De Vlaamse School. Nieuwe reeks. Jaargang 1
(1888)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De–Toonkunde
|
personen: | |
---|---|
Manrico, de minnezanger, | Leonora, |
Graaf de Luna, | Azucena, de Boheemsche, |
Fernando, vertrouweling van den graaf, | Ines, vertrouwelinge van Leonora, Een Bohemer, een bode, een cipier. |
Ruiz, vriend van Manrico, |
Gezelschapjuffers van Leonora. vasallen en bondgenooten van den graaf, wapenknechten, partijgangers van Manrico, soldaten, Bohemers, Boheemsters, enz.
De handeling heeft plaats gedeeltelijk in Aragon, gedeeltelijk in Biscaya, tegen het begin der 15e eeuw.
Eerste Bedrijf.
Eerste tooneel. - Voorportaal van het paleis van den Aljaferia, te Saragossa; zijdeur naar de vertrekken van den graaf de Luna leidend. - Fernando en verscheidene vasallen van den graaf bij de deur uitgestrekt. - Eenige wapenknechten wandelen op den achtergrond heen en weder.
Dit tooneelGa naar voetnoot(1) kan eenen zeer goeden indruk maken, indien de voorgeschrevene schikking met smaak en natuurlijkheid werd gevolgd. Hoe ziet men dit echter in werkelijkheid geschiedenGa naar voetnoot(2)?
Fernando komt van achter het tooneel (niet voorgeschreven) en zingt zijn eerste ‘Alerte!’ onzichtbaar blijvend. Plotseling, tamelijk in strijd met hunne slaperigheid, springen alle vasallen recht op twee rijen, rechts en links vooral evenveel, in schuinsche richting naast de deur van den achtergrond, (niet voorgeschreven). Daar klinkt Fernando's tweede ‘Alerte!’ en treedt, hij binnen tusschen de twee rijen door, die zich terstond achter hem sluiten, en nu onafgebroken in eenen halven kring rond hem blijven. Heel veel bemoeit Fernando zich nu verder niet met zijne wapenmakkers; hij denkt er slechts aan zooveel mogelijk zijne stommiddelen naar de zaal te ontwikkelen, en toch staan die twaalf of veertien wapenbroeders met de grootste belangstelling (dit is zeker, want zij vraagden hem juist naar eene reeds gekende geschiedenis - ‘pour chasser le sommeil qui s'empare de nous, redites donc, sur le frère du comte l'histoire qu'on raconte!’) naar hem te luisteren. Bij onderbrekingen van het verhaal der betoovering of bij vragen aan den verhaler, achter zijnen rug wel te verstaan, strekken ze alle veertien den rechterarm uit, om dien tegelijk weer te laten vallen, zooals de tooneelschikker het
heeft doen aanleeren. Fernando intusschen stapt, als het koor zingt, heen en weder, of blijft met den rug naar zijne makkers gekeerd, staan, om zijne beurt te wachten.
Dit is nu, zeer verkort, tooneelschikking en samenspel van het eerste tooneel. Automatisch beschouwd is het werkelijk ‘samen-spel’. Van eenheid in handeling echter geene spraak. Buitengewoon op den voorgrond dringen van den verhalen (hoofdrol) en even buitengewoon achteraf houden der toehoorders (ondergeschikte rollen). Kan dit anders geschieden?... Ja, voorzeker, onder voorwaarde echter dat 1o een Fernando (hoofdrol) genoeg kunstenaar zij om te begrijpen dat de handeling niet mag opgeofferd worden aan persoonlijk schitteren; 2o dat vasallen (neven rollen) goed begrijpen dat van hunne uitdrukking en medespel, een groot deel van den indruk en medegevoel bij het publiek afhangt. Beide punten in eerste overweging aan den tooneelschikker.
Tweede tooneel. - Zoo dikwijls ik ‘II Trovalore’ gezien heb, verandert men zichtbaar, na het eerste tooneel de koulissen of.... een tusschendoek valt, hetgeen verkieslijker is. De tooneelschikking is als volgt voorgeschreven:
De tuinen van het paleis. - Rechts een marmeren trap naar de vertrekken leidend. - De nacht is gevorderd. - Bedekte volle maan.
Eene opmerking: zou er reeds niet meer eenheid zijn wanneer men van het begin af de tuinen had gezien, met eene voorgaanderij links, waarin na het vertrek van Fernando ‘cum suis’ Leonora gaat verschijnen? Het is in beide tooneelen gevorderde nacht, en verandering van tooneel, vooral zichtbaar in één bedrijf, werkt niet mede tot logischen samenhang; voorgeschreven is het echter. Leonora verschijnt dan van den marmeren trap komend, gevolgd door Ines. Ik vraagde mij dikwijls af: wat reden mogen die twee toch hebben om daar in den tuin over een liefdesavontuur te komen spreken, en daarna weer te verdwijnen langs den zelfden trap? Kwamen zij uit de tuinen van den achtergrond, dan ware hunne verschijning nog toe te schrijven aan eene nachtelijke wandeling.
De volgende tooneelen ga ik stilzwijgend voorbij, het meerdere of mindere samenspel overlatend aan de kunstenaarshegaafdheid der drie hoofdrollen Leonora, de Luna, Manrico, voor zoover de tekst en de muziek der ‘ensembles’ toelaat hunne begaafdheden te toonen.
Tweede Bedrijf.
In Biscaya. - Dorre en steile bergen. - Schitterende hemel. - Een groot vuur in het midden van het tooneel. - De dag breekt aan.
Eerste tooneel. - Azucena bij het vuur gezeten. Manrico, de minnezanger, nevens haar in zijnen mantel gewikkeld. Een troep Bohemers hier en daar verstrooid.
Men ziet een levendig, boeiend tooneel, vol schakeering: over het algemeen is dit dan ook het best geslaagde van deze opera. Wat minder houterigheid der figuranten die op de aanbeelden slaan, dat u hooren en zien vergaat, en wat meer bedrijvigheid, levendigheid, vooral bij de zoo levendige Bohemers, zou niet te versmaden zijn.
Tweede tooneel. - Azucena. - Manrico.
Derde tooneel. - De zelfden. - Een bode.
Het is jammer dat men voor zulke rollen gewoonlijk een talent van derde klas neemt. Men is in spanning wat die bode komt berichten, en dan hoort men een keelachtig of neusachtig tenorstemmetje heel en al den indruk wegnemen, dien zijne tijding maken moet, terwijl eene trilling van hilariteit de zaal doorloopt. Indien een der eerste rollen voor bode speelde, zou de indruk beter zijn. Men zal tegenwerpen dat de geldelijke middelen zulks niet toelaten; aangenomen. Echter zou men overeenkomsten kunnen treffen met de eerste rollen, die hen verplichten ook nevenrollen waar te nemen. Hoe deden de oude Grieken in hunne treurspelen? Eén akteur vervulde verschillende rollen, groote en kleine; het kleine vernedert niet, wel het slechte. Hoe gaat zulks bij de Meiningers? Men leze hierover het opstel van den heer Pol de Mont in dit tijdschrift.
Vierde tooneel. - Een klooster. - Boomen op den achtergrond. - Het is nacht. - De graaf, Fernando en eenige bondgenooten, in mantels gewikkeld, naderen op geheimzinnige wijze.
Dit tooneel wordt gewoonlijk goed gespeeld; het overerfelijke achteraf blijven der wapenmakkers, werkt hier geheimzinnig voor den toeschouwer.
Vijfde tooneel. - Leonora verschijnt door Ines en eenige vrouwen gevolgd. De kloosterzusters, gewoonlijk in het wit, zijn haar allen in den nacht, naar buiten te gemoet gekomen.
Dit klinkt wat onwaarschijnlijk, maar in Spanje ziet men zeker zoo nauw niet.
Zesde tooneel. - De Luna en zijne getrouwen komen, en de graaf vertelt nu heel eenvoudig dat hij Leonora gaat ontvoeren. Wanneer ik nu niet bepaald zie dat de soldaten aan de kloosterzusters, met Leonora in haar midden, den terugtocht afsnijden, vraag ik mij af: waarom niet weggevlucht? Dan zou het spel niet voortgaan, zegt men; goed, dat begrijp ik, maar in twee partijen blijven staan zingen, maakt den indruk alsof men vooruit wist: ‘Manrico moet nog komen.’ En als deze dan geheel alléén gekomen is, blijft hij nog tien minuten in handeling, zonder dat de graaf van die gelegenheid schijnt te willen gebruik maken hem te dooden of te doen grijpen. Eindelijk, na een lang ‘ensemble’ zonder voldoende handeling, stormen de partijgangers van Manrico het tooneel op en men begint te begrijpen dal het ernst is; de degens blinken, men vecht, de kloosterzusters komen tot bezinning, na 15 minuten nota bene, en vluchten. Manrico ontvoert Leonora. Einde van het tweede bedrijf.
Zeer goed weet ik dat veel niet anders kan; maar samenspel kan er toch zijn, en handeling, en vuur, en leven, en natuurlijkheid, om godswil! waar blijft dat allemaal?
(Wordt voortgezet).
Gerrit A.A. Wagner.
- voetnoot(1)
- Niet uitsluitend voorstellingen te Antwerpen, worden hier en elders in mijn opstel bedoeld.
- voetnoot(2)
- Men gelieve elk voorbeeld als geldend te beschouwen, voor alle tooneelen van den zelfden aard in dit en andere treurspelen.