Cultuurbeleid wordt gevraagd. We denken hierbij bv. aan adviesvragen i.v.m. openingsuren, bouw van een nieuw filiaal,... Op die manier kan men een versnipperd en fragmentarisch cultuurbeleid vermijden.
Bovendien kan de bibliotheek zich laten vertegenwoordigen in de Raad voor Cultuurbeleid. Afgevaardigden van private én publieke instellingen zijn immers welkom. De bibliotheek kan dus een vertegenwoordiger naar de vergaderingen van de Raad voor Cultuurbeleid zenden. Een andere vraag is welke persoon deze functie op zich kan nemen (vrijwilliger of beroepskracht). Indien een ambtenaar als stemgerechtigd lid wordt opgenomen (wat decretaal mogelijk is), loopt men het gevaar dat deze in een dubbele positie terecht komt: als lid van de Raad voor Cultuurbeleid adviseert hij die zaken, die hij als ambtenaar zal moeten uitvoeren.
Indien men van de deskundigheid van de ambtenaren wil genieten, is het eventueel aan te raden hen op te nemen als waarnemer in de Raad voor Cultuurbeleid. Als zodanig zijn zij geen stemgerechtigd lid, terwijl zij wél inhoudelijk een bijdrage kunnen leveren.
We wijzen er hier wel op, dat de beheersvorm van de bibliotheek zelf niet onderworpen is aan het decreet 24.07.1991. De samenstelling van bv. een vaste Commissie van Advies blijft dan ook aan dezelfde regels als vroeger gebonden.
Een ambtenaar die werkzaam is in de bibliotheek en als dusdanig gesubsidieerd wordt, kan ook aangeduid worden als ondersteunend ambtenaar voor de Raad voor Cultuurbeleid. Hij of zij woont dan de vergaderingen van de Raad bij en ondersteunt deze administratieflogistiek. Indien iemand van het bibliotheekpersoneel wordt aangeduid om de Raad voor Cultuurbeleid te ondersteunen, heeft dit geen invloed op de subsidiëring voor dit personeelslid. Wél moet men nadenken of dit een aan te raden oplossing is: bibliotheken vormen immers slechts een bepaald onderdeel van het culturele leven in een gemeente. Het is voor de Raad beter iemand aan te stellen die het ganse cultuurbeleid van de gemeente opvolgt. Men mag evenmin vergeten dat het (goed) ondersteunen van een adviesraad een vrij omvangrijk takenpakket inhoudt.
Andere vragen concentreren zich op de vertegenwoordiging van de filosofische of ideologische minderheden. In het decreet wordt hierover niets anders gezegd dan dat het cultuurpact blijft gelden. Welke is de verhouding van het decreet tot het cultuurpact? Welke problemen kunnen zich hier stellen?
De cultuurpactwetgeving blijft van toepassing. Men is echter niet verplicht de (ver doorgedreven) ‘koppentellerij’ uit het verleden verder te zetten. Zolang niemand klacht indient of ernaar vraagt, is men ook niet verplicht de strekkingen op te nemen. Men moet daar dus niet meer de energie en tijd, die dit vroeger eiste, aan besteden. In een aantal vroeger al bestaande adviesraden (m.n. jeugd- en sportraden) werd vroeger al weinig belang gehecht aan de ideologische en filosofische indeling.
In het algemeen kunnen we stellen dat een al te grote belangstelling voor de gelijke vertegenwoordiging van alle strekkingen de dynamiek van een Raad niet bevordert. Het is belangrijker rekening te houden met de geest van het cultuurpact (bv. aandacht voor minderheidsposities) dan alles op een apothekersweegschaaltje af te meten.
Het is wél duidelijk dat niemand omwille van zijn ideologische of filosofische overtuiging kan uitgesloten worden van het lidmaatschap van de Raad voor Cultuurbeleid indien deze aan de gestelde voorwaarden voldoet. Voor de verenigingen is dit de ‘actieve culturele werking op het grondgebied van de gemeente’. Eventueel kan het gemeentebestuur (in overleg met de Raad) deze eisen verder concretiseren (bv. een jaarverslag voorleggen, één jaar werking aantonen, secretariaat op het grondgebied van de gemeente,... - zie ook verder).
Indien bepaalde strekkingen niet vertegenwoordigd zijn en zij hiertoe ruimschoots de kans hebben gekregen (bv. via briefwisseling waarin vertegenwoordigers van die bepaalde strekking werden gevraagd), kan de Raad voor Cultuurbeleid toch functioneren. Het ‘ontbreken’ van een strekking verlamt de werking van de Raad dus niet.
Zoals gezegd maken verenigingen het grootste deel van de leden van de Raad voor Cultuurbeleid uit. Een vereniging die een ‘actieve culturele werking op het grondgebied van de gemeente’ ontwikkelt, kan een vertegenwoordiger van de vereniging naar de Raad voor Cultuurbeleid zenden als stemgerechtigd lid. Wat betekent die actieve culturele werking eigenlijk?
Het begrip ‘actieve culturele werking’ wordt niet nader gespecifieerd in het decreet. Het is wél duidelijk dat zowel een vereniging die één grote jaarlijkse activiteit organiseert, als een vereniging die wekelijks activiteiten ontplooit, beiden evenveel recht hebben op het lidmaatschap van de Raad. Wel moet het gaan om een culturele werking: het organiseren van etentjes kan moeilijk als een culturele activiteit beschouwd worden.