geval van de jury een getuigschrift ontving. Dan werd tijdens een speciaal ceremonieel, nl. ‘het afscheid aan de wereld’, de leproos uit de maatschappij gestoten om zijn leven verder te slijten in de leprozerij, waarnaar hij werd gestuurd, gehuld in het melaatsenkleed en met een ratel.
Hoe de toestanden zich voordeden in de binnenlanden van Afrika, Zuid-Amerika, Azië en Oceanië vóór de kolonisatieperiode? Daarover is niet zoveel geweten. In hoeverre de tovenaars erin geslaagd zullen zijn hun melaatse patiënten te ‘helpen’ door middel van amuletten, ritualen of zelfgemaakte medicijnen, dat laat ik aan de verbeelding van de lezer over. Ik heb daarginds nooit positief resultaat gezien, tenzij dan de relatieve welstand van de fetischpriester... Tot in de moderne tijden.
| |
Hoever staan we nu?
De medische instellingen die de campagne tegen de lepra op zich genomen hebben, moesten tot na Wereldoorlog II geduld oefenen, om een doelmatige behandeling te kunnen toepassen. Daarvóór waren - wanneer de maatregelen niet tegen de zieke zelf getroffen werden i.p.v. tegen de ziekte - slechst middelen voorhanden die bij beperkte gevallen ten hoogste het verloop van de aandoening remden of tot stilstand brachten. Van genezing was er nooit sprake. Verschillende farmaceutische produkten werden beproefd: koper- en arsenicumpreparaten, hydnocarpus, kalumioduur, methyleenblauw en andere kleurstoffen op basis van aniline. Ook tal van antibiotica.
Wat de produkten van plantaardige oorsprong betreft, zijn er drie die hun therapeutische waarde bewezen hebben, nl.:
- | de chaulmoograolie, die in de warme streken plaatselijk kan getrokken worden uit de vrucht van gelijknamige boom; |
- | de salsaparilla, waarvan de wortels geneeskundige bestanddelen bevatten, en |
- | de centella asiatica, een schermbloemige plant uit de tropen. |
In de ontwikkelingslanden was het begrijpelijk dat de inlandse melaatsen zich in zulke omstandigheden met weinig enthousiasme aanboden om gedurende jaren hun veertiendaagse spierinspuitingen van chaulmoograolie te ontvangen in de broussehospitalen of -dispensaria.
Een revolutie in de therapie brachten de sulfonen, het tot dusver efficiëntste wapen tegen de ziekte van Hansen.
Vooraleer er echter sprake kan zijn van behandeling, dient de zieke gekend te zijn. Nu is de toestand zo in die gebieden waar de verspreiding van de ziekte aanzienlijk is, dat de melaatsen zich eerder zelden spontaan aanmelden, ook al is de behandeling gratis, en al bestaat er een wetgeving op de verplichte aangifte. Dat bleef zo tot aan de sulfonentherapie.
| |
De sulfonentherapie
Gezien het grote belang van deze revolutionaire geneeswijze van de melaatsheid, die miljoenen een onverhoopte kans biedt, wordt hierover ietwat meer uitgeweid.
Alhoewel de inmiddels veralgemeende sulfonentherapie slechts een 15-20-tal jaren geleden voor het eerst werd toegepast, werden de sulfonen reeds in 1908 door Fromm en Wittmann gesynthetiseerd. De toenmalige grote toxiciteit vormde een hinderpaal, tot in 1937-39 een groep van vorsers het chemisch produkt als medicament op punt stelden. Het jaar 1941 betekende een mijlpaal in de geschiedenis van de strijd tegen de lepra. Faget experimenteerde met zeer bemoedigende resultaten de nieuwe therapie van de Hanseninfectie. Vanaf 1947 werd ze toegepast. Sinds 1956 pasten we ook in Kasaï de succesrijke sulfonentherapie toe, volgens de richtlijnen van Dokter Hemerijckx.
Van de sulfonen wordt D.D.S. (4.4 diamino-diphenyl-sulfone, of moedersulfone), op de markt gebracht onder verschillende handelsnamen, het meest gebruikt. Het wordt in de vorm van pillen, of door wekelijkse of veertiendaagse intradermische en spierinspuitingen toegediend. Het chemotherapeutisch vermogen leidt tot bacteriostase, d.w.z. dat de ontwikkeling der bacteriën wordt verhinderd.
De grote voordelen ervan zijn: de lage kostprijs, de eenvoudige en vlugge toediening, de mogelijkheid tot onmiddellijke stopzetting van de behandeling in geval van optredende reacties. Het nadeel van de inspuitingen ligt hier in de resorptie die nog veertien dagen aanhoudt na toediening. Verder de volledige opslorping, de bacteriostatische werking ook voor de micro-organismen die bepaalde intercurrente infecties veroorzaken. De therapie bereikt volgend effect: de huid en het slijmvlies normaliseren zich; de vlekken genezen centrifugaal, repigmentatie treedt op en de verheven rand bij de tuberculoïde vorm verdwijnt. Het herstel vraagt meer tijd bij meer gevorderde evolutie. Het verwonderlijke is wel dat de meest opzienbare resultaten behaald worden bij de ergste gevallen, bij het lepromateuze type. De behandeling beoogt echter niet alleen de klinische verbetering, doch eveneens de bacteriologische negativatie, d.i. het ontbreken van bacillen, bij het microscopisch onderzoek vastgesteld. Deze treedt bij de L-vorm pas op na 2 tot 5 jaar behandeling.
Er bestond zeker vrees dat de bacil van Hansen een resistentie zou gaan ontwikkelen t.o.v. de sulfonen. Tegenover de formele bewering van Hentsch in zijn thesis (1962), als zou dit verschijnsel zich niet voordoen, staat de onrustbarende mededeling van Hemerijckx over gemelde sulfono-resistente bacillen, die gelukkig betrekkelijk weinig voorkomen.
Toch is er ook een keerzijde aan de medaille. Volgende nadelen werden gesignaleerd: vergiftigingen, allergische werking, anemie, psychose (slapeloosheid, irritabiliteit en manieen), geelzucht, enkele lepreuze reacties en kleine ongemakken. In voorkomend geval wordt de sulfonentherapie stopgezet.
Bij onderbreking van de behandeling wegens schijnbare genezing, is
| |
| |
hervallen voorgekomen. Vandaar dat een voortdurende behandeling aangewezen is.
Voor wie het ziektebeeld kent, is het duidelijk dat sulfonentoediening niet de volledige behandeling uitmaakt. De verbetering van de algemene toestand dient bekomen te worden door de verzorging van de bijkomende aandoeningen en deficiënties: vitaminentherapie, plaasters, verschaffen van schoeisel, eventueel betere voeding. Een strikt volgehouden behandeling alleen volstaat niet, daar een regelmatige observatie de evolutie dient te volgen om de verzorging aan te passen.
Het resultaat laat dan niet op zich wachten, zodat het geen uitzondering is melaatsen als welstellende gezonde mensen te zien terugkomen na 3 à 4 maanden.
***
Andere geneesmiddelen die volgens verschillende auteurs relatief bevredigende resultaten brachten zijn:
- | de thiosemicarbazones (vroeger tegen T.B.C. aangewend) |
- | diphenylthiouree |
- | hydrazide van isonicotinezuur (veelal bij T.B.C. voorgeschreven) |
- | Geigy - B 663, nog in veelbelovend experimenteel stadium |
- | sulfamiden ‘retard’. |
Enkele antibiotica zoals penicilline en streptomycine worden door enkele leprologen gebruikt en bewezen hun nut bij secundaire besmettingen.
Wat vooraf aan de zieken in de ontwikkelingsgebieden dient meegegeven is opvoeding. Zij dienen voorgelicht omtrent de te volgen therapie, hoe zij de geneesmiddelen dienen in te nemen in geval ze wegens grote afstanden hun tabletten voor een zekere periode mee naar huis krijgen. In dat verband denk ik nog aan volgend anekdotisch detail over de verzorging in Kongo. Bij de wijziging van medicatie door de overgang van inspuitingen van chaulmoograolie naar sulfonenpillentoediening, rees er niet weinig weerstand bij de melaatse broussebewoners: ze geloofden vast dat het gemakkelijke tabletten slikken niet hetzelfde ‘effect’ zou hebben als de min of meer pijnlijke injecties. De instelling van de Indische leproos is juist tegengesteld. De injectie had echter wel dit voordeel dat de verzorger zeker was dat het geneesmiddel in het lichaam terecht kwam, terwijl daarover nooit zekerheid bestond indien de tabletten periodisch meegegeven werden.
Alleen een zeer stelselmatig en nauwgezet massaal bevolkingsonderzoek stelde de geneeskundige diensten in staat de plaag doeltreffend te bestrijden. ‘Massa’ - behandeling dient echter in deze zin begrepen te worden dat de menselijke, biologische en pathologische individualiteit nochtans niet uit het oog wordt verloren. Twee belangrijke doeleinden dienen o.i. te worden nagestreefd:
a) de opsporing van de gevallen in hun aanvangsfase, wegens de opmerkelijke doelmatigheid van vroegtijdige verzorging;
b) de detectie, de in behandelingstelling en eventuele afzondering in gespecialiseerde centra van de lepromateuze gevallen, zodat daardoor hun infectieuze werking wordt geneutraliseerd.
Dit houdt niet in dat er minder aandacht zou geschonken worden aan alle andere besmette personen; integendeel, alle leprapatiënten dienen zo spoedig mogelijk behandeld, om verergering te voorkomen en om het besmettingsgevaar te verminderen.
***
Het grote probleem op het algemeen vlak van de leprabestrijding ligt volgens mij niet op het medische terrein, doch wel
1. | bij de melaatsen die dienen overtuigd te worden van het belang van een vroegtijdige en nauwgezette behandeling, zodat ze zich uit eigen beweging komen aanmelden; zoniet blijft een strenge toepassing van de wettelijke voorschriften terzake aangewezen; |
2. | bij de niet-melaatsen die door hun begripvolle, menswaardige houding de leprozen beschouwen en benaderen als slachtoffers van een ziekte zoals om het even welke andere ziekte; |
3. | bij de welstellende gezonden die bij machte zijn bij te dragen tot de genezing, al was het door een miniem offer. |
Als bewijs hiervoor kunnen honderden voorbeelden uit alle hoeken van de wereld worden aangehaald. Mijn getuigenis is slechts deze. In mijn ‘cercle prophylactique’ in Zuid-Kasaï waren, ik herhaal het, 450 melaatsen gekend... en op papier in behandeling. In juni 1960 bevatten twee registers de namen van 2.100 gevallen, waarvan er 1.000 al geen patiënten meer waren. Veiligheidshalve stonden ze nog geboekt als ‘in schijnbare genezing geplaatst’ en volgden ze nog een consolidatiekuur om eventueel heropflakkeren van de infectie te voorkomen.
Vandaar dat ik me wel bedenkingen maak bij de publicatie van sta- | |
| |
tistieken. Niet dat ik iets tegen statistieken heb, maar omdat wie weet hoevele gevallen ontsnappen aan de telling.
| |
Geografische verspreiding
Zoals vermeld is melaatsheid een probleem dat massaal dient aangepakt, overal ter wereld, met alle beschikbare middelen. Daartoe dienen de verantwoordelijke organisaties een inzicht te hebben in de omvang van de kwaal. Een volledige inventarisatie is vooralsnog onmogelijk om verschillende redenen, waaronder het ontbreken of de gebrekkigheid van tellingen in sommige streken en de afwijzende houding van zekere landen om hun statistieken mee te delen.
Chaussinand haalt het getal van 5.000.000 aan in 1950.
De gissingen uit verschillende bronnen variëren van 5 tot 15 miljoen. In een recente thesis spreekt Lobel van 2 miljoen gekende gevallen, waarvan 20% in behandeling.
De Wereldgezondheidsorganisatie verstrekt volgende gegevens:
12.000. 000 zieken verdeeld over
Azië: |
9.000.000 |
Afrika: |
2.000.000 |
Oceanië: |
1.000.000 |
Zuid-Amerika: |
160.000 |
Noord- en Midden-Amerika: |
12.000 |
Europa: |
5 à 10.000 |
Het is voornamelijk rond de evenaar, en wat noordelijk en zuidelijk ervan dat de melaatsen leven: dus in de tropische en subtropische streken. Tevens ook in die landen waar het socio-economisch peil van de bevolking nog zeer laag ligt.
Het zou te ver leiden de verdeling per continent te geven; alleen voor enkele Europese landen die statistieken verstrekten, volgt hier een weergave van de toestand in 1958:
Finland: |
6 |
IJsland: |
7 |
Italië: |
454 |
Malta: |
165 |
Spanje: |
3818 |
Portugal: |
2765 |
In die landen waar de Damiaanaktie werkzaam is, neemt zij de verzorging op zich van een gedeelte der aangetaste bewoners, nl. volgens onderstaande tabel:
Burundi: |
5000 op |
12000 |
India: |
60000 op |
4000000 |
(1 zieke per gezin gemiddeld in het zuiden) |
Kongo: |
20000 op |
300000 |
Korea: |
22000 op |
80000 |
Pakistan: |
5000 op |
100000 |
Rwanda: |
4000 op |
10000 |
| |
De praktijk van de grote strijd tegen de lepra
Vermits slechts een zeer systematisch-operationeel gerichte organisatie bij machte is op doeltreffende wijze de melaatsheid te bestrijden, is het niet ongepast, meen ik, hier over systemen te handelen, afgezien van de lokale anti-lepra diensten, werkzaam in de leprozerijen en de klinieken. Inzonderheid over twee systemen wil ik het hier hebben, van toepassing naargelang de mogelijkheden en moeilijkheden van de getroffen gebieden.
I. De methode zoals toegepast in onze ex-kolonie, was tweeledig naar het aspect van de opsporing en de behandeling van de zieken.
De opsporing: uitgestrekte gebieden, met een bevolking van 50 tot 100.000 mensen, werden één of twee maal per jaar doorkruist door sanitaire ploegen, die belast waren met het algemeen geneeskundig en demografisch onderzoek van alle bewoners. Dit geschiedde op basis van de familiale telling. Enkele dagen vooraf werden per berichtendrager enkele dorpen - of gedeelten van een grotere lokaliteit - uitgenodigd om op de onderzoeksdag vanaf 's morgens aanwezig te zijn, gewoonlijk vóór een primitief opgetrokken afdak, waaronder het medisch en administratief materieel ondergebracht was. Naast andere werkzaamheden (vaccinaties, nazicht van de geneeskundige getuigschriften, enz...) werden na de klinische inspectie de zieken en verdachten genoteerd. De diagnose werd dus vooral gesteld op grond van de manifeste huid- en zenuwletsels. Bij twijfel, en indien de tijd het toeliet in alle gevallen, werd zekerheid verkregen door anesthetische tests en bacteriologisch onderzoek. Dit werd ter plaatse of in een medisch centrum van de streek uitgevoerd.
De ervaring toonde al spoedig aan dat op die manier niet alle melaatsen opgespoord waren. Er diende achterhaald te worden of gans de bevolking wel meegekomen was, of er geen melaatsen achtergebleven waren, of ‘op reis’, of dit... of dat... Onverwacht een bezoek brengen aan zulk een uitgenodigd dorp heeft meermaals resultaat opgeleverd. De medische administratie zorgde voor het vastleggen van de noodzakelijke gegevens. Kortom, eenmaal de zieken gekend, kon men overgaan tot de behandeling.
Hier wordt de uitgebreidheid en de bruikbaarheid van het wegennet van de streek de beslissende factor. Inderdaad, in Kongo waren de meeste dorpen in tegenstelling tot de grotere posten en steden, niet met elkaar verbonden door berijdbare wegen. Behoudens uitzonderlijke gevallen begaven de patiënten zich naar de behandelingscentra: hospitalen, dispensaria of injectiecentra waar de inlandse verpleger zijn zieken verzorgde. Voor de basisbehandeling geschiedde dat wekelijks of om de veertien dagen.
Het belang van de sanitaire opvoeding dient niet meer onderstreept te worden. De melaatse werd duidelijk gemaakt uit wat de therapie bestond. Er werd gewezen op de vereiste stiptheid om verbetering en genezing te bekomen. De leprozen met een zekere graad van invaliditeit, of die in een verder gevorderd stadium verkeerden, werden als werkonbekwaam erkend en vrijgesteld van belasting. De lepromateuzen werden zoveel mogelijk opgenomen in leprozerijen waar ze permanente verzorging ontvingen, zodat het besmettingsgevaar in hun milieu uitgeschakeld werd.
Op het einde van elk werkjaar werden dan de rapporten opgesteld en statistisch materiaal bijeengebracht. Dit alles werd gecentraliseerd in de provinciehoofdplaats, ten dienste van de hoofdgeneesheer, de dienst van hygiëne en de provinciale leproloog. Geregelde inspectie over alle geneeskundige sectoren waakte over het algemeen verloop van de campagne tegen de melaatsheid.
II. Bij het andere systeem - ontwikkeld door Dr. Hemerijckx in In- | |
| |
dia - is er geen verschil op het gebied van de gebruikte technieken. Het essentiële onderscheid ligt hier bij de plaatselijke uitvoering van de therapie en de controle: daar waar in Kongo de patiënt zich naar het behandelingscentrum begaf, gaat in India de mobiele dienst (ook ambulatorisch team of rijdend dispensarium genoemd) tot bij de zieke. Alle mogelijke transportmiddelen worden hiervoor aangewend: auto's, bootjes, fietsen, rijdieren.
In het kort wordt hier het totstandkomen en de werking van dit initiatief geschetst.
Nadat Koning Leopold in 1954 besloten had om in samenwerking met de ‘Fondation Belge pour la Lutte contre la Lèpre’, een medische zending naar India te sturen, kreeg Dr. Hemerijckx de leiding ervan toegewezen. In akkoord met de Indiase leprologen werd ten zuiden van Madras het ‘Night Segregation Centre of Polambakkam’ uitgekozen, van waaruit de campagne zou starten. Ter plaatse werden onmiddellijk 160 zieken verzorgd en spoedig werd de eerste mobiele dienst opgericht, die inmiddels, samen met tientallen andere teams, tuinduizenden patiënten bereikte. Hoe eenvoudig, economisch en doeltreffend dit systeem werkt, vinden we in volgende, verkorte, uiteenzetting van Dr. Hemerijckx:
1. Melaatsheid is vooral een rurale ziekte. Het dorpsplein is zeer geschikt voor de actie.
2. De behandeling wordt naar elk dorp gebracht, zonodig ten huize, om grote verplaatsingen en verlies aan werkuren te vermijden.
3. Dit kan alleen geschieden door paramedisch personeel aldaar verblijvend, en door medische mobiele eenheden. Volstrekt regelmatige timing is voorgeschreven.
4. Vroegtijdige ontdekking en behandeling primeert; de beste resultaten kunnen dan verwacht worden en nieuwe letsels worden aldus vermeden.
5. Alle lepra-patiënten direct behandelen met geneesmiddelen en door preventieve opleiding en physiotherapie. Zo neemt de besmettelijkheid geleidelijk af.
6. Regelmatig periodisch toezicht en algemene campagnes.
7. Sulfonentherapie is goedkoop en efficiënt, geschikt voor buitenpatiënten en voor de massa.
8. Alzo betekent dit alles een geringe last voor het publiek en voor de zieke in al zijn sociale, morele, familiale en economische aspecten.
9. De mogelijkheid bestaat om de lepra nog in deze generatie uit te roeien door de kwaal tot staan te brengen en daarna lang toezicht uit te oefenen.
Naargelang de plaatselijke omstandigheden en de klinische toestand worden de zieken geholpen door medische en paramedische mobiele diensten die hun taak gewoon buiten, in de schaduw van een boom, uitvoeren, wanneer dit niet kan gebeuren in consultatieplaatsen.
Het centrum van Polambakkam zelf bezit woon- en hospitalisatie-kwartieren en verzorgt ook alle mogelijke complicaties. Er is zelfs een dienst voor reconstructieve chirurgie, physiotherapie, alsook een vormingscentrum voor paramedisch personeel.
Zo werd Polambakkam voor gans de wereld een modelcentrum, a.h.w. een begrip.
***
Op wereldschaal worden geregeld congressen ingericht waar nieuwe opvattingen, wetenschappelijke vorderingen en middelen naar voren gebracht worden om de uitbreiding van de lepra te voorkomen. Achtereenvolgens grepen deze plaats te Berlijn (het eerste, in 1897), te Bergen, te Straatsburg, Kaïro, Havanna, Madrid, Tokio en te Brazaville (in 1959), waar gewezen werd op de preventieve maatregelen die het opvoedkundig, geneeskundig, sociaal en wettelijk vlak bestrijken. In verband met de sanitaire opvoeding, meldt het congres van Rio de Janeiro, in 1963: ‘Nos efforts éducatifs doivent viser à susciter dans le grand public, chez les malades et dans leur famille, une attitude raisonnée qui n'exagère ni ne minimise les dangers de la lèpre.’
Om de lepra te voorkomen, vormen volgende elementen de basis:
1. verbetering van de socio-economische en sanitaire toestand bij de volkeren met grote endemiciteit (verspreiding);
2. vroegtijdige en uitgebreide sulfonentherapie;
3. afzondering van de besmettelijke zieken (open cases);
4. de bescherming van de kinderen van de melaatsen en van de ‘contacts’ (dit zijn degenen die in de nabijheid vertoeven van de besmettelijken).
Een meer specifieke medische techniek die de lezer vreemd zal voorkomen, wordt bij de volgende toelichtingen toch begrijpelijk.
Bij de historiek werd reeds aangehaald in welke omstandigheden de lepra uit Europa verdween, nl. o.m. met de opkomende tuberculose. Hierdoor zou, volgens de wetenschappelijke hypothese, bij de bevolking een toenemende weerstand zijn ontstaan tegen de melaatsheid.
Anderzijds is daar het feit van de morfologische overeenkomst van beide pathogene bacteriën: de mycobacterium tuberculosis en de m. leprae. Eveneens op het gebied van de anatomische pathologie bestaat er analogie, met dit verschil dat T.B.C. hoofdzakelijk het inwendige, en lepra de oppervlakte van het lichaam aantast.
Empirisch werd o.m. vastgesteld dat:
- | daar waar T.B.C. veelvuldig voorkwam, weinig of geen lepra opdook; |
- | de T.B.C. de meest voorkomende doodsoorzaak is bij lepromateuze zieken, patiënten die gebrek aan weerstand vertonen tegen de ziekteverwekker; |
- | mensen ingeënt met B.C.G. (d.i. vaccin van Kochbacillen, bacille de Calmette et Guérin, toegepast voor de vaccinatie tegen de tuberculose), over het algemeen geen melaatsheid hebben, tenzij dan in sporadische gevallen met goedaardig karakter; |
- | een beginnende T.B.C. - infectie veelal oorzaak is van gevoeligheid (lees: minder weerstand) tegenover de mycobacterium leprae; |
- | experimenten op ratten eveneens aantoonden dat met B.C.G. gevaccineerde proefdieren opvallend beter beschermd waren tegen infectie van mycobacterium leprae
|
| |
| |
| murium dan de controledieren zonder inenting. |
Vooral de Argentijnse leproloog J.M. Fernandez verrichtte opzoekingen i.v.m. het antagonisme van beide ziekten. Andere zoekers sloten zich hierbij aan. Door middel van laboratoriumonderzoek (met de lepromine- of mitsuda-test) kon de gevoeligheid en immuniserende eigenschap van de Koch-bacil bewezen worden. Dit liet onderstellen dat B.C.G.-entstof een belangrijke rol zou kunnen spelen bij de strijd tegen de melaatsheid.
Het nut van de B.C.G.-vaccinatie bij de voorkoming van de lepra wordt nu door de meeste leprologen aangenomen. De toepassing op grote schaal neemt uitbreiding.
Zoals het echter de wetenschap past, laat het expertencomité van de Wereldgezondheidsorganisatie (Troisième Rapport, O.M.S., Genève 1966) zich in voorzichtige termen uit, en wordt deze prophylactische maatregel nog niet gepland op wereldschaal.
Wie meer belang stelt in de problematiek van de behandeling in brede zin, vindt uitgebreide literatuur in de licentiaatsthesis van I. Lobel: ‘Le Traitement Ambulatoire et Hospitalier dans le Cadre de la Lutte actuelle contre la Lèpre.’ (Leuven, 1966)
| |
Nabeschouwing
Alhoewel de kwaal die de melaatsheid is vooral in het verleden, maar ook nu nog, een schrikbeeld oproept, is er toch hoop gekomen sinds de ontdekking van Hansen, die toen reeds beweerde dat men voor lepra geen grote vrees behoefde te hebben. In de zeep zag hij het eerste geneesmiddel. Met de verhoging van de levensstandaard verminderde de lepraverspreiding. Op deze manier draagt de internationale ontwikkelingshulp onrechtstreeks bij tot het indijken van deze vreselijke plaag.
Heel wat achtenswaardige initiatieven op wereld- en nationaal vlak werden reeds doorgevoerd om de economisch zwakke gebieden te steunen: met gelden, voedingsprodukten, technische bijstand door zending van gespecialiseerd personeel, adviseurs en materieel dat toelaat die volkeren werkgelegenheid te bieden. We zijn er ons anderzijds zeker van bewust dat die stakkers - al zouden ze willen aan het werk gaan - niet die arbeidsinstelling en -ijver bezitten die kenmerkend zijn voor de bewoners van de Westerse wereld. En we blijven ook niet blind noch doof voor de geringe vooruitgang (om niet te spreken van gebeurlijke achteruitgang in sommige ex-koloniale gebieden, die hun onafhankelijkheid peperduur betaalden) en het betrekkelijke investeringsresultaat, nu niet economisch, maar humanitair gezien.
Afgezien van de ongunstige omstandigheden: droogte, overstroming, onvruchtbare bodem, tradities en taboes, die een situatie scheppen waaraan de ontwikkelingshulp het eerst zou moeten verhelpen, is toch normalerwijze de gezonde mens bij machte zich aan en in zijn natuurlijke streek aan te passen, en zich geleidelijk op te werken tot een bevredigende sociale status. Hij heeft van de andere kant ook het volle recht zich daaraan te onttrekken... Dàt is zijn zaak. En hier kom ik dan aan de kern van het probleem. Als wij aan ontwikkelingsbijstand willen denken en willen doen, zou dan de aandacht in de allereerste plaats niet moeten gaan naar diegenen, die lijden door een oorzaak waartegenover ze machteloos staan? In dit geval de zieken die niet het geluk kennen als leprapatiënt opgespoord en deskundig behandeld te worden; die veelal niet bij machte zijn om door werken in hun pover gezin het hoogstnoodzakelijke binnen te brengen wat de mens niet ontberen kan.
Ik durf nog altijd hopen op de goedheid van de mens wanneer hij persoonlijk aangesproken wordt voor het lenigen van grote noden. Ik geloof veel minder in de gemeenschap en in haar leiders aan wie Raoul Follereau vroeg om de waarde van één (oorlogs!) vliegtuig te mogen ontvangen en besteden om de melaatsheid uit te roeien overal ter wereld. Of verklaarde onze leproloog Dr. Hemerijckx niet dat het mogelijk is nog deze eeuw de lepra overal te overwinnen?
En dan ben ik toch weer hoopvol gestemd bij het lezen van een voorstel van zes onzer volksvertegenwoordigers, die op 29.6.'67 in het parlement solidair verklaard hebben:
‘Wij menen dat gevolg moet worden gegeven aan de oproep van 1.500.000 jongeren tussen 14 en 20 jaar uit 105 verschillende landen, die naar de UNO hebben geschreven om het voorstel van Raoul Follereau “EEN DAG OORLOG VOOR DE VREDE” te steunen en dat namens 100.000 Belgische jongeren, die zich hierbij hebben aangesloten, de regering moet worden verzocht om aan het algemeen secretariaat van de UNO de waarde van één dag van de begroting van onze landsverdediging over te maken...’.
Als de jeugd hier het voorbeeld moet geven aan de ouderen, dan kunnen we hier spreken van opvoeding in de omgekeerde richting... We zouden kunnen zeggen: ‘Wait and see’.
Toch durf ik me afvragen of we in de plaats daarvan, de zaak zélf niet eens zouden aanpakken met de blote hand. Dat heeft Dr. Hemerijckx in de letterlijke zin van het woord gedaan t.o.v. zijn geliefde zieken, zowel bij zijn dagelijkse praktijk als ter gelegenheid van een practicum-seminarie waar hij aan zijn medewerkers zegde, op de imponerende en openhartige wijze die hem eigen is: ‘Ziezo, in de boeken staat wel dat ge handschoenen moet aandoen tegen gebeurlijke infectie, maar ik doe het toch zo maar met mijn blote handen’, terwijl hij zijn zieke betastte bij het opsporen van getroffen klieren en gezwollen zenuwen. Dat was voor hem ook een middel om dichter bij de lijdende evenmens te zijn, al was die dan ook door afzichtelijke en besmettelijke wonden geteisterd. Drukte een melaatse het ook niet zo uit ten overstaan van Raoul Follereau, dat een handdruk voor hem en zijn genezing meer betekende dan alle medicamenten samen... In zijn boek ‘Trente fois le tour du monde’ schrijft deze leken-wereldmissionaris: ‘Qu'est-ce que cela peut leur faire qu'on leur donne quelque chose, si on ne leur donne pas la main!’
Louis Denis
|
|