Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche School. Jaargang 22 (1876)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 22
Afbeelding van De Vlaamsche School. Jaargang 22Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche School. Jaargang 22

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.16 MB)

Scans (449.23 MB)

ebook (9.72 MB)

XML (1.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche School. Jaargang 22

(1876)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Het verloren geld.
(Vervolg van bladz. 17.)

De aandoeningen van Arker en zijne vrouw zal men zich wel kunnen voorstellen. In de geheele gebeurtenis zagen zij duidelijk den vinger der Voorzienigheid, en hunne dankbaarheid en blijdschap stonden in evenredigheid met de hopeloosheid van hunnen vroegeren toestand. Gelukkig was Jef den volgenden morgen weder wel genoeg om zelf te kunnen rijden, en zijn eerste werk was nu om Arker naar de woning van den heer Worringtens (zoo heette de eigenaar der beurs) te brengen. Vooraf echter had Arker een gedeelte van het ontvangen geld besteed om zijne verpande kleederen en die van zijne, vrouw en kinderen te lossen, zoodat hij thans, hoewel mager en bleek, een fatsoenlijk voorkomen had, en zijne trekken, bevrijd van de sombere uitdrukking, welke angst en zorg daaraan hadden gegeven, zelfs edel en innemend waren. Niet tevreden met in den eersten nood van het gezin te hebben voorzien, meende de heer Worringtens dat hij door zijne betrekkingen misschien gelegenheid zou hebben om Arker eenen dienst van meer duurzame waarde te bewijzen; en hoewel deze gedachte in het eerst slechts onbepaald door hem was opgevat, had hij thans reeds vast daartoe besloten, indien de vroegere geschiedenis van den armen man hem bevestigde in het geloof dat hij zulk eene hulp verdiende. Die geschiedenis was spoedig opgehelderd. Hij was jaren achtereen klerk geweest op een koopmans-kantoor, waarvan de eigenaar hem bij zijn sterven ten sterkste aan zijnen neef en opvolger had aanbevolen. Deze echter, meer gezind om een eigen gunsteling voort te helpen dan om acht te slaan op het verlangen van den overledene, had Arker weldra aangekondigd dat hij hem niet langer in zijnen dienst kon houden. Zoodra Arker den schok dezer onverwachte en onverdiende wederwaardigheid eenigszins te boven was, had hij zijn best gedaan om elders geplaatst te worden, maar het zij zijn vorige patroon (om zijne eigene onbillijkheid te bedekken) heimelijk nadeelige geruchten omtrent hem had verspreid, het zij alleen de omstandigheid dat hij plotseling was ontslagen uit eene betrekking, die hij zoo lang had bekleed, toereikend was om vermoedens ten zijnen nadeele op te wekken, al zijne pogingen waren vruchteloos gebleven.

Van maand tot maand met beloften uitgesteld, werd zijn toestand eindelijk zoo wanhopig, dat volslagen gebrek hem dreigde. Juist om dien tijd liet hij zich door den eigenaar van het huis, dat hij in huur had, overreden om bij eene spaarmaatschappij aanvraag te doen om eene som, die hem in staat zou stellen om nog eenige weken voort te leven, daar hij nog vertrouwde op de verzekeringen van zoogenaamde vrienden, die liever dan hun onvermogen of onwil om hem te dienen te bekennen, zijne spanning en onzekerheid gaande hielden, en alzoo de ongelegenheden en onaangenaamheden van zijnen toestand nog verergerden. Zijn huisbaas, die Gils heette, was bestuurder der maatschappij, welke hij zijnen huurder aanbeval, en bewees hem verder den dienst (gelijk Arker geloofde) van voor hem borg te staan en de geheele zaak te behandelen. Op deze wijs werd Arker schuldenaar voor eene som van 250 fr. Na verloop van eenige weken bevond de ongelukkige zich in de onmogelijkheid om zijne wekelijksche betalingen vol te houden, want behalve dat hij nu en dan van eenen rechtsgeleerde, dien hij kende, eenig schrijfwerk te doen kreeg, had hij geen middel om een penning te verdienen. Thans kwam de schijnbare belangeloosheid van zijnen huisbaas nog sterker uit, en onderrichte hij Arker vriendelijk, dat deze niet behoefde te vreezen dat de maatschappij hem om het geld zou lastig vallen, daar hij dit wel verhoeden zou. Intusschen begon de levenswijs van den heer Gils zijne aanzienlijke uitgaven, en de ondernemingen waarin hij zich stak, de aandacht van zijne medebestuurders op te wekken; de rekeningen werden nauwkeurig nagezien, en toen bleek het dat Gils, met medehulp van den secretaris, dien hij zelf had doen benoemen, de maatschappij in den tijd van zijn bestuur voor eene aanzienlijke som had bestolen. Hij was echter voorzichtig genoeg geweest, zorg te dragen, dat men hem niets kon bewijzen, en de anderen konden dus niets beters doen dan te maken dat zij van hem afkwamen. Hierdoor echter hadden zij hem de macht niet benomen tot verdere bedriegerijen ten hunnen nadeele, en hiervan was zijn gedrag ten opzichte van Arker een bewijs. De schuld van dezen was eigenlijk nooit op de boeken der maatschappij geplaatst, en misschien zou Gils die nog wel langer hebben laten rusten dan de twaalf maanden, welke tot afbetaling waren gesteld, indien vrouw Arker niet eene kleine som gelds van eene harer bloedverwanten had ontvangen. Toen dit den heer Gils ter oore kwam, achtte hij het eene goede gelegenheid om er iets van in zijn eigen zak te brengen, en ging derhalve Arker opzoeken. Zijne rekening voor den dag halende, zeide hij kort af:

[pagina 27]
[p. 27]

- Arker, gij zijt aan de maatschappij met de boeten, nog 267 fr. 45 centiemen schuldig, niet waar?

- Dat weet gij zoo goed als ik, antwoordde Arker.

- Welnu, betaal mij 200 fr., en ik zal u quitantie voor het volle bedrag geven.

De arme klerk had echter van Gils en zijn gedrag gehoord, begreep de oneerlijkheid van dit voorstel, en verwierp het terstond.

- Neen, zeide hij, ik wil evenmin oneerlijk zijn als anderen in oneerlijkheid helpen. Ik ben de 250 en oneffen franks aan de maatschappij schuldig, en zal die betalen zoodra het in mijn vermogen is; maar ik wil niemand bedriegen of helpen bedriegen.

Nu werd de ander woedend.

- Bedenk, zeide hij, dat gij mij zes maanden huur schuldig zijt. Betaal mij die onmiddellijk, of ik zet u het huis uit en leg beslag op uw goed.

Hij hield woord. Zijne onvermogende huurders werden uit hunne woning gezet en van hunne meubelen beroofd, die voor een vierde van de waarde werden verkocht, zoodat voor de ongelukkige eigenaren, nadat de vordering van hunnen laaghartigen schuldeischer voldaan was, weinig of niets overbleef. Vervolgens waren zij van de eene woning naar de andere verhuisd, telkens armoediger, naar gelang van hunne steeds verachterende omstandigheden, tot dat zij eindelijk, nadat zij alles hadden verkocht of verpand, dat hun eten en een verblijf kon verschaffen, zich in het akelige hol hadden moeten verschuilen waar de arme steenkolenkoopman hen gevonden had.

Het overige hunner geschiedenis is spoedig verhaald. De heer Worringtens deed navraag bij het kantoor, waar Arker geplaatst was geweest, en toen hij bevond dat deze inderdaad buiten zijne schuld was afgedankt, deed hij zijn best voor hem bij de kooplieden die hij kende en bezorgde hem eene meer voordeelige betrekking dan hij te voren bekleed had. De brave steenkolenkooper heeft zooveel voorspoed gehad, dat hij zijne zaken aanmerkelijk heeft uitgebreid, en zijn zoon nu zelf huurhouder is. Als men hem over zijn tegenwoordigen voorspoed spreekt, vertelt hij de vorenstaande geschiedenis (waarbij hij echter de namen verzwijgt, zooals die hier in het medegedeelde verhaal ook zijn verzwegen), en hij zegt met glinsterende oogen, dat hij alles te danken heeft aan die vijf bankbriefkens van 100 frank, die hem meer goed gedaan hebben, dan eenig geld dat hij ooit in zijn leven had gehad; en dat zal wel zoo zijn, want het was het eerste geld dat bij ooit over had gehad, boven hetgeen de behoeften van den volgenden dag vereischten. Het laatste dat wij van den doortrapten heer Gils gehoord hebben is, dat hij voor den rechter is moeten verschijnen, om verantwoording te doen van eene zijner laatste kunstgrepen, en zich toen wederom buiten het bereik der wet heeft weten te stellen. Wij wanhopen er echter niet aan, dat hij eindelijk krijgen zal wat hij verdient, want het spreekwoord zegt: Loontje komt om zijn boontje!

(Vrije navolging.)

 

Er leeft eene rechtvaardigheid in de geschiedenis.
Bakhuizen van den Brink.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken