Julia Tulkens ging weer door een diep dal. Maar eens te meer behaalde haar stoere levenswil de overwinning op fysiek lijden.
Het ‘de profundis’ van de winter '88 ruimde plaats voor de exaltante vitaliteit van de nieuwe lente.
Het volgende gedicht - uit haar nieuwe cyclus getiteld ‘In u vergroeid’ - zijn kenmerkend voor de twee perioden. De gehele bundel zal dit najaar tijdens een huldebetoon aan de hoogbedaagde dichteres voorgesteld worden.
Ik zei u gister:
‘Ik wil naar u toe.’...
Maar heden kan ik niet meer...
Nog niet naar het ‘Hof’.
Waar gij op me wacht:
dat ‘Hof van 't ijzig zwijgen’.
Ik ben bang en ik huiver...
Daarin nog niet...
'k Ben plots weer een levende vrouw.
Laat me nog wat op deze aarde zijn.
Open het raam
Er is nog ons kind
en zoveel, dat ik nog bemin.
Deze aarde, waar ik voor u, als weleer, in het ruisende ‘Wissenbos’