De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 1
(1888)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–De spelling onzer plaatsnamenDe Commissie, door het Staatsbestuur aangesteld om de spelling onzer plaatsnamen te regelen, is in zoo verre met de haar opgelegde taak gevorderd, dat zij eerstdaags den Heer Minister haar verslag over de schrijfwijze der Vlaamsche gemeentenamen, zal overhandigen. Ongetwijfeld zullen hare voorstellen, zonder nader onderzoek, goedgekeurd worden; zoodat elke gemeente, waarvan de naamspelling eenige verandering heeft ondergaan, van ambtswege gaat verplicht zijn, voortaan in alle openbare stukken, de schrijfwijze der Commissie te gebruiken. Maar, is hare spelling wel de goede; steunt deze op de afleiding, de beteekenis, den eenigen grond waarop stevig kan gebouwd worden? Uit het weinige, dat van hare werking aan het licht kwam, blijkt: dat de Heeren Commissieleden geijverd hebben, om onze plaatsnamen in een keurslijf van Nederlandsche spelling te snoeren, maar dat zij, der waarde onbewust, vele willekeurige verminkingen daarstelden.
***
De meeste oordsnamen ontstonden in de grijze oudheid; zij zijn grootendeels de zinrijke gedenkteekens der spraak onzer Germaansche voorvaderen, en enkele, slechts verbasterde vormen van Latijnsche namen, door de Romeinen aan hunne stichtingen gegeven. Mag men deze nu, tegen weer en wind in, met den kladborstel der moderniseering, ontsieren, bederven? Toch moest de schrijfwijze onzer plaatsnamen geregeld worden. De verouderde spelling, met hare vreemde en onnoödige letters, diende te verdwijnen; maar ook de onredelijke samensmeltingen, de bastaardvormen, door onbekwame schriftstellers geboekt en in dien staat behouden, moesten hervormd worden. In een woord, de Commissie had tot last deze taalmonumenten te herstellen, naar de voorschriften der kunst, met het cement onzer dagen. Hare bouwstoffen lagen voor de hand; de oudste vormen, de | |
[pagina 126]
| |
welbegrepene volksuitspraakGa naar voetnoot(1), de onderlinge vergelijking der eensbeduidende Germaansche namen, de schatten door Grimm, Graff, Mone, Schmeller en andere Duitsche taalmeesters vergaard, de hulp der vakmannen als Förstemann, Cassel, Leo, Pott, Vilmar en onzen taalgenoot Johan Winkler en bij dit alles doorzicht, veel geduld en studie. Vooral heeft het de Commissie aan de laatste ontbroken. Ik ga enkele harer voorstellen beschouwen.
***
Het os. mnd. en mnl. hêm =heem, woonplaats en bij uitbreiding dorp, komt in de meeste oude bescheiden als hem voor. Toch werd dit woord al vroeg, uit onkunde, door de schriftstellers tot em afgekort. De waarde van dit verknoeide achtervoegsel is den Commissieleden zeer wel bekend, en nochtans hebben zij beslist, de namen hiermede samengesteld, met em te schrijven. Zoo wordt het dus: Beernem, Merksem, Bornem, Waalem, Bellem, Hemiksem.... halt! Die laatste naam moest eene grootere verderving ondergaan. Toen ik onlangs den koster dezer parochie eenige inlichtingen over zekere gehuchtsnamen vroeg, kreeg ik de beteekenis van Hemixem op den koop toe. Ziehier wat de goede man mij vertelde: ‘Over ruim eene eeuw, toen de kerk nog niet gebouwd was, stond er op de hei, naar den kant van Aartselaar, eene kapel en het is aan die kapel, dat de gemeente haren naam te danken heeft.’ Ziedaar geheel de geschiedenis. Ik verlangde nader bescheid en bekwam den volgenden taalkundigen uitleg. ‘He = hei, mixem = missent=mishuis of kapel.’ Eenige dagen daarna, ontmoette ik een der Commissieleden en sprak hem over hunne werkzaamheden. Onderanderen zegde hij mij. ‘De x heeft ons veel spel geleverd. Hier heeft zij de waarde van gs, daar van ks en soms wel ss; zoo in Heinixem b.v. is zij ss.’ Ik wees hem op de oude vormen, die het tegendeel bewijzen; niets te doen! x heeft hier de waarde van ss en tot staving, kreeg ik het sprookje van den koster kersversch opgedischt. Op zulke gronden bouwt nu de Commissie hare spelling. Met de gekende oude vormen van dezen gemeentenaam, was het nochtans niet moeielijk eene alleszins gegronde schrijfwijze te bekomen. Dit ga ik bewijzen. Haminesem (1155), Hamincsem (1161), Haminxem (1179) x=cs-, Heimicsem (1243)-ic voor inc-, Hemixem (1244). Volksuitspraak ê-me-se. In Haminesem is door den schriftsteller eene c vergeten. Op hare plaats ingelascht, bekomt men, na ook het achtervoegsel hersteld te hebben, Haminceshem, een vorm, dien men bijna als den oorspronkelijken mag beschouwen. Ik snijd hem af en behoud Haminces, uit een ouder Hamincas ontstaan, tweede naamv. enklv. van Haminc. Inc nu, is slechts eene andere schrijfwijze van ing, het welbekende achtervoegsel, waarmee alle Germaansche volkeren, van vadersnamen zoonsnamen maakten. Ham is dus een mansnaam? Ja, maar samengetrokken uit Hamo, die later verzwakte tot Hemo, Hemmo, Hemme en thans onder dien laatsten vorm in Friesland nog gebruikt wordt.Ga naar voetnoot(1) Dat de a niet kort was, leert de volksuitspraak ê-me-se. De eerste schrijfwijze moest dus Hâminceshêm geweest zijn; maar de kapteekens werden in de oude stukken niet gesteld. Daardoor echter was de overgang van a in e uiterst licht, en kan ook de ei in den vorm Heimicsem gewettigd worden. Dat er in den klank van â en ê niet veel verschil was, blijkt uit de dubbele schrijfwijze van het Friesche hâm en hêm voor heem of heim. Maar dan spruit deze â uit een ouder ai en zou Hamo eensbeduidend met Haimo worden? Wel mogelijk. Ofschoon Förstemann, Haim en Ham als twee onderscheidene stamwoorden boekt, merkt hij toch aan, dat Ham niet nauwkeurig van Haim te scheiden is.Ga naar voetnoot(2) Zouden beide niet eensbeduidend zijn en Haim tot de Hoogduitsche, Ham tot de Nederduitsche vormen behooren? Dit komt mij voor uit de ligging der plaatsen, wier namen thans met Heim en Hem aanvangen. Tot steun mijner afleiding zou ik nog vele plaatsnamen, met dezen mansnaam samengesteld, kunnen aanhalen. Ik meld hier slechts eene buurt, Der Hemshof, aan den linker Rijnoever, tegenover Mannheim, die bij Förstemann geboekt staat als Hamingesheim (viii eeuw), juist onze dorpsnaam. De beteekenis is dus niet eene ‘kapel ter heide’, maar wel het ‘heem van Hemme zoon’ en dan mag men niet Hemissem schrijven, zooals het de Commissie wil, maar wel Heminkshem.
***
Waarom de dwaze spelling Berchem behouden? Berch voor berg werd in 1570 nog wel door ‘viere gedeputeerde taxateurs’ gesteld, waar zij spreken van ‘huysen nyet verhuert, maar bijde proprietarissen bewoont wordende Opten Berch’Ga naar voetnoot(3); maar die verouderde spelling hebt gij op u genomen te doen verdwijnen. Trouwens, reeds in de jaren 1282 en 1299 schreef Jan I, Hertog van Brabant, Bergheem, wat ook door de Schepenen van Antwerpen in 1310 gedaan werd. Daarbij, het volk zegt nog Barg-em - barg voor berg, als kark voor kerk, - doch onze Franschelaars maken er Ber-chem van. Is het dan voor deze laatsten dat gij de wanspelling in eere houdt? | |
[pagina 127]
| |
Welaan, men schrijve Berghem, ter wille van afleiding, spelling, uitspraak en eenvormigheid.
***
Gij stelt Zomergem voor. Hebt gij een Zomerhuis ontdekt? Wel mogelijk. Ik las toch ergens: ‘Het schrijven van Zomerghem kan vooreerst geenen steek houden, aangezien onze g sedert lang niet meer met de h wordt samengesteld.’Ga naar voetnoot(1) En de Commissieleden zeggen zij niet, dat de h als overtollige letter moet geweerd worden, daar in de namen uitgaande op ghem, de g de h vervangen heeft? Maar Heeren, wij hebben geenen uitgang ghem, of zooals gij het schrijven wilt, gem; de g heeft met het achtervoegsel hem niets te maken, zij is het overblijfsel eener afgesletene lettergreep, die gij te herstellen hadt. Dit zal de afleiding van Somerghem, hij middel van den goeden ouden vorm Sumeringehim (967) bewijzen. Na afsnijding van him, verkeerdelijk voor hêm gesteld, blijft Sumeringe over. De eind e, eene verzwakking van a - vgl. Poperingahem, Okaningahem, Cuningaheim - beschouw ik niet als eene eenvoudige bindletter, maar als den buigingsuitgang 2de nvl. mv., gelijk as in Dicasmutha, Rocashem, de enkelvoudige is. Sumering ten laatste is een patronymica van Sumer, een oude mansnaam, welke bij Förstemann als Sumar voorkomt. De oude u - spreek uit oe - ging in de zachte opene o over, zoodat deze naam Somer werd. Benevens den zeer verspreiden geslachtsnaam Somers, zijn hier nog vele plaatsnamen van af te leiden, als Somerset, Somersham, Somershem, enz. Somerghem was dus het heem der Someringen, dat is van Somer, zijne magen en onderhoorig volk, allen, naar den stamvader en hunnen heer, Someringen genaamd. In de uitspraak nu wordt de scherpe s door de zachtere z steeds vervangen. Wij spreken van Zannekin en Zeger Janssone en schrijven ook deze namen met z, ofschoon de eerste slechts een kozevorm is van Sanne en wij wel weten dat Seger, Siger, Sieger, Sigar, oudere vormen zijn van den anderen. Om aan uitspraak en spelling te voldoen, moet dus ook de s van Somer door de z vervangen worden. Maar is het wel noodig den ouden buigingsuitgang in te lasschen, of dezen door den thans gebruikten te vervangen? In het geheel niet. Staat Frankrijk niet voor Frankenrijk - on. Frânkarîki -, Friesland niet voor Friesenland, Engeland, beter Angelland, niet voor Angelenland, en is de zin niet duidelijk? Ik besluit: Somerghem mag dus niet verknoeid tot Zomergem, maar moet als Zomeringhem hersteld worden.
***
Wat deed nu de Commissie met de talrijke namen, die de gesteltenis van den bodem afschilderen, zooals hij was ten tijde der nederzetting van onze voorouders, of zooals zij hem door noesten arbeid gemaakt hadden? Dit zal de toekomst leeren; maar uit het weinige, dat ik heb aangehaald, mag men wel opmaken, dat ook hier hare veranderingen geene verbeteringen zullen zijn. J.J. Hellemans. |
|