De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 1
(1888)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–
[pagina 105]
| |
Jan-Louis Delin, de Antwerpsche patriot
Hoe onverhoeds men soms beroemd wordt! Ziehier een jongeling, pas negentien jaar oud, als handelsvertegenwoordiger zich bewegend in den vreedzaamsten werkkring. Uit vaderlandsliefde neemt hij de wapens ter
Portret van Delin, door Gallait
hand, en de bescheiden handelsman is in eenen held herschapen! Hij valt als slachtoffer van zijnen moed, - van zijne vermetelheid beweren sommigen; - en, ware niet bij toeval zijne beeltenis ons in de hand gevallen, hij zou waarschijnlijk in eeuwige vergetelheid rusten. De naam van Delin nochtans is meer dan eens met eere in de jaarboeken van België aangeteekend. Jan-Jozef, geboren te Antwerpen in 1774 en overleden te Parijs in 1811, was een gekend portretschilder. Hij behaalde niet alleen de gouden medailje in de Tentoonstelling van Douai, in 1809, maar verwierf buitendien het kruis van het Eerelegioen, dat in dien tijd niet licht geschonken werd. De kerk van den H. Carolus Borromeus te Antwerpen, bezit van Jan-Jozef Delin eene Opdracht in den Tempel, gedagteekend 1810. Jacob-Jozef Delin, zoon van den voorgaande, werd geboren te Brussel in 1796. Hij stond te Antwerpen aan het hoofd van een gesticht, dat menige verdienstelijke leerlingen vormde. Hij was schrijver eener korte Geschiedenis van België, waarvan Wappers en Madou de platen schetsten, en lid van het Institut historique de France. Hij stierf te Antwerpen in 1835. Zijn zoon is de welgekende portretschilder Jozef Delin. De vader van den Antwerpschen Patriot Delin was de broeder des schilders Jan-Jozef, en even als zijn neef was hij onderwijzer. Hij stierf in 1822. Ondanks het verschil van tijd en omgeving, herinnert men zich onwillekeurig die gebeurtenis der Fransche omwenteling, waaraan de schilder David zijnen naam gehecht heeft: de dood van Joseph Barra, die op dertienjarigen ouderdom viel op het slagveld voor de Republiek. Frankrijk roemde terzelfder tijd de kinderliefde en den heldenmoed van den jongen Barra: ‘hij voedde zijne moeder en stierf voor zijn vaderland,’ sprak een redenaar. ‘Gaarne stel ik zulke daden voor, zegt David op zijne beurt; ik dank de natuur, die mij met talent begaafde, om den roem van de helden der Republiek te verspreiden. Dierbaar is mij mijn talent, als ik het daaraan mag wijden.’ | |
[pagina 106]
| |
Het portret van Delin, door Gallait geteekend, maakt geene aanspraak op zoo hoogen lof. Nochtans is het belangrijk op historisch gebied, wat zeker de kunstenaar bedoelde. Zijne tegenwoordige zeldzaamheid laat toe te gelooven dat het aanvankelijk zeer verspreid was, vermits de meest verspreidde werken het spoedigst verloren geraken. Het opschrift luidde: Jean-Louis Delin ‘Hij verloor zijnen vader op elfjarigen ouderdom, trad vroegtijdig in den handel en was reeds de steun van zijne moeder, zusters en broêrs, ten getalle van zes minderjarigen, bij middel van eenen kleinen handel in goederen voor eigen rekening, toen de omwenteling in Brussel uitbrak. Gelast door het voorloopig bewind, in de eerste dagen van October 1830, de stad en de citadel van Antwerpen in te nemen! begaf Delin zich naar Antwerpen, nam in stilte de noodige maatregelen en bereidde zich tot het volbrengen zijner vermetele taak, na gebiecht te hebben en tot de H. Tafel te zijn genaderd. Hij hief de oproervlag in Antwerpen en randde den vijand aan, den 20en October 1830 des morgends, aan het hoofd van een klein getal mannen, die de nationale zaak toegewijd waren, en veroverde het stadhuis, verdedigd door drie honderd soldaten, de Borgerhoutsche poort, bezet door eene talrijke afdeeling, en sneuvelde bij het aanranden der Mechelsche poort, den 27en October 1830, door elf geweerschoten, na 20 uren bloedigen en hardnekkigen strijd, slachtoffer zijner vaderlandsliefde, bedekt met roem. Het is eigentlijk aan dien dapperen en belangwekkenden jongeling, zoon van deftige ouders, dat het land de gedwongen overgave der stad Antwerpen door de Hollandsche troepen heeft te danken, benevens de intrede der vrijwilligers, onder het bevel der veldheeren Niellon en Mellinet. Hopen wij dat de Kamers ten spoedigste het wetsontwerp zullen goedkeuren, hun sedert meer dan zes maanden door de Regeering voorgesteld, van 1200 fr. pensioen aan de moeder van wijlen J.L. Delin toe te staan.’
In waarheid, een verganglijk gedenkteeken! En toch, hoe ware het te wenschen, dat wij er een dergelijk stichten konden voor zoovele nuttige burgers, waarvan alleen de fotographie ons de trekken nalaat. Indien de heldendaden van den armen Delin slechts beknopter wijze op zijn portret vermeld worden, zoo zijn zij toch ontegensprekelijk bevestigd door officiëele bewijsstukken. In eenen bundel, toehoorend aan den heer Jozef Delin, dien hij ons welwillend ter inzage leende, lezen wij de volgende regelen, die de hierboven onderlijnde, bijna ongeloofbare bijzonderheid, bevestigen: Het voorloopig Bewind van België Woord voor woord gelijkvormig aan het handschrift, dat op 26 October besteld werd aan F. van den Herreweghe, werd het bovenstaande terecht aangeduid door Ch. White, den geschiedschrijver der Belgische Omwenteling, als eene der stoutste ondernemingen, waarvan de geschiedenis der burgeroorlogen melding maakt. Is het inderdaad gelooflijk, bemerkt de schrijver, dat eene stad als Antwerpen, versterkt door eene geduchte vesting, voorzien van een garnizoen geregelde troepen, met een bevoegd opperhoofd, oud-soldaat van het keizerrijk, en eene geduchte vloot onder kanonschot; is het aanneembaar dat dergelijke stad ooit in handen zou kunnen vallen van een handvol bij toeval saamgeraapte, en te nauwernood gewapende mannen? Nochtans geraakte men tot eenen wapenstilstand, en dit wel reeds op 28 October. Vermits het Delin geldt, kunnen wij niet nalaten hier de plaats van het verslag van F. Herreweghe aan te halen, meldende de gebeurtenissen van 26en en 27en October 1830. De afgevaardigde van het Voorloopig Bewind verklaart, dat hij zich reeds den 26n, ten 1 ure namiddag, vervoegde met de dapperen Van der Beken en Delin, ‘aan het hoofd van een detachement, 35 man sterk, en dat hij het stadhuis aanviel. De hoofdwacht zou samengesteld zijn uit 220 man, 4 officieren, een colonel en een adjudant.’ De eerste sectie, waar ik met mijne twee makkers streed, telde reeds twee dooden en verscheidene gekwetsten. Onder den hagel van kogels, door de vereenigde wachten ons toegezonden, konden wij niet verder. Mijn dappere krijgsmakker Delin, het vaderlandsch vlag op het punt van zijn zwaard omhoog stekend, plaatste zich aan het hoofd der tweede sectie, bereikte aldus het midden der plaats, onze kleine troep geestdrift inboezemende. Wij liepen op de wacht in, die geenen tijd had om zich te verdedigen, en in de verwarring trokken wij de wachtkamer en het stadhuis binnen, waar wij 160 man en 3 officiers ontwapenden en gevangen namenGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 107]
| |
Wij verdeelden hunne wapens tusschen de vrijwilligers, op het gerucht van het geweervuur toegesneld. De wacht werd door onze mannen betrokken. Langs al de door mij aangeduide richtingen hoorde ik geschut. Ik begaf mij naar het stadhuis, en stelde het bevel in handen der HH. Van der Beken en Delin, hun sterk aanradende onze macht zooveel mogelijk aan de poort van Borgerhout bijeen te brengen; alwaar ik ook den colonel Niellon gevraagd had ons te vervoegen. Onze dappere makkers gelukte er in, de zich aldaar bevindende wacht te bedwingen. De inneming had nochtans slechts des anderendaags plaats. Ik had 52 dooden, zegt Van Herreweghe, waartusschen zich de dappere Delin bevond, die zeven wonden bekwamGa naar voetnoot(1). Men is het niet eens over het getal der kogels die den armen Delin troffen. Dit is echter van weinig belang, vermits hij zijne vermetele daad met het leven betaalde, en hem de voldoening ontzegd was, zijne zaak te zien zegepralen. Om 9 uren, zegt Van den Herreweghe, bracht een ordonnancieofficier van generaal Chassé, de sleutels der stad. De afgevaardigden van het bewind, tot weenens geroerd, omhelsden mij, mij den verlosser der stad noemende. De stad Antwerpen vereerde Delin met eene plechtige uitvaart, op 31 October 1830, zooals blijkt uit de verzameling van bewijsstukken die de heer Jozef Delin ons wel heeft willen mededeelen. Een onzer vrienden, de heer Jos. Linnig, was ooggetuige van den lijkstoet, waarover de dagbladen die wij doorloopen hebben, niets vermelden. Het gebroken zwaard van Delin werd met den driekleurigen sjerp in zijn graf gelegd. Men zal zich afvragen hoe Gallait in deze volstrekt Antwerpsche episode vermeld wordt. Ziehier hoe: In 1830 was Gallait slechts 20 jaar oud; hij was leerling onzer Academie en van Van Brée. Alstoen, verhaalt ons Mr J. Delin, woonde hij bij Mr Hespel, insgelijks een Doornikenaar, wiens vrouw, eene voorname hoedenmaakster, de zuster van Delin was. Het portret van Delin was dus een vriendschapsbewijs. Waarschijnlijk is het uit het geheugen geteekend, en de romantieke strekking is er genoegzaam in uitgedrukt door hemd en kraag, wier vormen het tijdstip van 1830 duidelijk verraden. Het stuk is opmerkenswaardig en onder Antwerpsch-historisch oogpunt verdient het de aandacht der lezers. Wij zullen hierbij voegen dat het schijnt ontsnapt te zijn aan de schrijvers der Revolutie van 1830, en niet voorkomt in de anders zoo rijke verzameling van Frederik Muller, zich heden in het Museum van Amsterdam bevindende. H. Hymans. |
|