Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vlaamsche Arbeid. Jaargang 13 (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vlaamsche Arbeid. Jaargang 13
Afbeelding van Vlaamsche Arbeid. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van Vlaamsche Arbeid. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.66 MB)

ebook (4.72 MB)

XML (1.21 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 13

(1923)– [tijdschrift] Vlaamsche Arbeid, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 388]
[p. 388]

Bibliographie

Zoeklicht, Nederlandsche Encyclopedie voor allen, onder leiding van Dr. T.P. Sevensma, directeur der openbare leeszaal en bibliotheek te Amsterdam. Tweede en derde deelen. N.V. Uitgeversmaatschappij Van Loghem Slaterus en Visser, te Arnhem.

De Arnhemsche uitgeverij laat er geen gras over groeien. Spoedig volgen de deelen van deze beknopte encyclopedie. Als nog drie deelen zullen verschenen zijn, ligt het werk volledig voor.

Het werk, dat van groote homogeniteit in conceptie en uitvoering getuigt, handhaaft zich op het voorname peil. Aan den druk en aan den band wordt steeds de beste zorg besteed. Het is jammer dat de uitgevers niet het voorbeeld gevolgd hebben van den kleinen Larousse. Een meer kompres gedrukte editie zou zeker in een tijd die besparingen eischt beter aan het doel beantwoord hebben en aan de demokratische beurzen wat makkelijker koopgelegenheid verschaft hebben. Wij spreken niet eens van de Vlaamsche beurzen die wegens allerlei valutamisere meer en meer aan het hollandsche boek moeten verzaken.

Interessante hoofdstukjes zijn b.v. Edelsteen met enkele mooi geslaagde kleurreprodukties.

De overzichten werden met verstandige zorg samengesteld. Van Katholieke zijde wordt toezicht gehouden op de rubrieken die Roomsche aangelegenheden betreffen.

Het is buitengewoon sympathiek werk dat we in alle opzichten moeten aanbevelen.

C.

Das Deutsche Buch, Sonderheft ‘Russland’; Deutsche Gesellschaft für Auslandsbuchhandel, Leipzig, Gerichtsweg, 26.

Ter gelegenheid van de groote tentoonstelling van Duitsche boeken te Moskou door de Vereeniging voor Verspreiding van het Duitsche boek, in het buitenland ingericht in den Zomer van 1923, gaf het bekende tjdschrift ‘Das Deutsche Buch’ een mooi buitengewoon nummer op groot formaat uit. Uit de inleiding vernemen we dat de verspreiding van wetenschappelijke werken en tijdschriften uit de heele wereld in Sovjet-Rusland door de Berlijnsche vennootschap Kniga geexploiteerd wordt. Vooral naar Duitsche wetenschappelijke werken is de navraag groot. Daarbij komt dan nog de bedrijvigheid van de naar Duitschland uitgeweken Russische uitgevers die in samenwerking met Duitsche uitgevers en op de Duitsche persen zoowat tachtig procent van de heele Russische boekproduktie in Duitschland laten verschijnen. Over de Duitsch-russische betrekkingen handelen bekende specialisten in een keur van opstellen. Aan de verluchting werden goede zorgen gewijd. De omslag werd door niemand minder dan Peter Behrens geteekend. Een veelkleurige reproduktie van Kustodiew roept de herinnering wakker aan de helder-teere kleuren van onzen Ed. Verstraeten.

[pagina 389]
[p. 389]

Twee beelden van Barlach synthetiseeren beter dan welke verhandeling ook de geestelijke verwantschap tusschen Russische ethos en Duitsche typenscheppende kracht. Natuurlijk brengt het nummer ook een bibliografie van Duitsche boeken over Rusland en vertalingen uit de Russische literatuur.

Wij vestigen er de aandacht onzer lezers op dat ‘Das Deutsche Buch’ voortaan slechts om de twee maanden zal verschijnen, maar daarentegen zeer uitgebreid zal worden. Wie op de hoogte wil blijven van de nieuwigheden op de Duitsche boekenmarkt, kan geen betere gids vinden. Het is daarbij bespottelijk goedkoop, omdat voor het buitenland geen toeslag gevraagd wordt.

Een drietal boekjes van de uitgeversmaatschappij ‘Excelsior’, Brugge, Sint-Trudostraat, 21:

Mijn gevangenis, door Dr. Eug. Van Oye.

- Geen literaire bedoelingen liggen in dit boekje vast. 't Is een verhaal zonder praal van woorden. De naakte werkelijkheid van een weerzinwekkende verdachtmaking, van een absurde inhechtenishouden en van nog wat andere menschelijke aberraties. Die tachtigjarige grijsaard vertelt met een ingehouden toon van zielsverbittering. En eigenlijk is 't een schande dat zulke bladzijden kunnen geschreven worden. Een schande, niet voor den schrijver althans...

Die kop van Eugeen Van Oye! Met meer liefde en met meer eerbied dan ooit begroet ik hem: het lijden heeft hem gewijd tot een martelaarsphysionomie.

K.E.

Sed exultemus, in memoriam Dr. Marg. Baert.

- Een bundeltje opstellen tot nagedachtenis van een der edelste vrouwen uit ons modern Vlaanderen. Heerlijke gedachte deze bladzijden uit te geven. De volksweldoeners moeten in eere blijven gehouden!

K.E.

Twee voordrachten over plichtenleer, door Raphaël Rubbrecht.

- Mooi zoo de H. Vincentius a Paulo als voorbeeld te stellen voor de ziekenverpleegsters. Zoo wordt met een practisch feit concreet gemaakt wat de dokter theoretisch voorhoudt in zijn tweede voordracht: zieken verplegen is vóór alles een werk van naastenliefde.

K.E.

Unpublished poems by Beaumarchais and his sister.

- Een heel interessante overdruk uit ‘Publications of the Modern Language Association of America (Vol. XXXVIII, No 2, 1923).

Gustaaf van Roosbroeck analyseert erin het ‘Epitre à mon ami’ dat Beaumarchais richtte tot zijn vriend Caron de Monville en waarschijnlijk dagteekent van tusschen 1783-1790. Hij doet de gelijkenissen uitschijnen met ‘Les délices de plaisance’ uit 's dichters compleete werken en ook een opvallende gelijkenis voor wat de vorm betreft met een onuitgegeven gedicht van Beaumarchais' zuster: Julie Caron.

K.E.

[pagina 390]
[p. 390]

Omer Wattez: Van Twee Koningskinderen; Wouters Jonge Jaren; De Zwalmleeuwen; Sonnetten van een Vlaming te Parijs tijdens den oorlog; Siegfried, een oud-Germaansch Heldenlied.

Het is opvallend hoe er in den laatsten tijd veel meer nieuwe uitgaven van oud werk zijn verschenen dan eerste uitgaven van jongeren. Dat komt wel door dat de jongeren strenger eischen hebben tegenover hun werk. Doch quantitatief is de arbeid der ouderen toch aanzienlijker. De levensomstandigheden waren gunstiger. Er werd gemakkelijker en plezieriger geschreven dan heden. Het schrijven was voor velen een aangenaam tijdverdrijf. Dat het oudere werk nog steeds gelezen en genoten wordt, meer dan het nieuwe wellicht, bewijzen de herdrukken: uitgevers zijn zakenmannen.

Omer Wattez is een van die vruchtbare auteurs die geschreven hebben voor het volk. Vóór dat hij zich voor goed met talenstudie en vooral met germaansche philologie ging bezig houden als een gewetensvol leeraar en ijverig akademielid, gebruikte hij zijn vacantietijd om con amore die Zuid-Vlaandersche Novellen op te stellen die L. Opdebeek nu weer opnieuw op de markt bracht.

Er zijn erbij die vóór 40 jaar geschreven werden en het is niet zonder aarzeling en met een aandoenlijke schuchterheid dat Omer Wattez ze aan de ‘moderne rechters’, zooals hij dat noemt in zijn inleiding, onderwerpt.

Wat ‘modernen’ in dit oudere werk en in de vroegere romantiek steeds zullen blijven waardeeren, het is de stem van een voorbije tijd die er uit wordt vernomen: zóó stond men toen tegenover het leven. Die Zuid-Vlaandersche novellen, waar het land van Ronse, Geeraardsbergen, Oudenaarde in uitgebeeld staan, met de vele dorpen, de menschen die daar wonen, hun leven op de akkers, de volksgebruiken, jaarmarkten, kermissen, uitvaarten hebben een atmosfeer bewaard die nu nog door hare Vlaandersche echtheid bekoorlijk aandoet. Het folkloristisch genoegen om alles waar te nemen en op te teekenen, de neiging tot ontleden der gemoedstoestanden van eenvoudige menschen die toentertijd in de mode was, werden niet altijd tot zuivere schoonheid verwerkt en gaven soms aanleiding tot ietwat koele en inventorieerende bladzijden die den natuurlijken vrijen groei van het verhaal belemmeren.

Zeer verscheiden zijn deze novellen. Van twee koningskinderen en Het Gezin van den Mulder dat er op volgt zijn twee landelijke idyllen. De Zwalmleeuwen dat zijn de vechters, de pensjagers uit een dorpje op de Zwalm-beek gelegen en het is een zedenschets geworden van het door drank en onwetendheid verbeeste Vlaanderen. In Wouters Jonge Jaren vinden wij de ontwikkeling van een artistiek aangelegde natuur van vóór 40 jaar en het konflikt tusschen het landelijke en het stadsleven. De kleinere verhalen uit de genoemde bundels brengen elk een eigen midden voor oogen met een karakteristieke soort van Vlaandersche menschen.

[pagina 391]
[p. 391]

Tijdens den oorlog verbleef Om. Wattez te Parijs en gebruikte er zijn tijd om Sonnetten te maken. Deze waarin hij ‘Ver van het Vaderland’, landschappen en steden, kunstenaars en schoonheid van Vlaanderen weer oproept, zijn de beste. Maar wanneer hij het heeft over ‘België en zijne Beulen’ is hij te zeer door de journalistiek van den tijd beïnvloed geweest. Wij hebben sedert de oorlogstoestanden anders leeren zien en begrijpen. Het ‘bourrage de crânes’ heeft uitgediend.

Een verdienstelijk werk is de Siegfried van Om. Wattez waar hij in schoone krachtvolle gemoderniseerde taal beelden te aanschouwen geeft uit de mythologie of de poëzie der Noordervolken zooals hij die vond in de Edda en het Nevelingen-lied. Hij heeft in den opzet en den bouw van dit gedicht blijkbaar de ontwikkeling gevolgd, der Tetralogie van Wagner, maar het is geworden tot een heldendicht van aangrijpende schoonheid.

J.M.

De dramatische kunst en ons tooneel, door Gabrielle van Loenen; uitgeversmaatschappij Elsevier, Amsterdam, 1923.

Een zeer pessimistische kritiek op het tooneelleven speciaal in Nederland. De auteur stelt een zeer interessante, maar vrij exclusivistische theorie op van het tragische en het dramatische en wat aan haar eischen niet beantwoordt gaat den oven in. Er is zeer veel vaagheid in haar idealistische uiteenzettingen. Haar bezwaren tegen het repertorium worden niet heel duidelijk gescheiden van haar grieven tegen de regisseurs, tegen Royaards. Wij geven het haar gaarne toe dat het ontbreken van een centraal conflikt, van een in de diepten der ziel schrijnende tweespalt dramatische kunstwerken voor ons minder belangrijk maken. De moderne casuistiek gaat al minder en minder houden van de z.g. karakterstukken die eigenlijk het verbijzonderd zieleleven van enkelingen als kuriositeit behandelen. Wij wenschen voor dieper problemen gesteld te worden dan oppervlakkig behandelde fait divers van het fransch repertorium b.v. Maar dat is de eisch van een keerpunt in den gang van geestelijke stroomingen. Een volgende generatie heeft er zich mogelijk weer over heen gezet, verlangt van tooneel misschien weer vernuftig gekombineerde verrassingen, grappigheden die onze literaire pretentie naar het cirkus verbannen heeft, akrobatie van geest en lichaam? Met welk recht dikteeren we aan andere menschen van een volkomen anders georienteerden tijd hun uitspanningen?

Met haar kritiek op de regie van thans, zal G. Van Loenen niet veel bereiken. Zij brengt te weinig in de plaats van het betrekkelijk goede dat zij wil vernietigen. Zijn alle trucs werkelijk uit den booze? Dan zal er van kunst niet veel overblijven. Wel worden we gehinderd door trucs die ons willen overtuigen dat we met realiteit te doen hebben. Op het tooneel breekt niets zoo zeer de illusie als echte of het echte verbazend imiteerende trucs. Maar er zijn ook verfijnde trucs die men met een glimlach van genot aanvaardt omdat zij zoo mooi suggereeren in de sfeer der illusie. Haar bezwaren tegen den overwegenden

[pagina 392]
[p. 392]

rol der regie in dezen tijd kunnen wij niet deelen. De spelleider moet integendeel in zich het dubbel emplooi van dramaturg en regisseur vereenigen. Op het instinkt van de artiesten mogen we ons in geen geval verlaten. Men kan aan de tooneelkunstenaars heel veel vrij spel laten binnen de wetten van een stevige regie. Maar de eenheid van conceptie en stijl die alleen door het intellect en den wil van een mensch kan ontstaan, mogen we niet op het spel zetten.

Het boekje is vlot geschreven, er kunnen goede vondsten door geïnspireerd worden. Maar de auteur is er blijkbaar niet bang voor open deuren in te loopen.

C.v.E.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De dramatische kunst en ons toneel


auteurs

  • Karel Elebaers

  • Jozef Muls

  • Chr. van Esch

  • over Omer Wattez