Cornelis en Coryn Boel.
Waarde Heer Bestuurder,
In de Vlaamsche School (jaarg. 1888, blz. 124, artikel: Brieven van Nederlandsche Kunstenaars: Otto Venius), wordt de vraag gesteld, of de Antwerpsche etser Boel bij zijnen voornaam Cornelis ofwel Coryn heette. De heer Ruelens, schrijver van dit artikel, helt over naar de meening dat er geen etser Cornelis Boel zou hebben bestaan, en schijnt te twijfelen aan de echtheid der opgaaf van Huber en Rost, waar zij van hem eene plaat aanduiden: het Laatste Oordeel, die met den naam Cornelis Boel zou geteekend wezen. Zijnen twijfel schraagt hij door het feit, dat die plaat niet te vinden is in de Brusselsche of in de Londensche openbare verzamelingen.
De heer Ruelens heeft het hier mis.
Dit zeldzame stuk bezit ik in mijne collectie oude printen en het laat mij toe een, zoo ik meen, beslissend antwoord op die kwestie van voornamen te geven. Cornelis Boel en Coryn Boel (de oude) zijn wel degelijk twee verschillige graveurs, en hun trant is zeer uiteenloopend; in het Laatste Oordeel leeren wij Cornelis kennen als een plaatsnijder, in de manier der Wiercx; doch, zoo hij bij hen school ging, was hij een zwak leerling: zijn werk is schraal en stijf, terwijl Coryn Boel met meer handigheid en smaak graveerde. Wij bezitten van dezen laatste het fraaie portret van bisschop Dammant, en bij vergelijking met Cornelis' Laatste Oordeel, is het onmogelijk het werk van den eene met dat van den andere te verwarren.
Ik laat hier eene beschrijving van het Laatste Oordeel volgen: de hoofdfiguur op het voorplan is een man, die uit zijne op eene berrie staande doodkist oprijst en zijn vonnis schijnt af te wachten; langs den overkant, links, staat een naakt jongelingsbeeld, wien een duivel ketens om de lenden slaat ten einde hem in de gapende hel te slepen, waar een tweede duivel, met eenen vork in de rechte hand, op hem wacht. In het verschiet ziet men een gewelf, waaronder een stapel doodshoofden te zien is; bovenop een spits torentje, waarin eene klok hangt, en van waar twee engelen heenvliegen, die op eene bazuin blazen. In de hoogte, boven een wolkengordijn, troont God de Vader op den wereldbol, met uitgestrekte armen en omringd door talrijke vliegende kopjes, terwijl twee grootere engelen uit de bovenhoeken neerwaarts schieten, waarvan degene rechts: Svrgite mortvi, en degene links: Venite ad ivdicivm uitbazuinen. Rechts van onder is de plaat geteekend: Cornelis Boel fecit, met het enkele woord excudit, dat meer links gansch afgezonderd van des kunstenaars naam staat.
In den rand van onder een vierregelig Latijnsch vers.
Alle twijfel nopens het bestaan van den graveur Cornelis Boel verdwijnt dus.
Gent, September 1888.
W. Rogghé.