Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
West-Vlaanderen. Jaargang 1 (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van West-Vlaanderen. Jaargang 1
Afbeelding van West-Vlaanderen. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van West-Vlaanderen. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (22.09 MB)

Scans (157.66 MB)

ebook (26.76 MB)

XML (1.04 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/kunstgeschiedenis
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

West-Vlaanderen. Jaargang 1

(1952)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 188]
[p. 188]

Verbondsleven

Mededelingen en Echos uit de Kunstwereld.



illustratie

WEST-VLAANDEREN uitgave van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond, betuigt aan ZIJN HOOGWAARDIGE EXCELLENTIE MONSEIGNEUR EMIEL DE SMEDT zijn gevoelens van eerbied en aanhankelijkheid. Het wenst de nieuwe Kerkvoogd hartelijk welkom in de West-vlaamse gouw, waar de talrijke monumenten en kunstgewrochten getuigen van aloud en diep-christelijk geloof.

Kanttekening bij de Caesar Gezelle-hulde

OP Zondag 21 September wordt wijlen priester-dichter Caesar Gezelle op initiatief van het Davidsfonds te Moorsele plechtig herdacht. Eindelijk is het ogenblik aangebroken om de stilte welke deze figuur omgaf op treffende wijze te verbreken. Is het geen vruchteloos zoeken naar zangers van zijn soort in onze huidige Westvlaamse dichteren schrijvergemeenschap?

Onder de priester-dichters, tijdgenoten van Verschaeve, Vanhaute en Walgraeve, neemt Caesar Gezelle ongetwijfeld een voorname plaats in. Niet alleen omdat hij de eerste der Gezellianen is wegens zijn rhythme, maar ook om zijn eigen aard en originele visie op mensen en dingen. Hij was afwisselend de natuurzanger, de filosoof, de radikale belijder van eigen zienswijze, de timide gevoelsmens, de torser van bittere ervaring en het kind met het spontane woord. Van zijn vreugden getuigen volgende verzen:

 
Zo weinig wist het hert, voorwaar
 
en 'k acht mij zo voldaan
 
als oogen twee vol goedheid in
 
mijn zoekende oogen slaan.
 
 
 
(Lelien v. dalen)

Aan belijdenissen van zeer intieme aard ontbreekt het hem niet:

 
Hoe dikwijls reeds met U
 
heb ik om niet gestreden,
 
U vijand mijner ziel,
 
hoe vaak versloegt gij mij.
 
 
 
(Verzen)

En hier vinden we de priester terug:

 
Wat vluchten de zalige stonden hier snel,
 
daar ik, aan Uw voeten gezeten,
 
mag vertrouwen U alles, mijn wee en mijn wel,
 
wel en wee van de wereld vergeten
 
 
 
(Herbloei)

Schuilt in deze laatste niet de mens in al zijn schamelheid en heerlijke eenvoud? Vindt men de diepste roerselen zijner ziel met kwistige hand doorheen zijn werk verspreid, die quasi naieve openhartigheid licht nauwelijks de sluier op welke zijn persoon in een raadselachtige sfeer hulde.

Iemand schreef hem: ‘Gezelle, Uw naam is zwaar om dragen’. In deze enkele zin, en in het feit dat hij een Gezelle was van aard, schuilt de tragiek van dit eenzame en soms zo sombere

[pagina I]
[p. I]

dichtersleven. Wars van mensen en wereld ging hij rust zoeken bij God, in de natuur, bij zijn boeken, en hij werd verhoord in de serene wouden bij het lied der vogels (Frondiferum Nemus), in de heerlijke hemelhoven van de Trappe (Solitudo), of bij de koele meren der immer wakende eucharistie (Quam dilecta Tabernacula). Caesar Gezelle was de vrome zanger met de heldere stem en het melancholisch getinte lied.

Tijdens de hulde van het Davidsfonds aan Guido Gezelle in 1906 te Brugge was daar niemand minder dan Hugo Verriest om de aandacht te vragen voor een waardevol talent: ‘Gij daar, Caesar Gezelle, gij zijt Zijn neef, niet waar? Wij bekennen 't genoeg. Uw stemmeklank 'n kan Uw bloed niet loochenen’.

Hij was een Gezelle van aard en van naam, en hij heeft er om geleden. De krachtige en frisse verschijning, de gave mens en schone man in hem hebben hun tol betaald. Want het drama dat zich, vaak onbewust, in elk mensenleven voordoet, is aan hem niet voorbijgegaan. Integendeel, in deze kunstenaarsziel lag de bodem open en bereid voor het zaad van het lijden. Maar ook zijn gestel werd te vroeg gebroken door een vreselijke kwaal, en bewust als hij was van zijn toestand en van zijn onmacht, legde hij de pen neer, en verborg zich volledig in de plooien der vergetelheid. Hij die tijdens zijn leeraarsjaren dorstte naar vrienden en tevens de mensen schuwde, was gedurende zijn laatste lijdensstonden de goede kindervriend. In stilte in de Heer ontslapen, werd hij door Davidsfonders en schoolkinderen ten grave gedragen.

Caesar Gezelle schreef over zijn oom:

 
Ik wist er een die
 
zijn liedeken zong
 
veel nachten ende
 
veel dagen...
 
 
 
en 't liedeken hem
 
de pijne genas
 
in zijn herte dat toch
 
zoo verlangende was...

Bedoelde hij daarmee de geniale Guido uit te tekenen, hij slaagde er onbewust in zijn evenbeeld te schetsen. Want hij heeft, naar het aantal werken te oordelen welke van zijn hand verschenen, geen onvruchtbaar leven geleid om zijn schepper aan te bieden; om niet te gewagen van zijn buitengewone activiteit als leraar, predikant en opvoeder. Hij was een hoorn van overvloed, waaruit de nectar naar behoefte opwelde en overliep. En spijts een schat aan talenten, spijts zjin talrijke voortbrengselen van hart en geest mocht hij tijdens zijn leven meer kritiek dan lof ontvangen, en werd zijn laatste hoop verpletterd door de schitterende ster, tot wiens kroning hij met al zijn krachten had bijgedragen.

Er valt door ons heel wat goed te maken. Fris en beloftevol moet de hulde zijn welke we aan zijn nagedachtenis zullen brengen. In de barre atmosfeer kenmerkend voor onze tijden is een kultureel en katholiek gebeuren van dit soort als een zonnelonk in April, als een belofte voor een heerlijke zomer. Laat ons gretig naar de kleinoden grijpen, welke in het verleden zo weelderig verspreid liggen. En in weerwil van de ‘gerrepuiden’ waartegen Caesar Gezelle zo heftig uitviel, schrijven we met Joris Eeckhout: ‘Guido Gezelle was een genie, Caesar een groot kunstenaar’. En we zijn met Pastor Verriest van mening dat het niet al nachtegalen zijn in Vlaanderen, maar dat we houden van vinken en leeuwerken, van meerelaars en mezekens, en zelfs van de mussen. Als ze maar snel en fel gebekt zijn en met eigen verfijnde kunst hun liedje schuifelen.

Caesar Gezelle, we zijn U dank verschuldigd. Niet alleen om wat gij ons van nonkel Guido hebt meegedeeld, maar vooral om Uw eigen nalatenschap: Uw serene Westvlaamse priesterziel, Uw uit het hart gevloeide werken, de liefde tenslotte waarmede gij de mensen, die U zo 'n schrik inboezemden, hebt bejegend. Op de grote dag die de Uwe en de onze wordt, zullen vrienden bewonderaars, collegas en oud-studenten zich om Uw rustplaats scharen, luisterend naar Uw lied dat nu veel hoger klinkt omdat ge 't zingt met 't volle geweld Uwer kele, en samen indachtig zijn Uw zo ontroerende wens:

 
O neen, dan op mijn graf geplant
 
geen berk, maar een paar knieën in 't zand.
 
 
 
M.V.

Onderrichtingen aan de plaatselijke ordinarii over de gewijde kunst

Hier volgt een schrijven van de H. Congregatie van het H. Officie te Rome aan de plaatselijke Ordinarii.

 

DE gewijde kunst heeft ingevolge haar benaming, de functie en de plicht grotendeels bij te dragen tot de schoonheid van het huis Gods en tot het voeden en versterken van de godsvrucht en het geloof dergenen die in het heiligdom bijeenkomen om de godsdienstige plechtigheden bij te wonen en de hemelse gaven af te smeken. De Kerk heeft de kunst dan ook steeds met dezelfde nauwgezette zorgen omringd, opdat zij in volledige harmonie met de kerkelijke wetten zou zijn, die geïnspireerd worden door de goddelijke doctrine en een onberispelijke ascese en opdat zij aldus terecht de benaming ‘gewijde’ zou kunnen opeisen.

Het is dus zeer terecht dat hier de woorden worden toegepast, die afkomstig zijn van de Gelukzalige Paus Pius X, toen hij de wijze normen der gewijde muziek afkondigde: ‘Men moet dus in de tempel niets vinden dat de godsvrucht en de vroomheid der gelovigen kan storen of zelfs maar verminderen, niets dat een juiste reden tot afkeer of schandaal kan geven, vooral niets dat onwaardig zou zijn van het huis des gebeds en van de majesteit van God.’

Daarom is het dat, sinds de eerste eeuwen der Kerk het tweede Concilie van Nicea, dat de ketterij der Iconoclasten veroordeelde, de eredienst der heiligenbeelden bevestigde en met zware straffen diegenen bedreigde die het zouden aandurven ‘iets laakbaars uit te vinden dat tegen de kerkelijke onderrichtingen indruiste’.

Het Concilie van Trente kondigde in zijn 25ste zitting zeer voorzichtige wetten af op de christelijke iconographie en besloot aldus een belangrijke oproep tot de bisschoppen: ‘Dat de bisschoppen tenslotte in dit verband een dusdanige ijver en zorg aan de dag leggen dat men niets zou bemerken dat krenkt, niets dat van onwelvoeglijkheid of van slechte smaak getuigt, niets profaans of misplaatst, zoals de heiligheid van het Huis Gods dit trouwens vereist.’

Opdat de voorschriften van het Concilie van Trente over de heiligenbeelden trouw zouden worden nagevolgd, voegde Urbanus VIII er nog bijzondere richtlijnen aan toe: ‘dat de voorwerpen, die onder de ogen der gelovigen worden tentoongesteld, niet ongewoon noch wan-

[pagina II]
[p. II]

ordelijk voorkomen, doch dat zij bijdragen tot vroomheid en godsvrucht’.

Het wetboek van Kerkelijk Recht verzamelt en resumeert ten slotte de gehele wetgeving der Kerk in verband met de gewijde kunst (can. 485, 1161, 1162, 1164, 1178, 1261, 1268, 1269, par. I, 1279, 1280, 1385, 1399).

Vooral dienen te worden vermeld de voorschriften van can. 1261 door dewelke de plaatselijke Ordinarii er dienen op te waken dat ‘men, vooral in de Goddelijke eredienst, niets aanneemt dat strijdig is met het geloof of niet in overeenstemming met de kerkelijke traditie’; en can. 1309, 120, door dewelke ‘rechtens verboden zijn... de beeltenissen die op gelijk welke manier gedrukt worden... strijdig met de geest en de decreten van de Kerk’.

Onlangs nog heeft de Heilige Stoel de buitensporige vormen van gewijde kunst veroordeeld en de afwijkingen afgekeurd. Zonder enig belang is de opwerping van dezen die beweren dat de gewijde kunst moet worden aangepast aan de behoeften en de voorwaarden der nieuwe tijden. Inderdaad heeft de gewijde kunst, die geboren werd met de christelijke gemeenschap haar eigen doeleinden, waarvan zij nooit mag afwijken, haar eigen functie, waaraan zij nooit mag tekort komen. Daarom heeft Pius XI zaliger gedachtenis, bij het vermelden der gewijde kunst tijdens de inhuldiging der nieuwe Pinacotheek van het het Vaticaan, gesproken over deze kunst die men nieuw noemt en volgende strenge verklaring afgelegd: ‘Wij hebben het trouwens reeds herhaaldelijk aan kunstenaars en kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders gezegd: Onze hoop, Onze vurige wens, Onze wil, dat alles kan er slechts in,bestaan de kerkelijke wet te zien volgen, duidelijk geformuleerd en bekrachtigd in het wetboek van Ker kelijk Recht, namelijk: dat een dergelijke kunst niet in onze kerken wordt toegelaten en meer nog, dat zij niet geroepen is om deze kerken te bouwen, te veranderen, te versieren; openen wij echter alle deuren en verlenen wij het beste onthaal aan elke juiste en progressieve ontwikkeling der goede en eerbiedwaardige overleveringen die, in de loop van zoveel eeuwen van christelijk leven, in een dergelijke verscheidenheid van omgeving en sociale en ethnische voorwaarden, zovele bewijzen hebben geleverd van hun onuitputtelijke bekwaamheid om nieuwe en schone vormen te inspireren, telkens wanneer zij doorvorst en bestudeerd werden in het licht van het genie en het geloof’.

Onlangs nog heeft Pius XII in zijn Encycliek over de ‘Gewijde Liturgie’ (20 November 1947) op nauwgezette en doorgronde wijze de plichten van de christelijke kunst uiteengezet: ‘men moet volstrekte vrijheid van handeling geven aan de hedendaagse kunst, wanneer zij zich met de vereiste eerbied en eerbewijzen ten dienste stelt van de gewijde gebouwen en riten. Aldus zal de kunst haar stem kunnen doen weerklinken in het prachtig en roemvol koor der beroemde mannen, die door de eeuwen heen het katholiek geloof hebben bezongen. Om te voldoen aan de verplichtingen van onze taak, moeten wij echter uitdrukking geven aan het diepe leedwezen en de afkeuring die ons vervullen ten opzichte dezer beelden en voorstellingen die onlangs door sommigen werden ingeschakeld en die een misvorming en een wansmaak van de gewijde kunst betekenen, die zelfs openlijk soms een schending betekenen van de waardigheid, de bescheidenheid en de christelijke godsvrucht en die de godsdienstige betekenis diep kwetsen; men moet ze uit onze heiligdommen verwijderen, zoals men ‘in het algemeen alles moet verwijderen dat niet in overeenstemming is met de heiligheid der plaats’.

Dit alles goed overwegende, heeft deze H. Congregatie, ten zeerste bekommerd om door de gewijde kunst het geloof en de godsvrucht in de christelijke mensheid te bewaren, het besluit getroffen de navolgende normen in herinnering te brengen aan alle Ordinarissen van de gehele wereld, opdat de vormen der gewijde kunst en haar principes volledig zouden beantwoorden aan de waardigheid en de heiligheid van het Huis Gods.

Bouwkunst. - De gewijde bouwkunst, zelfs indien zij nieuwe vormen aanneemt, kan in geen enkel opzicht gelijkgesteld worden aan de profane gebouwen, maar zij moet steeds haar opdracht indachtig blijven, t.t.z. een Godshuis en een huis van gebed tot stand brengen. Wat het bouwen van kerken betreft, moet men steeds rekening houden met de gemakkelijkheid voor de gelovigen, opdat zij, zowel door de aanblik als door de aandacht, zo goed mogelijk zouden kunnen deelnemen aan de goddelijke diensten; dat de Kerk zich eveneens onderscheidt door een eenvoud van lijnen die in tegenstrijd zijn met de versieringen van een slechte smaak; doch, dat men vooral alles verwijdere, dat een zorgeloosheid in de constructie en de uitvoering zou kunnen verraden.

Beeldende kunsten. - a) Volgens het voorschrift van Can. 1279: ‘Dat het aan niemand toegelaten is in de kerk, zelfs niet in private, of andere gewijde plaatsen een onwelvoeglijk beeld te plaatsen, indien het niet goedgekeurd werd door de plaatselijke Ordinarius’. (par. I).

b) ‘Dat de Ordinarius geen gewijde beelden goedkeurt die men publiek moet tentoonstellen ter verering voor de gelovigen, indien zij niet overeenstemmen met het gebruik goedgekeurd door de Kerk.’ (par. II).

c) ‘Dat de Ordinarius nooit toelate in de kerken of andere gewijde plaatsen beelden tentoon te stellen van een vals dogma, of die afbreuk doen aan het fatsoen en de verworven eerbaarheid, of nog die aan eenvoudige lieden de gelegenheid zouden geven tot een gevaarlijke dwaling’, (par. III).

d) ‘Indien de deskundigen in de diocesane commissies te kort komen of indien er bij hen twijfels oprezen of controversen, dat de plaatselijke Ordinarii dan de metropolitane commissies raadplegen of de Romeinse Commissie voor gewijde kunst’.

e) ‘Dat. de Ordinarii, volgens de normen van Can. 485 en Can. 1178, er over waken, in de gewijde gebouwen alles te doen verwijderen wat op enige wijze aanstoot zou kunnen geven aan de heiligheid van de plaats of aan de eerbied voor het godshuis; dat zij streng verbieden, dat veelvuldige beelden en afbeeldingen van weinig waarde, zeer dikwijls allen van hetzelfde type, tentoongesteld worden zonder smaak of orde, ter verering voor de gelovigen, zowel op de altaren als op de nabije muren van de kapellen’.

f) ‘Dat de bisschoppen en de kloosteroversten hun toestemming weigeren tot het publiceren van boeken, dagbladen of periodieke uitgaven, waarin afdruksels voorkomen van beelden die indruisen tegen het gevoel,en de decreten van de Kerk’. (Cf. Can. 1385 en 1399, 120).

Dat men de schilderwerken, beeldhouwwerken en bouwwerken, slechts toevertrouwe aan mensen die uitblinken door

[pagina III]
[p. III]

hun vaardigheid maar die eveneens bij machte zijn om een spontaan geloof en een spontane godsvrucht uit te drukken, het doel van iedere gewijde kunst.

Ten slotte moet men er op waken, dat de aspiranten tot de Heilige Orden, in de cursussen van wijsbegeerte en godgeleerdheid, gevormd worden tot de gewijde kunst, ieder aangepast aan zijn geest en zijn ouderdom en dat zij de zin van de meesters aanleren die de tradities van de H. Stoel, eerbiedigen en gehoorzamen.

Gegeven te Rome, in het Paleis van het H. Officie, op 30 Juni 1952.

† Jozef- Kard. Pizzardo, secretaris. Alfred Ottaviano, assessor.

 

(Vert. De Standaard)

Gids voor Kortrijk

EEN gids voor Kortrijk werd, naar aanleiding van het Guldensporenjaar opgemaakt door Jozef van Overstraeten en Eugeen de Ridder, en uitgegeven door de Vlaamse Toeristenbond: een uitstekende handleiding voor alwie in dit herdenkingsjaar een bezoek brengt aan de Groeningestede. Als dusdanig bijzonder aanbevolen. (92 blz., 30 fr. voor leden van V.T.B. 25fr.)

Lectuurrepertorium

ONLANGS verscheen een tweede, definitieve druk van het te lande zo goed gekende en gegeerde Lectuurrepertorium. Het geldt hier het eerste van drie delen, en behandelt de schrijvers van A. tot G. Het tweede deel zal verschijnen in 1953, het derde in 1954. Deze tweede uitgave zal in totaal 23.000 bio-bibliographische gegevens en 3.000 portretten van auteurs bevatten. Het is bijgehouden tot 1952 en zal nagenoeg 90.000 litteraire werken vermelden met hun waarde- en vakaanduidingen.

Dit enig werk kwam tot stand onder de leiding van Kan. Joris Baers, en met de medewerking van de criticus Paul Hardy. Deze herwerkte en tot heden bijgewerkte uitgave is een uitstekende handleiding voor alwie ook maar iets met literatuur en lectuur heeft te maken. Leraars, ouders, bibliothecarissen, studenten vinden hier een naslagwerk dat op het gebied van de litteraire voorlichting steeds antwoord biedt, en een bezit blijft voor het leven. Tevens vindt men er bio- en bibliographische gegevens samen, die voor den boekenvriend zeer nuttig zullen zijn. (Deel I, 1045 blz., Algemeen Secretariaat voor Katholieke Boekerijen, Cuylitstraat 27, Antwerpen, 450 fr.).

Het kan niet genoegzaam gezegd worden hoe groot het belang is van de voorlichting op lectuurgebied. Naar aanleiding van de veroordeling van het werk van de Italiaanse romancier Albert Pincherle (ps. Moravia) schreef Mgr Marani: ‘Bij deze gelegenheid, de grote schade betreurend welke aan de zielen aangedaan wordt, enerzijds door de gewetenloze uitgave en verspreiding van boeken, brochures en tijdschriften, die zedeloosheid ex professo behandelen, beschrijven of aanleren, anderzijds door de noodlottige begeerte deze geschriften te lezen, hebben de Cardinalen gemeend dat zij moesten waarschuwen:

1. alle christenen, dat zij hun verplichting indachtig zouden zijn zich totaal te onthouden van dergelijke lectuur;

2. allen, die belast zijn met de opvoeding van de jeugd, dat zij bewust van hun zware verantwoordelijkheid de jeugd zouden volledig afhouden van dergelijke geschriften, als van gevaarlijk vergif;

3. allen, die in hun bevoegdheid hebben voor de openbare zedelijkheid in te staan, dat zij de uitgave en de verspreiding zouden verbieden van geschriften, die de beginselen en de grondslagen zelf van de natuurlijke eerbaarheid willen ondermijnen’.

Nieuwe uitgave van en over Cyriel Verschaeve

MET medewerking van vrienden van de denker-dichter, werd door Dirk van Sina een biographie samengesteld, volgens een in Vlaanderen nieuwe formule, waardoor het mogelijk werd Verschaeve voor zichzelf te laten getuigen. Een aanzienlijk aantal totnogtoe onuitgegeven teksten en documenten wordt aan de openbaarheid prijsgegeven: brieven, uittreksels uit dagboeken uit de twee oorlogen, onuitgegeven fragmenten. Het werk wordt geïllustreerd met talrijke foto's, afbeeldingen van beeldhouwwerk, fac-simile's van handschriften enz. (Uitgeverij Zeemeeuw, Postbus 39, Brugge).

Drie Vlaamse schilders

DRIE Vlaamse Schilders: Jacq Godderis, Luc Peire en Rik Slabbinck worden respectievelijk behandeld door Urbain Vandevoorde, Marcel Duchateau en Prof. Dr J. Muls in een geïllustreerde monographie die eerstdaags verschijnen zal. Dit werk zal tien reproducties bevatten gekozen uit het werk van ieder schilder. (100 fr. D. Peeters, Edegemse straat, 215, Oude-God).

Zomerfestival te Knokke

IN het kader van het vijfde Zomerfestival te Knokke werd in het stedelijk Casino, naast exposities gewijd aan Vandenberghe, Desmet, Matisse, Delvaux en Margritte, ook een zeer merkwaardige tentoonstelling gehouden van het werk van Constant Permeke. Nagenoeg uit alle perioden waren werken aanwezig. Vooral werden opgemerkt een paar doeken uit de Engelse periode en een aantal werken uitgevoerd in 1951, na een reis in Normandië en Bretanje. Tevens waren enkele beeldhouwwerken te bewonderen, die nog nooit waren geexposeerd.

Brievenbus

EEN kunstenaar schreef ons dat hij het idee opgevat had een enkwest te houden onder de lezers van West-Vlaanderen. Hij vraagt dat wie de zaak aanbelangt hem zijn antwoord zou schrijven op volgende vragen:

1. Is de moderne kunstvorm een zuiver product van onze tijd, of het natuurlijk gevolg van onze cultuurevolutie, of het gevolg van een noodzakelijke vernieuwing of een moedwillig gezochte vorm uit zucht naar vernieuwing? Waarom?

2. Welke zijn in deze tijd de elementen, die het sterkst tot verhoging of verlaging van de hedendaagse kunstwaarden inwerken? (sociaal, economisch, politisch, enz.)

3. Is de moderne kunst het product van waarlijk stamdoordrongen kunstenaars? Incarneert de moderne kunst de geest van de natie?

Men gelieve het antwoord op deze vragen te zenden naar het redactiebureel: Steenweg op Blankenberge, 184, Sint Pieters-Brugge.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken