Gevolg: het project T'68
Tindemans, Claus en Van Royen hebben niet alleen hun ontevredenheid geformuleerd, maar ook een oplossing voorgesteld in de vorm van een project dat door hen ‘T'68’ werd genoemd, theater aanbieden geschikt voor het jaar 1968.
Daarmee wordt de oprichting voorgesteld van een vol-professioneel gezelschap, dat in de eerste plaats vormingscentrum wil zijn. Zij beklemtonen dat dit project tot subsidiëring van een nieuw rijksgezelschap niet mag uitgelegd worden als een achterbaks manoeuver tegen de bestaande grote 3 onder de gesubsidieerde gezelschappen.
Het gezelschap moet samengesteld worden uit jonge acteurs en actrices, die een volwaardige opleiding hebben doorgemaakt aan één der erkende instituten. Tevens moeten deze mensen het ongenoegen, dat aan de basis ligt van de oprichting van het gezelschap, delen. Dit zou dan de nodige waarborgen bieden voor een troep, die zich zou inzetten vóór en uitleven in een nieuwe georiënteerdheid.
Vermits T'68 in de eerste plaats een vormingscentrum wil zijn, voorzien de ontwerpers een verdere opleiding door de gecombineerde directie en door part-time trainers. De bedoeling is, om via een doorgevoerde stem- en lichaamstraining, de acteurs sterke instrumentale mogelijkheden te bieden, die gericht zijn op de eisen van een dramaturgie, die de eigentijdse mentaliteit wil opvangen en weerspiegelen.
T'68 wil niet in dezelfde draden vastlopen waarin het huidige theater volgens hen is verstrikt geraakt. Wat deze valstrikken precies zijn, trachten zij ons duidelijk te maken door te formuleren wat ze nu precies niet willen. Zo willen zij niet langer geloven in het ‘théâtre de papa’, waar men in een rustig burgerlijk genoegen alleen maar amusement gaat slikken. In een dergelijk theater maakt men zich alleen zorgen over het voortbestaan, de manier waarop is onbelangrijk. De cassa primeert er boven de artistieke waarden.
Ook het zuiver ideologische theater, van om het even welke levensbeschouwelijke instelling, willen ze vermijden. Zij stellen voorop dat het theater beslist vragen moet stellen, maar het is niet zijn taak daar ook de antwoorden bij te leveren. Bovendien wensen zij T'68 vrij te houden van partij-politieke voorkeurtjes, die mede verantwoordelijk zijn voor een grote dosis van het artistieke onbehagen.
Uiteraard plaatsen zij het experiment op hun programma, omdat zij er zich van bewust zijn dat zonder het aanhoudend experiment de bestendiging van een eigen gezicht niet kan worden bereikt. Maar deze experimenten moeten binnenskamers blijven: zij kunnen noch mogen uitgetest worden op de kosten van het publiek.
T'68 wil dus vanuit de bestaande grondstof nieuwe vormen opzoeken en formuleren, uitwerken en toepassen. Zij geloven niet meer in de psycho-dramatische methodiek van een Stanislavski, omdat zij in de hedendaagse dramatiek de karakter-psychologie nog slechts in zeldzame gevallen determinerend vinden voor de opbouw van een rol en een stuk. Op technisch niveau bewonderen zij Grotowski, maar zij staan afwijzend tegenover zijn mythische archeologie.
Uit dit alles zou de indruk kunnen groeien dat T'68 een nieuwmodisch ‘l'art pour l'art’ zou willen creëeren. Het is nochtans allerminst hun bedoeling in hun vorm een inhoudsloze esthetica te leggen. T'68 wil doodgewoon een theater van vandaag, temidden van mensen van vandaag. Daarom willen zij ook geen plaats inruimen voor het museumtheater. Zij willen in die zin ook vermijden dat deze vorm van theater exclusief zou worden geacht voor zekere bevolkingsgroepen, door zich alleen te richten tot sociologische en/of intellectuele kernen. Gedaan dus met de burgerlijke zelfgenoegzaamheid en lauwe middenstanderigheid die in onze schouwburgen heersen.