Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 15 (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 15
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.71 MB)

Scans (23.07 MB)

ebook (9.58 MB)

XML (1.16 MB)

tekstbestand






Genre

proza
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 15

(1869)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Tentoonstelling van schoone kunsten, te Brussel.

Bladz. 110 hebben wij de plechtige opening dezer tentoonstelling gemeld. Plaatsgebrek belet ons zoo uitvoerig te zijn als wij dit anders, met het oog op de 1740 tentoongestelde stukken, zouden gewenscht hebben. Wij zullen ons dan moeten bepalen bij degene, die voor onze lezers het meest belang opleveren. Wij volgen, bij de opnoeming waartoe wij overgaan, onze aanteekeningen, onaangezien het vak waartoe de schilderijen behooren.

De tafereelen van omvang zijn, over het algemeen, slecht geplaatst, getuige de Oorlogsbuit van J. Cermak, door het staatsbestuur aangekocht. Deze schilderij is een zeer verdienstelijk stuk, ofschoon wij, als kleur, de voorkeur geven aan Cermark's in 1861 te Antwerpen tentoongesteld Razzia der Bachi-Bouzoucks, thans prijkende op de tentoonstelling van Munchen. (Zie daarover de Vlaamsche School 1861, blz. 166.)

A. Cluyzenaer's Vier ruiters van den Apocalypsus, waarover wij gesproken hebben in ons verslag over de Antwerpsche tentoonstelling van 1867 bl. 167, hangen ook al slecht. Ons dacht dat het tafereel wat meer afgemaakt is dan het in 1861 was. Des schilders portretten zijn meesterlijk behandeld, vooral dat van den luitenant-generaal baron Goethals.

Ch. Wauters, van Mechelen. De blijde intrede der leden van den grooten raad der stad Mechelen in 1473, schijnt ons een belangrijk stuk, maar het zaaltje of de doorgang, waar het geplaatst is, is veel te klein om op behoorlijken afstand deze ook al te hoog hangende schilderij goed te beoordeelen. Rembrandt, eene zijner sterkwaterplaten overziende, is onbeduidend als samenstelling, maar goed van kleur. Verjaring van den slag van Waterloo, bevat goede hoedanigheden.

C. Soubre, van Luik. De Geuzenmaaltijd, zijnde de vereeniging waarop Brederode aan de Nederlandsche edelen voorstelde den naam van Geuzen aan te nemen. Het geheel van het tafereel gaat eenigszins mank door gebrek aan samenhang van kleur; er is te veel gekletter in; eenige rustpunten meer, of eene betere samenneiging van toon zou het tafereel veel doen winnen.

Ferdinand Pauwels. Twee tafereelen: Boccaccio aan het hof van Joanna van Napels, dat wij reeds bladz. 39 hebben aangeteekend, en de Vervolging der Protestanten in de Nederlanden. Dit laatste is als uitvoering onbetwistbaar een van de schoonste stukken der tentoonstelling; het gedeelte rechts van den aanschouwer is een waar meesterstuk, zoowel van teekening als samenstelling en kleur; de wezens en bijhoorigheden zijn met zooveel smaak als zorg uitgevoerd; links zijn de helden van het onderwerp ook zorgvuldig en

[pagina 145]
[p. 145]
schoon geteekend, doch wij hadden dien rooden mantel, waarop het licht van het dakvenster valt, minder krachtig verlicht, in stilleren toon en bescheidener van kleur willen zien houden; het tafereel zou daardoor, volgens ons, veel winnen; nu schijnt het, zoo op het eerste gezicht, wat vuurwerkachtig van kleur te zijn. Met de aangewezene kleine verandering zou het ander gedeelte van het tafereel meer uitkomen en het geheel dien statigen en meesterlijken stempel erlangen, waardoor

illustratie
tafereel van lucas schaefels.


vroegere tafereelen des meesters, bij voorbeeld: de weduwe van Artevelde en de Roep der H. Clara, zich zoo gunstig onderscheiden.

H. Bource, een oud studiemakker van Pauwels, houdt met hem gelijken tred, zooals wij overigens reeds in 1867 aanteekenden blz. 150. Het treurig nieuws, heeft ons diep getroffen; de voorstelling is een visschershuisgezin; links van de tafel zit de laatstgeborene, een eenjarig kind, in eenen kinderstoel, spelend met eenen paplepel; het treurige nieuws wordt aangebracht door twee mannen. De voorste, die het woord doet, meldt, bleek en ontsteld, aan den vader, die daar rustig zijne oude dagen sleet, naast zijne schoon- en kleindochters, dat hij geen zoon, de vrouw geen echtgenoot, de kinderen geen vader, het huisgezin geen steun meer heeft. Al de personen zijn uitmuntend afgebeeld: het onbekommerde wichtje in den kinderstoel, het aankomend dochtertje, dat reeds eenigszins beseft welke zware slag het huisgezin heeft getroffen, de wanhopige jonge weduwe. De grijze vader is niet minder waarheidsvol teruggegeven: hij wil rechtstaan, maar de krachten ontbreken hem; hij steekt zijne oude stramme armen uit en men hoort hem als roepen: ‘Och! zeg dat het niet waar is, zeg dat hij niet dood is!’ Helaas! de zee behoudt hare slachtoffers. Dit treffend, prachtig geschilderd en fiks geteekend tafereel, is Bource volkomen waardig en vereert de Vlaamsche schilderschool.

C. de Groux, van Brussel, is op de tentoonstelling met een gevoelvol tafereel, maar welk als kleur dat van Bource niet nabij komt. Het is getiteld: Afscheid. De loteling, de steun des huisgezins, de verloofde, de hoop, de hoogmoed van eenige eenvoudige maar goede harten, moet vertrekken; men heeft hem uitgeleide gedaan tot bij den omdraai van den weg. De laatste moederlijke zoen is gegeven, de arme moeder keert naar het dorp terug, het aangezicht in de handen gestopt; eene meêwarige buurvrouw ondersteunt hare wankelende schreden; de beminde of de zuster staat naast de oude moeder, wier hand zij in de hare houdt gekneld; zij schijnt te zeggen: ‘Vaarwel en moed! ik zal over haar waken.’ Ofschoon het onderwerp niet nieuw is, wekt de wijze waarop de Groux het uitgewerkt heeft, welverdiend de belangstelling der aanschouwers. Ook zijne Bedevaaart verdient loffelijk vermeld; maar wij zouden wat meer ruimte aan het geheel dezer schilderij hebben willen zien geven.

Hendrik Schaefels, van Antwerpen, heeft twee tafereelen in de pronkzaal: het eene is datgene, geschonken aan het Ver-

[pagina 146]
[p. 146]

bond voor kunsten, letteren en wetenschappen te Antwerpen, en stelt den slag voor geleverd door het schip genaamd de Menschelijke rechten, uit het tijdvak der eerste Fransche republiek. Evenals het in de zaal der maatschappij een der schoonste zich daar bevindende tafereelen is, zoo ook bekleedt het in de tentoonstelling eene der waardigste plaatsen. Dit is insgelijks het geval met het tweede grootere tafereel des meesters, toebehoorende aan den heer d'Huyvetter en bestemd voor Amerika, waar des schilders naam in groote achting is bij de kunstkenners. Het onderwerp is ontleend aan de geschiedenis der Nederlanden onder de regeering van Philips II en stelt voor: de zeeslag door de Watergeuzen geleverd aan de Spaansche vloot, zinkende voor Vlissingen in 1572. Het gemak van uitvoering dat Schaefels bezit, is door ons vroeger besproken en te algemeen gekend, dan dat wij zouden noodig hebben er op terug komen. Zeggen wij enkel dat de bewuste Zeeslag een prachtig tafereel is, welk ongetwijfeld vele liefhebbers zou hebben gevonden, indien het niet reeds verkocht ware geweest. De schilderijen van Schaefels zijn overigens meest altijd besteld of op voorhand verkocht. Wellicht zullen eenigen de schilderij van Schaefels wat al te warm van toon, of eenigszins te geel van kleur gevonden hebben. Wij moeten verklaren dat zulks alleenlijk voortsproot uit de nabuurschap van het in wat ruim grijzen toon geschilderde tafereel van Cermak.

Lucas Schaefels, door onze lezeren gunstig gekend voor zijne tafereelen doode natuur, heeft eene schilderij geleverd die door de onpartijdigste en deskundigste mannen zeer hoog geschat werd als uitvoering, vooral het voorplan. Onze lezers zullen met genoegen hier de afbeelding van deze puike schilderij in houtsnede aangetroffen hebben (blz. 145).

A. van Yzendyck, van Brussel, leverde een schoon portret.

Jos. van Lerius, van Antwerpen. Dezes meesters schoon geschilderd tafereel, het eerste Zeil, is uitvoerig en meesterlijk behandeld, ofschoon het ons als samenstelling meer geschikt schijnt voor beeldhouwerij; ook kan de kleur niet Vlaamsche kleur genoemd worden; zij deed ons denken aan de Venetiaansche school; dat alles belet evenwel niet dat het schoon, doorschoon geschilderd is, even als het portret van mevrouw van Havre, welk een meesterstuk in het vak mag genoemd worden; slechts de al te blauwe oogen hinderen aan het geheel. De heer van Lerius heeft ook grooten bijval op de tentoonstelling van Munchen, waar hij het gouden eermetaal behaalde en naar aanleiding daarvan tevens, ridder genoemd werd der orde van verdienste 1e klasse van St-Michiel van Beieren. Wij vernamen met zeer veel genoegen deze eervolle onderscheidingen, die natuurlijk terugkaatsen op de koninklijke academie van Antwerpen, waar de heer van Lerius met het schilderonderwijs gelast is.

Adolf Dillens. Zijn eerste tafereel stelt voor: Eene krakend zuivere woonkamer in Zeeland, die van eene grootere plaats schijnt afgenomen te zijn, want zij is met een houten schutsel afgedeeld, dat zelfs niet tot boven dicht en geheel in grijze olieverf geschilderd is. Boven op eene ladder die op het schutsel der kamer ligt, ontwaart men vischnetten, wat zou doen denken dat het eene visscherswoning is, ofschoon de zindelijkheid van het vertrek wel zou doen twijfelen dat daar een zeebonk of een visscher te huis hoort. Wat er ook van zij, men ziet er, te midden der plaats, eene jeugdige schoone vrouw, spinnend en zingend neêrgezeten. Een bejaard man, eene moeder met haar kind op den arm en nog twee kinderen zitten aandachtig te luisteren naar de schoone zangeres. De slaapsteê is zoo rein, het lepelrek, de tellooren, kassen enz. zoo spiegelhelder, dat het bijna noodig is de Zeeuwsche zindelijkheid werkelijk te hebben aanschouwd, om den schilder niet van overdrijving te beschuldigen. De benaming van het tafereel is zeer juist: Als zij zong kwamen de nietsdoeners luisteren. Indien wij eene opmerking moesten maken, zouden wij zeggen, dat de bijhoorigheden in het tafereel wat rammelen. Overigens is het een van de puikgewrochten der tentoonstelling. - Voor 't vaderland klopt elk rechtschapen hart, is alsmede een zeer aangenaam en gevoelvol tafereel. Het is een schoone zomerdag; op den achtergrond, aan den overkant eener beek, staat op een soort van eilandje de hut, waaraan Jan de stuurman zoolang gedroomd heeft. Jan is terug van de reis en heeft niets met zich gebracht dan een pakje goed, dat hij aan de hand kan dragen en een papegaai in eene kooi, die hij zorgvuldig heeft neêrgezet. Men heeft Jans blijde stem gehoord, hij zong: ‘Nog een watertje en Jan is t'huis.’ Allen kwamen uitgeloopen, niet te vergeten den ouden vader, die doof is en waarschijnlijk weinig meer ziet, want men roept hem aan het oor dat zijn zoon terug is. De verloofde heeft de boot reeds losgemaakt die een jongeling roeien gaat. Zij gaat eindelijk dengene afhalen, waarvoor haar hart reeds zoolang heeft geklopt. Castor, de hond, wacht zoolang niet; hij werpt zich in het water en zwemt met geestdrift zijnen meester te gemoet, wiens eerste streelingen - gelukkige hond! - hem zullen ten deele vallen. Alhoewel Jan slechts rugwaarts zichtbaar is, voldoet zijn beeld uitmuntend. Er is evenwel wat weinig diepte in het tafereel, waarin tegen de regels der doorzichtkunde is gezondigd; de stuurman op het eerste plan kan onmogelijk in het huisje. - De schaatsenrijders vormen eene bevallige schilderij. De achtergrond schijnt ons wat rot als schildering.

(Wordt voortg.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken