De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 1
(1888)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–Brieven van Nederlandsche kunstenaarsII. - Otto Venius
| |
I.Monsr Jacques ick hebbe U.L. schryven ontfangen mitsgaders het plaetgen twelck my wel gevalt alleenlycken wilde ick wel dat U.L. in het ander de grondt oft aertryck soe sterck nijet en diepte ende de ommetrecken achteraen de schaduwen oock soe wreet nijet en treckt hoewel alsulcx voor het ghemeen volck goedt dunckt ende oock langher druckt, soe ist nochtans teghen den rechten text van de const. Ick meijnde daer een proeve aff te doen drucken maer ben wat geoccupeert geweest. Salt ten eersten doen ende U.L. overschicken. Vorder alsoe U.L. schryft binnen ses of 7 maenden aldaer gedaen te hebben dunckt my geraden beter te syn met de reste soe langhe te temporiseren ende alsdan wat belangt de pryse vorder te tracteren omme beter onser beyder contentement te hebben. Ende dese ten gheen ander fine dienende bidde Godt om U.L. conservatie ende voorspoet. Uyt Antwerpen dezen 1en Aprilis Ao 1604. U.L. ten dienste Ottavio Veen. Ick hebbe den bode ses philippen gegheven. Adres: A Monsieur Monsr Jacques de Bye, au logis de Monsr Millet, tresorier gral des Aydes à Mons. | |
II.Monsr Jacques U.L. schrijven hebbe ick ontfangen met het ingelijde tekeninstuxken (sic) twelck U.L. beter gedissegneert heeft dan ick soude konnen doen mitsdyen ick weijnich oft gheen verstant en hebbe | |
[pagina 122]
| |
| |
[pagina 123]
| |
| |
[pagina 124]
| |
in moderne beeldekens bysonder in particuliere habyten van heeren. U.L. sal mij hyeromme voor geexcuseert houden alsoe ick oock door veel occupatien en haestich werck nijet en hebbe konnen ghaen vernemen naer alsulcken habyt oft particulariteyten U.L. sal mij in yet anders daer ick bequamer soude moghen in syn commanderen ende my hyermede tuwaerts gebiedende bidde Godt voor U.L. prosperiteyt ende gesontheyt. Uyt Antwerpen in haest desen XVIen Aprils 1603. U.L. ten dyenste Octavio Veen. Adres: A Monsieur Monsr Jacques de Bye, a la Cour du Ducq de Arschot à Mons. | |
III.Monsr Jacques dit en is nyet bysonders dan hopende U.L. gesontheyt ende danckende Godt vande mijne wilde U.L. wel gebeden hebben omme metten eersten soe ick hope dat U.L. geleghen sal syn te moghen hebben het plaetken dat U.L. onderhanden voor mij heeft naerdyen alle de andere gedaen syn ende ick besich ben omme tsamen de inscription op te maecken ende vuyt te laten ghaen U.L. sal mij daer mede vriendschap doen ende desen te gheen ander fine dienende bidde Godt voor U.L. conservatie ende welvaren. Uyt Antwerpen den 23 Juny 1606. U.L. ten dienste Otto van Veen. Adres: A Monsieur Jacques de Bye, en la famille et au service de Monsigr le Ducq de Aerschot à Mons ou là qu'il se trouve. | |
III. - C. Boel. Brief aan Wenzel Cobergher.Myn Heer U.L. belooft hebbende te schryven en hebbe ick niet willen laten den tyt van vier weecken hier ghewaert hebbende myn te quyten ende schryven tghene ick nae de kortheyt des tyts bespeurt hebbe, dat is dat ick noch niet seecker en wete ofte ick sal comen ofte niet, myne meninghe is jae, dan a'so Monsr le Prince acht dagen na myn comste uit Londen vertrocken is ende noch eerst binnen dry ofte vier weecken wederomme comt en kan ick so haest noch geen seeckerheyt laten weten, ick ben hier besich om eenighe desseyns te maecken van den historie diese hier hebben van Merlyn die de Prince omtrent de fonteynen wil doen maecken. Ick en hebbe noch niet begonnen te snyden dan gae ick binnen een dach ofte twee beginnen en hope in dry maenden ghedaen te hebben na welcke tyt ick (so ick myn resolvere) over sal comen om Monsr le Duc te dienen voor tghene wy gheaccordeert hebben elfhondert guldens 'siaers so ick te Bruxel sal moeten syn, ende duysent guldens beneffens myn nourriture so ick in thof sal moeten wesen, wel verstaende als compaignon met Sr de Bye in ghelycke graet ende niet als inferieur ofte onder hem want ick in leger graet niet en soude willen ghereeckent zyn om de consequentie, daer beneffens dat Sr de Bye myn de courtoisie sal doen so ickt op hem beghere met zyn betalinghe de myne te bezorghen ende maken dat ick alle maenden betaelt zy dit alles met dry maenden te besoecken ende daerna oock d'een ende d'ander altyd vry blyvende, want ick niemant en wil obligeren oock liever ende beter ongheobligeert diene so tbehoort ende myn debvoir doe. Ick bidde myn Heer myn te favoriseren met een cleyn briefken ofte U.L. meninghe oock so niet en is van de conditien die wy metter haest tsamen besproocken hebben. Monsr le Prince heeft ghekocht van de zoon van Sr Morel van Delft voor tweeentwintich duysent guldens aen medalien en frayeheyt, hy heeft noch enighe quoquilien daer Sr de Caux de Koninginne van ghesegt heeft die (ick acht) hy oock wel sal vercopen, hiermede niet anders hebbende sal myn heer den Almogenden in ghesontheyt bevolen laten met myn recommandatie oock mede aen Sr de Bye Desen 10 martij 1611 nieuwen styl by ons. U.L. Dienaar, Cn Boel. So U.L. schrylt U.L. sal believen U.L. Brieven te zenden aen Monsr Octavy Van Veen die salse wel voort bestellen. Adresse: Monsr Monsr Couberghen, Architecte de LL. Altesses Serens à Bruxelles.
Cornelis of Coryn? De vraag nopens dien voornaam zou eertijds niet nutteloos geweest zijn: vóór de uitgave der opzoekingen door Th. Van Lerius in zijne belangrijke Biographies d'artistes Anversois medegedeeld, komt enkel een Cornelis voor, die, als etser, nooit bestaan heeft. Nu evenwel is 't voor goed vastgesteld dat de Antwerpsche kunstenaar, de uitvoerder der Amorum emblemata, der Vita S. Thomae van Otto Venius, als doopnaam Quirijn of Corijn droeg, en niet Cornelis. Hij onderteekende zijne platen C. Boel; de plaat Het laatste oordeel, welke, volgens Hubert en Rost, Cornelius Boel fecit zou dragen, is niet te vinden in de Londensche, noch in de Brusselsche openbare verzamelingen. De naamsverwarring zal wel uit dit feit voortspruiten, dat van de dichtstukken, die aan het hoofd der Amorum emblemata prijken, één onderteekend is Cornelius Boel, waarschijnlijk een bloedverwant van den etser. Men heeft ongetwijfeld daaruit afgeleid dat de dichter en de etser één en dezelfde persoon waren. Zooals men 't zal opmerken, lost de hier uitgegeven brief de questie van den voornaam niet op, ofschoon de twee letters Co beter aan te nemen zijn voor de eerste sylbe van Coryn dan wel van Cornelis. Gelukkiglijk is door een afschrift uit het doopboek, door van Lerius openbaar gemaakt, de waarheid duidelijk gebleken. De terechtwijzing is niet groot, maar in zake van mannen of daden zijn er geene kleinigheden. Voorgaande brief maakt ons eenige onbekende biographische feiten bekend. Hij bevestigt het verblijf van den kunstenaar in Engeland; hij vermeldt dat deze daar heeft gewerkt voor het Hof van ‘Monsieur le Prince,’ lees: Hendrik-Frederik, prins van Wallis, eerste zoon van Jacobus I, alsdan zeventien jaar oud. Onder Boel's werken voor de koninklijke familie, zijn ons de portretten bekend van den prins, van zijne moeder, Anna van Denemarken, van zijne zuster Elisabeth. Doch, wat de ‘de desseyns van Merlyn’ betreft, daar weten wij niets van. Te vergeefs hebben wij in de Londensche prentverzameling nasporingen gedaan, en de heeren directors geraadpleegd: één of meer stukken, aangaande de geschiedenis van Merlijn, zijn er gansch onbekend. Waarschijnlijk heeft Coryn Boel de bestelling niet voltooid, aangezien de prins eenige maanden later, in 1612 gestorven is. Het werk zal zich bepaald hebben tot ‘de desseyns’ en deze zijn nog op te zoeken. Boel gewaagt van zijne aanstaande terugreis naar Nederland, om ‘Monsieur le Duc’ te dienen. Hij spreekt hier van den vermaarden Karel van Croy, IVen | |
[pagina 125]
| |
hertog van Aerschot, aan welken Jacobus de Bie, lange jaren, als etser en medewerker in numismatische werken, verbonden was. Indien Boel, in gemelde hoedanigheid bij den Hertog verbleef, moet dit voor korten tijd geweest zijn, daar de Hertog den 13en Januari 1612 overleed. Het eerste ons bekende werk van C. Boel, is het etsen der platen door Otto Venius voor zijne Amorum emblemata ontworpen en geteekend. Deze platen staan aan het hoofd van verschillige uitgaven des werks; 't zal niet onnuttig bevonden worden er hier eene bibliographische schets van te ondernemen, de innerlijke geschiedenis der Kunst moge er enkele nuttige feiten in aantreffen. Edoch, daar deze Emblemata, in verschillige uitgaven, in 't zelfde jaar verschenen, zal het nochtans moeielijk zijn te beslissen welke de eerste is, en in welke orde zij het licht zagen. Wij rangschikken ze dus, zonder eenige zekerheid, volgender wijze: a) Amorum emblemata, figuris aeneis incisa studio Othonis Vaenii Batavo-Lugdunensis. Antverpiae. Venalia apud Auctorem. M.DC.IIX. Met de opdracht: D. Guilielmo Bavaro domino de Holinchovin Equiti aurato, en de gedichten: In emblemata amatoria O. Vaenii Hugonis Grotii epigramma. - In Amores ab O. Vaenio delineatos. Daniel Heinsius - Ad juventutem, Auct. Mich. Van der Hagen. - Discolor est mundi facies, etc. Ph. Rubenius - In emblemata erotica O. Vaenii Matthias Corbinot middelburgius. - Generail genitor, ecc. Petro Benedetti. - Daarop volgt: de eerste plaat: Proh quanta potentia, enz.: Cupidine alla gioventu, Cupidon à la jeunesse; - De text in drie latijnsche, italiaansche en fransche vierlingen. Op den rug der bl. 247, de Censuur van L. Beyerlinck, gedagteekend 3 kal. Dec. 1607 en het Privilegium, Typis Henrici Swingenii. 2. Dezelfde titel, dezelfde tekst, behalve dat na het gedicht van Matthias Corbinot vier bladen tusschengelascht zijn, dragende: Soneto a la medida francesa, en loor delnator-Desengaño de amor. - El traductor Español a los lectores, en, eindelijk, dat men vóór elke plaat, een gedicht aantreft van acht spaansche verzen op een smal wimpelblad geplakt. 3. Dezelfde titel, met eene verschillende firma: Antverpiae, Venalia apud Auctorem. Prostant apud Hieronymum Verdussen. M.DC.IIX. Opdracht aan denzelfden, gedichten van Hugo Grotius, Daniel Heinsins, Max. Vrientius, Ph. Rubens en Cornelis Boel. Deze laatste in het Nederduitsch. Verder: de plaat Proh quanta, Cupido tot de jeught - Cupidon à la Jeunesse; - eindelijk de text in Latijnsche, Nederduitsche en Fransche vierlingen. 4. Amorum... batavo-lugdunensis. Emblemes of Love, with Verses in Latin, English and Italian, Antverpiae, Venalia apud Auctorem. Opdracht: To the moste honorable, and woorthie brothers, William Carle of Penbroke, and Philip Carle of Mountgomerie, patrons of learning and chevalrie. Gedagteekend Antwerp. 20 August. 1608. - Gedichten van Hugo Grotius, Daniel Heinsius, Max Vrientius. - In commendation, enz. Engelsche overzetting van het gedicht door Cornelius Boel, in de uitgave no 3. - Petro Benedetti. - Verder: de plaat Proh quanta, Cupids epistle to the yonger sorte. Cupidine alla gioventu; - eindelijk: de tekst in Latijnsche, Engelsche en Italiaansche vierlingen. Deze droge bibliographie laat ons toe kleine onnauwkeurigheden bij Th. van Lerius te herstellen; zij doet ons eenige persoonlijke betrekkingen des schrijvers kennen, en reeds hebben wij de weglating van Ph. Rubens' gedicht, in twee der uitgaven, doen opmerken. K. Ruelens. |