Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 15 (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 15
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.71 MB)

Scans (23.07 MB)

ebook (9.58 MB)

XML (1.16 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 15

(1869)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Kronijk.

Antwerpen. - Ter gelegenheid van den internationalen wedstrijd van tooneelkunst (zie blz. 93) vragen verscheidene maatschappijen welke personen eigenlijk als tooneelisten worden beschouwd. Het comiteit bepaalt: Tooneelisten zijn: Diegenen welke, na 1 Juli 1866, in een bezoldigden tooneeltroep optraden, zonder dat het programma meldde dat zij slechts als liefhebbers aan de vertooning deel namen. - Tooneelspeelsters zijn: De dames die na 1 Juli 1866 in eenen bezoldigden tooneeltroep of in meer dan eene vereeniging van liefhebbers optraden, zonder dat het programma der vertooning meldde, dat zij slechts als liefhebsters speelden.

[pagina 111]
[p. 111]

- Het door ons aangekondigd boekdeel Zandkorrels, van J. Staes, is verschenen en bevat, benevens vele onuitgegevene gedichten, eene keuze van 's dichters verspreide stukken, waarvan sommigen hem zeer dierbaar zijn moeten, zooals het gedicht op het afsterven zijns vaders, aan wiens nagedachtenis dit boek, als eene kinderlijke hulde, is gewijd. Men treft in dit keurig bij Buschmann gedrukt boek de volgende stukken aan: Papillotten, Immortellen, Liederen zonder muziek, Olla potrida; het is bij al de boekhandelaren verkrijgbaar.

Aan de liefhebbers der Nederlandsche dichtkunst bevelen wij dezen bundel ten sterkste aan; hij behelst tal van gemoedelijke zangen, uitmuntende liederen en stukken op onderwerpen uit de vaderlandsche geschiedenis. Men betreurt over het algemeen, des schrijvers voornemen, in het voorbericht vermeld: ‘dat deze bundel waarschijnlijk de laatste zal wezen’ die van hem verschijnen zal. Ook onzes dunkens zou de heer Staes ongelijk hebben de beoefening der dichtkunst te staken, en wij hopen dat hij niet daartoe besluiten zal.

- Bij J.-E. Buschmann, is verschenen: Souvenirs de 1819 à 1869. - Tribu de regrets à la mémoire de mon frère Jacques Jacobs, et hommage au très-révérend monsieur Pierre Bogaerts, curé de l'église de Saint-Augustin, à l'occasion du cinquantième anniversaire de notre amitié. Eene vijftigjarige ononderbrokene vriendschap, ziedaar de reden van het verschijnen van gemeld boekje dat verscheidene, onder menig oogpunt zeer belangrijke Latijnsche, Fransche en Nederduitsche stukken behelst. Ofschoon dit boekje niet in den handel is, hebben wij het nuttig gedacht het hier aan te teekenen, daar het uitgegeven is door eenen zoo nederigen als bekwamen schrijver, de heer A.-J. Jacobs, aan wien men de belangrijkste geschiedkundige verhandelingen over de nu gesloopte Berchemsche- en Kipdorppoorten van Antwerpen verschuldigd is.

Brussel. - De jury voor den prijs van den grooten muzikalen toonzettingwedstrijd, heeft op 22 Juli, ten 11 ure, uitspraak gedaan. Vier cantaten zijn uitgevoerd, waarvan drie op Vlaamsche en eene op Fransche woorden. Gent heeft in dezen prijskamp op nieuw eene schoone zegepraal behaald; den heer van den Eeden is met eenparigheid den eersten prijs toegewezen; de heeren Mathieu en Pardon hebben ex aequo den tweeden prijs behaald en de heer Demol heeft eene eervolle melding bekomen. De solos der cantaten werden gezongen door mevrouwen Hasselmans, Gobbaerts en Plisnier; de heeren Cornelis, Warnots, Duttelet, Blauwaart, Reupzaat en Vermaat.

Gent. - Uitslag van den prijskamp voor koorzang, uitgeschreven door het Willems-Fonds en het Willems-Genootschap:

Melodien. (38 mededingende stukken.) - 1e Prijs aan den heer Richard Hol, van Utrecht, met het stuk, dragende voor kenspreuk: Ernstig is het leven; 2e prijs aan den heer Ed. Blaes, van Gent, met het stuk, U minnen mogen, kenspreuk: Ich habe gelebt und geliebet; 3e prijs, met gelijke verdiensten, aan den heer Alexander Fernau, van Antwerpen, met de Nacht, kenspreuk: Somtijds droef, nimmer stroef; en aan den ongenoemden toonzetter van het Minnelied, kenspreuk: Het leven is een geheim. - 1e Eervolle vermelding, aan Ed. Blaes, van Gent, met het stuk Wandeling, kenspreuk: Auf Flügeln des Gesanges, Herzliebchen, trag'ich dich fort; 2e aan Marius-A. Brants, van Zutphen, met Moeder en kind, kenspreuk: Vro ende Vri; 3e aan A. Fernau, van Antwerpen, met het stuk Aan Mary in den Hemel, kenspreuk: Cordi est mihi.

Volksliederen (26 mededingende stukken.). - 1e prijs Richard Hol, voornoemd, met Vlaanderen, kenspreuk: Vlaanderen, de bakermat der vrijheid; 2e prijs, Frans van Herzeele, van Veurne, met de Pelgrim, kenspreuk: Kort en misschien.... goed???; 3e prijs niet toegewezen. - 1e Eervolle melding, aan het lied De jongeling aan de beek, kenspreuk: Al wat jong en braaf is, zingt; 2e aan Trinet de marketentster, kenspreuk: Trinet; 3e aan Volkslied, kenspreuk: 't Volk, het volk door gansch de wereld, min ik overal.

Rechters waren: de heeren G. Rolin-Jaequemyns, Des. van Reysschoots en Henry Warnots.

Vierstemmige mannenkoren. - 1e prijs, Gust. van Hoei, van Mechelen, met looft allen den Heer (148e Psalm); 2e prijs, Edward Blaes, te Gent, met Prudens van Duyse. - 1e Eervolle melding aan Poëzij en Melodij, kenspreuk: Wees niet verlegen; 2e aan Maartsch onweder, kenspreuk: Wees, lente, wellekom; 3e aan het Onweder, kenspreuk: De natuur is wonderbaar. Er waren eenige achtstemmige koren ingezonden, welke de jurij heeft vermeend buiten den prijskamp te moeten sluiten, en waaraan is toegekend, in verhouding hunner verdiensten: 1e eervolle melding aan de Zangen onzer voorouders, kenspreuk: Ne quid nimis; 2e aan eene Kerk, kenspreuk: 'k Beklaag ze diep die melk en suiker...

Rechters waren: de heeren Andries, Miry en Brondeel.

- In zitting van 19 Juli heeft het Willems-Genootschap besloten eenen zangkampstrijd in te richten, waarop de zangvereenigingen des lands en uit den vreemde worden uitgenoodigd. Deze kampstrijd is vastgesteld op Zondag 31 October en Maandag 1 November aanstaande. Gouden eermetalen en geldelijke toelagen zullen toegekend worden voor den koor- en solozang, mannen en vrouwen.

- De inhaling van den heer van den Eeden welke op 26 Juli plaats had is prachtig geweest; de straten langs welke de stoet trok, waren gevlagd, eene ondoordringbare volksmenigte verdrong zich op den weg. In den stoet waren een groot getal maatschappijen der stad, waaronder vele muziekvereenigingen. Van de standplaats waar de laureaat met H. Conscience en Em. Hiel door verschillende afgevaardigden werd ontvangen, begaf de stoet zich naar het stadhuis, waar de schepen Wagner, den heer van den Eeden, namens de stad Gent, in gemoedelijke en treffende woorden over zijne heerlijke zegepraal gelukwenschte, endaarna den eerewijn aanbood.

De schepen drukte zich in het Nederlandsch uit, en zoo sierlijk en met zoo veel gemak, dat geen letterkundige het wellicht beter zou gedaan hebben. Hij sprak, onder andere, van het vooroordeel, dat zoolang ten onzent geheerscht had, als zou de moedertaal ongeschikt zijn voor den zang.... ‘Dit

[pagina 112]
[p. 112]

vooroordeel hebt gij en anderen, met moed en kracht bestreden en gelukkig overwonnen (riep de heer Wagner uit), en dit is geene van de geringste redenen onzer erkentenis en vreugde..’ Dit was een goed woord, en het publiek juichte den spreker geestdriftig toe.

In het lokaal der Melomanen waar de prijswinnaar werd heen geleid, werden verschillende keurige redevoeringen uitgesproken door de heeren Julius Vuylsteke; van Cauteren; Motte, voorzitter der vereeniging; ridder de Burbure; Bruineel, rechter. Onze beroemde romanschrijver Hendrik Conscience nam insgelijks het woord onder de toejuichingen der aanwezigen, om, zegde hij, zijne gelukwenschen te voegen bij die der heele stad Gent.

Hij zegde:

‘Van den Eeden leerde ik kennen, hier in den tuin der Melomanen tijdens het Nederlandsche taalcongres, en ik voelde mij in bewondering opgetogen, bij de uitvoering zijner cantate de Wind. Nooit vergeet ik den indruk, welke dit heerlijk gewrocht op mij maakte, en de Noord-Nederlandsche letterkundigen, die met mij tegenwoordig waren op het feest, deelden met mij in de onuitsprekelijke bewondering, die de uitvoering mij afdwong.

Doch ter gelegenheid van deze zegepraal zijn het niet alleen de vrienden van Gent, het zijn ook alle Vlamingen, alle vrienden der moedertaal, alle vrienden der kunst, die deel nemen in de vreugd over de eer aan onzen van den Eeden te beurt gevallen. Het groote Gent van vroegere tijden blijft zijn verledene waardig. Nog krachtig weêrgalmen in zijne straten de Vlaamsche tonen, even als ten tijde van Artevelde. Het blijft steeds even trouw als vrijheidlievend, en moet het thans zijn goed en bloed niet meer verpanden tot de herstelling van miskende rechten of verdediging van den vaderlandschen haard, in den vredestijd van kunsten en wetenschappen kampt het even moedig, niet meer met wapens, maar met den geest, met het talent.

Gent schittert boven alle steden des lands uit en dit weet men zoo goed, dat men, toen de uitslag van den prijskamp van Rome gekend was, in Brussel zegde: “'t Is alweer een Gentenaar!” Gent mag fier zijn op zijne kinderen, en met recht mag het refrein van het volkslied worden aangeheven: “Vivat de jongens van Gent?” En Gent zal, hoop ik, aldus voortgaan; aan zijne kunstkroon zijn nooit paarlen genoeg; nog andere moeten er worden aangehecht. Maar, mijne heeren, vergeet het niet, het is bij middel der Vlaamsche taal, het echte bolwerk der nationaliteit, dat er voor Vlaanderen op roem in de toekomst te rekenen is. Dat deze waarheid onuitwischbaar in uwe harten geprent blijve. Volgen wij het roemruchtig voorbeeld onzer vaderen, weinige volkeren mogen wijzen op een verleden, zooals het onze, ook zijn wij aan dat verleden verschuldigd onze vaderen gelijk te blijven.

Toen ik voorbij uwe muziekschool reed, was ik getroffen door de nederigheid van dit gebouw, maar ik zegde tot mij zelve: “Daar binnen moeten toch groote schatten berusten.” En inderdaad, heeft de Gentsche muziekschool niet Gevaert, Miry, Waelput, van Gheluwe, van den Eeden en vele anderen opgeleverd, wier namen wij met eerbied en dankbaarheid moeten vermelden? Van den Eeden, gij zult op die baan, geleid door zulke voorgangers, moedig voortstappen. Ik wensch u geluk op dezen kunstweg. Gij zijt geen eenvoudig soldaat meer, nu zijt gij generaal en uwen staf hebt ge met eer veroverd.’

De toejuichingen die uitbarstten na die schitterende toespraak, hielden verscheidene minuten lang aan.

Ten huize van den prijswinnaar wachtte dezen een nieuw huldebetoog. Namens de buren werd hem eenen overheerlijken monsterbloemtuil aangeboden.

De heer Conscience deed hier eene toespraak aan de ouders van den laureaat, in de hem eigene, warme gemoedelijke en krachtige taal, en stelde eenen heildronk op de echtelingen van den Eeden voor.

Die schitterende zegepraal vereert het aloude Gent.

Brugge. - Met genoegen vernemen wij dat het slot van Odonk, te Ste-Maria-Leerne, in de geschiedenis van Vlaanderen door belegeringen en aanvallen vermaard, hersteld wordt in zijnen oorspronkelijken staat. Het kasteel is gebouwd in den Spaansch-Vlaamschen stijl der XVIe eeuw, en is nog van vijf torens voorzien. Inwendig wordt het insgelijks hersteld en in overeenstemming gebracht met het uitwendige. De beeldhouwer des konings G. Geefs is met het beeldhouwwerk gelast en bekwame schilders versieren de wanden enz.

IJperen. - Wij hebben ontvangen het verslag van den Kunst- en letterkring dezer stad met kenspreuk: Vooruit en vrij! Het handelt over de werkzaamheden gedurende het bestuurjaar 1868-1869, en werd voorgedragen in algemeene vergadering, door den heer P.-L. Wijdooghe, secretaris. Deze kring is in het derde jaar zijns bestaans en telt 31 werkende leden, waartusschen onze ieverige medewerker, de heer V. vande Weghe, medestichter der vereeniging.

Zooals onze lezers weten, opende het bestuur van dezen kring, in 1868, eene tentoonstelling van schoone kunsten, ter gelegenheid van welker opening (2 Augustus) de heer Ed. van Biesbroeck de merkwaardige redevoering uitsprak, die de Vlaamsche School heeft medegedeeld bladz. 130, 1868. Er werden door toedoen van het bestuur tafereelen en kunstwerken aangekocht voor de waarde van 5285 fr.

Gedurende het afgeloopene jaar werden in den kring 22 voordrachten gehouden door verschillende sprekers, en de heer Thoris, beeldhouwer, beschonk den kring met het borstbeeld zijns voorzitters. Er werden ook openbare volksvoordrachten gehouden door de heeren Ecrevisse, Versnaeyen, Lenaerts en Wouters.

De kring bezit alsmede eene boekerij en is ingeschreven op belangrijke en nuttige tijdschriften.

Wij hopen dat deze kring van lieverlede zal aangroeien en bloeien, dat hij zich geheel en al buiten de politieke twisten zal houden, om niets anders te betrachten dan de belangen van letterkunde, kunst en taal.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken