Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
West-Vlaanderen. Jaargang 1 (1952)

Informatie terzijde

Titelpagina van West-Vlaanderen. Jaargang 1
Afbeelding van West-Vlaanderen. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van West-Vlaanderen. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (22.09 MB)

Scans (157.66 MB)

ebook (26.76 MB)

XML (1.04 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/kunstgeschiedenis
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

West-Vlaanderen. Jaargang 1

(1952)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina III]
[p. III]

Verbondsleven

Mededelingen en Echos uit de Kunstwereld.

Als bijlage aan dit Novembernummer vindt U de partituur van het lied Ego Flos door Jozef Ryelandt op tekst van het bekende gedicht van Guido Gezelle. Naar het oordeel van de toondichter zelf is het het schoonste Gezelle-lied dat hij ooit heeft gecomponeerd. West-Vlaanderen beschouwt het als een eer deze uitgave, naar aanleiding van dit huldenummer Jozef Ryelandt, aan zijn abonné's te kunnen aanbieden. Een beperkt aantal losse exemplaren van dit lied zijn ter beschikking op het redactiesecretariaat tegen de minieme prijs van 10 fr. per stuk. (P.C. 9576, Bank van Roeselare).

Mgr Emiel - J. Desmedt

ZIJNE Excellentie was zo vriendelijk het voorzitterschap te aanvaarden van de Beschermraad van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond. Het Verbond biedt Hem zijn eerbiedige dank om deze gewaarde blijk van genegenheid.

Provinciale cultuurdagen 1952 te Brugge

22 November: 16 uur - Plechtige opening in het Provinciaal Hof van een tentoonstelling gewijd aan handschriften van Westvlaamse toondichters. Auditie van oude muziek door het ensemble Pro Musica antiqua, onder leiding van Safford Cape, en ingeleid door Dr Marcel Boereboom.

 

23 November: Deze dag wordt gewijd aan verschillende muzikale vraagstukken, met spreekbeurten over de moderne muziek en over de toestand van de toonkunst in West-Vlaanderen. Uitslag van de Provinciale muzikale prijskamp. Speciaal Beiaardconcert.

 

30 November: Hulde aan toondichter Jozef Ryelandt.

9 uur: Artistenmis in de Basiliek van het H. Bloed, muzikaal verzorgd door het koor van de Roeselaarse kunstconcerten, onder leiding van Jozef Hanoulle.

10 uur: In de zaal van provinciale Raad, academische zitting, met toespraken over het werk van de Brugse toondichter, en verscheidene zangintermezzi. Namens het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond wordt hulde gebracht door Joz. Hanoulle, die het Ryelandt-album zal aanbieden.

19,30 uur: In de Stadsschouwburg te Brugge, integrale uitvoering van het oratorium De Komst des Heeren van Jozef Ryelandt, door het Nationaal Orkest van België, en de koren Cantores uit Brugge en Singhet ende Weset Vro uit Kortrijk, het geheel onder leiding van Léonce Gras.

Tussenkomsten van de verbondsleiding

VOOR enkele dagen werd door de Verbondsleiding een brief gericht aan alle Westvlaamse schoolbesturen en kerkfabrieken. In dit schrijven wordt de aandacht van de bevoegde overheid gericht op de mogelijkheid bepaalde bouw- en decoratiewerken te laten uitvoeren door de leden van het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond.

Hieronder laten wij tevens een afschrift volgen van twee brieven, die met hetzelfde doel door de Verbondsleiding werden overgemaakt aan de minister van Verkeerswezen en aan de Gouverneur van West-Vlaanderen.

 

Aan zijn Excellentie de Heer P.W. Segers, Minister van Verkeerswezen, Wetstraat, Brussel.

Weledele Heer Minister,

Het ‘Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond’ van West-Vlaanderen heeft vernomen, dat de Regie van T.T. te Roeselare een groot gebouwen-complex zal optrekken.

We veronderstellen dat er bij het opmaken der plans zal gedacht worden beeldhouwwerk te voorzien aan de voorgevel en dat ook binnen het gebouw sommige dekoratieve elementen zullen moeten aangebracht worden, zoals glasramen, fresco's, enz.

Ten einde de kunstenaars, aangesloten bij ons verbond, te helpen, zouden wij U dankbaar zijn, konden wij vernemen wat in het lastenboek en de plans dienaangaande zal voorzien worden.

Zo kunnen wij dan onze leden wien het zou interesseren aanzetten eventueel aan de prijsvragen deel te nemen.

Wij durven er op rekenen, Weledele Heer Minister, dat U zult doen wat in uw macht is om onze christelijke Vlaamse kunstenaars te helpen steunen.

Wil aanvaarden, Weledele Heer Minister, de verzekering onzer eerbiedige gevoelens van hoogachting.

 

De secretaris

Staf Weyts

De voorzitter

Jozef Storme

 

*

 

Aan zijn Excellentie de Heer Gouverneur der Provincie West-Vl. te Brugge.

 

Weledele Heer Gouverneur,

 

Het ‘Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond’ van West-Vlaanderen heeft er kennis van genomen dat de provincie bezig is aan de heropbouw van het gerechtshof te Kortrijk.

Wij hopen dat er bij de voltooing van dat monument zal gedacht worden aan de versiering ervan en dat ook binnen het gebouw sommige decoratieve elementen zullen moeten aangebracht worden, zoals glasramen, fresco's, enz. Verder dat er zich eventueel vrije ruimten zullen voordoen waar een aangepast beeld of schilderstuk fraai zou aandoen.

[pagina IV]
[p. IV]

Ten einde de kunstenaars, aangesloten bij ons verbond, te helpen, zouden wij U dankbaar zijn, konden wij vernemen wat er dienaangaande door de provincie zal voorzien worden.

Zo kunnen wij dan onze leden, wien het zou interesseren, aanzetten eventueel aan de prijsvragen deel te nemen.

Wij durven er op rekenen, Weledele Heer Gouverneur, dat U en de bestendige Deputatie, zult doen wat in uw macht is om aldus onze christelijke Vlaamse kunstenaars te helpen steunen.

Wil aanvaarden, Weledele Heer Gouverneur, de verzekering onzer eerbiedige gevoelens van hoogachting.

 

De secretaris

Staf Weyts

De voorzitter

Jozef Storme

Minister Harmel over kunst en nijverheid

OP Woensdag 8 October werd in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel een belangwekkende tentoonstelling van Monumentale Kunst geopend, in aanwezigheid van Koningin Elisabeth. Bij de openingsplechtigheid, waarbij ook het C.V.K.V. vertegenwoordigd was, hield de Heer Harmel, Minister van Onderwijs en Schone Kunsten, een voorname rede, waarvan hier de bizonderste passages volgen:

‘Wij geloven allen dat de ontmoeting van ondernemingshoofden, kunstenaars en leidende werklieden vandaag een gelukkige vooruitgang beduiden mag van de betrekkingen tussen kunst en nijverheid. Elkeen zal er over verheugd zijn over dit onderwerp te kunnen nadenken in de aanwezigheid van de Koningin, beschermster der kunsten.

De industriëlen, de kunstenaars en de werklieden leven in zeer verschillende sferen en het is niet ongeweten dat het hun vaak moeilijk is zich te verenigen op het terrein waar wij zouden willen hen tegenover elkaar te zien staan en van gedachten te wisselen. Over het algemeen wanneer ondernemingshoofden, bankiers, politici zich bij kunstenaars begeven is het om hun beroep te vergeten en in de Kunst en de Gedachte een afleiding voor hun zakenleven te vinden...

De taak die wij vanavond voor ogen hebben is een reëler en duurzamer toenadering te bewerkstelligen tussen twee even belangrijke krachten, Kunst en Arbeid, die op dit ogenblik elkaar niet meer kennen en die dreigen uit te monden in even noodlottige abstracties: ik wil enerzijds gewagen van de abstractie waarin de kunst overgeleverd aan esthetische speculatie vervalt, onverstaan door de meerderheid van het publiek en niet meer beantwoordend aan de eisen van het leven. Anderzijds van de abstractie waartoe een industrialisatie, welke nog slechts aan de wetten van productie en geld, zou gehoorzamen, leiden moet. Deze twee abstracties zijn even ver verwijderd van een gezonde menselijkheid. Wij weten het allen, er werden reeds correctieven aangebracht. Pogingen tot verzoening, ‘terugkeer tot het menselijke’ werden meer dan eens ontworpen. Kunnen wij nochtans over het algemeen zeggen dat het werk een redelijk aandeel heeft in de schoonheid en dat harerzijds de esthetische schepping een voldoende ruimte laat aan deze werkelijkheden die het gewicht en de grootheid van het moeizame bestaan uitmaken?.

Het vraagstuk dat wij heden eens te meer aanraken is dit van de reintegrate van de kunst in het kader van het dagelijkse leven. Het onderwerp is te veel omvattend om het in een enkele maal in zijn geheel te behandelen. Men zou bijvoorbeeld kunnen wensen dat het talent van onze kunstenaars worde aangewend voor de creatie van industriële modellen voor de meubelmakerij, de textielnijverheid, gleiswerkfabricatie. Maar ik vraag u vandaag uw aandacht te schenken aan een ander aspect van hetzelfde probleem.

Het beperkte doel van deze Tentoonstelling en de ambitie van haar organisatoren is de samenwerking tot stand te brengen of uit te breiden tussen de kunstenaars, de ondernemingshoofden en de leidende werklieden, om aan de Kunst haar plaats te schenken daar waar de arbeid verricht wordt.

Zulke onderneming zal op zeer duidedelijke en zeer positieve wijze de vraag stellen van de betrekkingen tussen kunst en samenleving.

Men kan er zich werkelijk niet bij neerleggen dat de huidige stand van zaken zou blijven voortduren.

Men kan niet nalaten terug te denken aan de tijden waarin de kunst de mens rijkelijker en meer van nabij omringde. Een tijdvak als dit van Bourgondië, waarvan wij hier onlangs de overdadigheid, de weelde, de vruchtbare en heerlijke verwarring hebben kunnen aanschouwen. De belforten, de stadhuizen, de kathedralen, de oude woningen van weleer riepen in hun constructie zelf symbolen op en deden beroep op elke techniek der kunst om ze tot uitdrukking te brengen. De mensen die ze bezochten vonden er heel een volk van heiligen, van voorvaderen, van zinnebeelden en allegorieën. Zij vonden er de mystieke visioenen, de dagelijkse werkelijkheid, de sprekende beelden van gans hun bestaan. Deze kunst ging van het ernstige tot het meest gewone, van de meest mysterieuze themas van leven en dood tot de delicaatste zielsintimiteiten en zelfs tot de triviaalste bijzonderheden. Maar waar vooral de aandacht dient op gevestigd is dat de kunstenaars van die tijd zich wisten aan te passen aan de strenge eisen van de sociale functie zonder iets prijs te geven van de souvereine vrijheid welke wij heden ten dage voor de kunst opeisen.

Sedert tweehonderd jaar wordt een groot gedeelte van het collectieve leven der mensen doorgebracht in hetgeen men de ‘werkplaats’ noemt...

Maar in deze fabrieken zijn mensen tewerk gesteld, zij leven er, eten en rusten er. Het titanisch karakter van het moderne arbeidsgereedschap moet dit ook geen plaats inruimen voor de noden van het menselijk gevoel? Dit is een waarheid die reeds werd verkondigd en het dient niet ontkend dat in die zin reeds heel wat werd verwezenlijkt...

Wij zouden willen dat de halve eeuw, welke ons nog scheidt van het jaar 2000, in de geschiedenis van ons land gekenmerkt worde door een verbroedering van Kunst en Arbeid...

Want het gaat hier voornamelijk om het genot van de arbeiders, over hun inwijding in de kunst en de cultuur. Wat ik vraag is niet enkel de versiering van de directiekantoren, maar deze van de doorgangen waar de arbeiders van de fabriek elkaar ontmoeten, van het kantorencomplex, van de Bank, hun verenigings- en ontspanningszalen, hun eetzalen, hun ateliers.

Geen enkel bestaan mag beperkt worden door de brutale en geborneerde eisen van het rendement. Het is nodig dat de monumenten waarin het collectieve werk der mensen is ondergebracht gekenmerkt wezen door het nastreven van een stijl en dat kunstwerken er deel van uitma-

[pagina V]
[p. V]

ken tot genoegen der arbeiders. Aan elk ondernemingshoofd dat bouwwerken wil optrekken dient derhalve gevraagd dat hij zijn architect ermede gelaste niet enkel een arbeidsinstrument te ontwerpen dat beantwoordt aan de zuiver economische noodwendigheden, maar insgelijks een architecturaal ‘geheel’ te verwezenlijken en beroep te doen op alle vormen der kunst die mogelijkheid bieden om het te versieren: schilderkunst, beeldhouwkunst, glasschilderkunst, ceramiek, tapijtweefkunst en kunstsmederij...

De rol van de architecten en het initiatief dat hun dient gelaten hoeft hier niet onderlijnd te worden...

Ik herhaal het, talrijke - soms gelukkige - krachtsinspanningen werden reeds in die zin gedaan en er werden mooie uitslagen bereikt. De tentoonstelling die u gaat bezoeken zal u tonen wat wij ervan hebben kunnen samenbrengen of fotograferen. Zeker, alles komt er niet in voor, en deze tentoonstelling heeft geen andere ambitie dan een idee te geven van wat door de verschillende kunsttechnieken zou kunnen verwezenlijkt worden met het oog op het beoogde doel...

Welke vreugde is het niet te kunnen werken voor andere arbeiders, die een zwaardere taak vervullen, en waarvan men de spanning bij de arbeid wil verlichten! Is het niet de moeite waard een proefneming te doen op het eenvoudig en diep menselijk thema dat wij hier voorstellen: met alle hulpbronnen van verbeelding, talent en vriendschap, een gebouw mooier maken, waarin geslachten van arbeiders gedurende de komende jaren hun dagen zullen doorbrengen. Tot nog toe werden de kunstenaars slechts toevallig voor zulke taken opgeroepen, en bij al te zeldzame gelegenheden werden zij er toe aangezet hun houding grondig te wijzigen, een beslissende stap te doen en zonder aarzelen hun verbeelding en hun techniek in die zin te oriënteren. Het ware wenselijk dat talentvolle jonge lieden van meet af aan die weg zouden opgaan, met al de overtuiging en de hardnekkigheid, welke de ouderen aan de dag legden bij hun eenzame taak.

In ieder geval ben ik er zeker van dat wij, zo dit programma - al was het maar gedeeltelijk - in vervulling gaat, samen de kunstenaars meer middelen zullen bezorgen dan de Staat zou kunnen met de thans aan de aankoop van kunstwerken bestede fondsen te vertienvoudigen.

Voor het verwezenlijken van onze doeleinden hangt alles af van de gevolgen, de nawerking van deze vergadering. Van u, industriëlen, kunstenaars, arbeiders, verwachten wij dat u ons zult voorlichten, dat u ons voorstellen zult doen en wenken verstrekken. Wij ontvingen er reeds. Wij kunnen er nooit genoeg ontvangen.

Daar wij veel hoop stellen in uw medewerking en uw ideeën, hebben wij besloten één maand te wachten alvorens een actieplan vast te leggen waarbij wij onze correspondenten zullen betrekken.

De regering steunt deze plannen daadwerkelijk en ik kan thans reeds getuigenis afleggen van haar belangstelling voor deze zaak. De h. Minister van Financiën heeft zich akkoord verklaard met volgend voorstel: De aankoopprijs der kunstwerken, als zodanig erkend door een daartoe opgerichte commissie, en welke dienen tot versiering der plaatsen en gebouwen waar gearbeid wordt, mag in een of verschillende keren afgeschreven worden onder vorm van vrijstelling van belasting, en dit ten belope van 2 percent van de aankoopprijs of van de kostprijs van het professioneel gedeelte van het nijverheids- of handelsgebouw, waarin bedoelde werken zullen opgenomen worden.

Zijnerzijds verbindt het Ministerie van Openbaar Onderwijs zich er toe het voorbeeld te geven door te waarborgen dat artistieke versieringswerken zullen uitgevoerd worden aan al de onderwijsgebouwen die ten zijnen laste zijn. Andere departementen zullen dezelfde weg opgaan. Tenslotte heb ik besloten een jaarlijkse Regeringsprijs te stichten voor de private instelling die de door ons geschetste ideeën het best zal hebben verwezenlijkt. Deze prijs, waaraan wij de naam van H.M. de Konigin zouden willen geven, zal bestaan uit een kunstwerk, dat in het geprimeerd gebouw zal worden geïncorpeerd en dat aldus onze hoop van vandaag in herinnering zal brengen’.

Kunstenaars voor de jeugd

DE vereniging Kunstenaars voor de Jeugd, is met het Christelijk Vlaams Kunstenaarsverbond van in den beginne verwant. Onlangs werd op de jaarvergadering van deze vereniging de heer Louis Sourie aangesteld als ‘verbindingsteken’ tussen beide verenigingen.

Kunstenaars van de Jeugd wil avonden inrichten voor de scholen, die tot doel hebben onze jeugd op te leiden in de zin en het aanvoelen van echte schoonheid, van christelijke en veredelende kunst. Deze avonden zullen bestaan uit: voordracht van een kunstenaar, samen met een tentoonstelling van kunst voor de jeugd.

Leden van ons verbond, die met hun werk of met een spreekbeurt aan deze avonden willen deelnemen, worden uitgenodigd hiervan kennis te geven aan het secretariaat van de vereniging Kunstenaars voor de Jeugd, Prins Boudewijnlaan, 51, te Berchem-Antwerpen. Zij zullen tevens willen mededelen de dagen en uren waarop zij beschikbaar zijn, alsmede de voorwaarden tegen dewelke zij op deze kunstavonden willen optreden.

Het C.V.K.V. sluit zich ten volle aan bij deze opvoedende prestaties van Kunstenaars voor de Jeugd, en hoopt dat vele van zijn leden op deze vraag zullen ingaan.

Groep Herman Bruggen

HET secretariaat van de Groep Herman Bruggen (Lakenstraat, 157-159, Brussel) deelt ons mede dat deze toneelvereniging voor het huidige toneelseizoen bereid is o.m. met volgende toneelstukken op te treden, ook in West-Vlaanderen:

De Rode Kaproen, door Ferdinand Vercnocke; De Klokkengieter, door Antoon Coolen; Mevrouw Pilatus, door Jean du Parc; Schipper naast God, door Jan de Hertog; Een Kerstmissproke, door Etienne Daem.

Letterkundige prijzen van het Davidsfonds

ZOALS elk jaar worden ook voor 1953 een aantal letterkundige prijzen uitgeschreven door het hoofdbestuur van het Davidsfonds (Blijde Inkomststraat, 75, Leuven).

De Prof. Vlieberghprijs (60.000 fr.) voor een roman.

De Prof. Boonprijs (20.000 fr.) voor een studie of essay over een cultureel, artistiek, litterair of historisch onderwerp, vulgariserend behandeld en wetenschappelijk verantwoord.

De Kan. Joosprijs (12.000 fr.) voor een doorlopend verhaal geschikt voor de jeugd van 11 tot 16 jaar.

[pagina VI]
[p. VI]

De inzendingstermijn voor de manuscripten wordt afgesloten op 1 Mei 1953. Nadere inlichtingen zijn te bekomen op het hoofdsecretariaat.

Roeselaarse kunstconcerten

De eerste opvoering in West-Vlaanderen van de Mattheus-Passion van J.S. Bach gaat door te Roeselare op Palmenzondag 1953. De koren der Roeselaarse Kunstconcerten en het orkest staan onder de leiding van Dhr. J. Hanoulle. Solisten: Maria Ceuppens, Jeanne Deroubaix, Franz Mertens, Tony Vanderheyden, Albert Van Walleghem, Jan Himpe.

Vereniging tot behoud van eigen cultuurgoed

IN September l.l. werd door enkele vooraanstaande Vlamingen een vereniging opgericht tot behoud van eigen cultuurgoed.

Het doel van de vereniging is het opsporen, verzamelen, bewaren en eventueel bekendmaken van alle cultuurgoederen die dreigen verloren te gaan: archieven van grote kunstenaars, manuscripten van toneelwerken, litteraire en artistieke werken, partituren, schilderijen, folkloristische voorwerpen.

Het ligt in de bedoeling van de vereniging al wat maar terug kan verzameld worden mettertijd onder te brengen in een centraal archief dat zou bewaard worden in een museum van het Vlaams cultuurleven. Dit archief zou tevens toegankelijk zijn voor verdere studie.

Ere-voorzitter van de nieuwe vereniging is Stijn Streuvels. Het voorzitterschap wordt waargenomen door Jozef Lootens. Benevens deze beide maken deel uit van de beheerraad: de E.H. De Wulf, D. Vansina, A. Vander Plaetse, E. Sintobin, A. Strobbe, M. Vandewalle, L. Dosfel, M. Moles le Bailly en L. Lambrecht. Het voorlopig secretariaat is: Bosduivenlaan, 9, Knokke-aan-zee.

Tentoonstellingen

DE Limburgse schilder Ludo Laagland (Lode Peeters van Paal) exposeerde van 12 tot 26 October in de Rookzaal van de Stadsschouwburg te Kortrijk.

Van 15 tot 30 November 1952 exposeert Frans van Immerseel zijn geillustreerde spreekwoorden in de zaal Callebert op de Markt te Brugge.

Woordenboek der toponymie van Westelijk Vlaanderen

DE achttien delen van dit standaardwerk van wijlen Dr Karel de Flou zijn steeds de belangrijkste vindplaats geweest voor de plaatsnaamkunde in West-Vlaanderen. In de 20.000 kolommen van dit woordenboek heeft de schrijver 180.000 plaatsnamen bijeengebracht en voor elke plaatsnaam uitvoerig alle documenten aangehaald.

 

Ten einde dit enorm werk beter toegankelijk te maken werd door Dom F. Rommel, O.S.B. van de St Pietersabdij te Steenbrugge een drievoudig register opgemaakt: een alfabetische lijst van de gemeenten met verwijzing naar hun plaats in het woordenboek; een taalkundig register dat alle merkwaardigheden aangeeft op taalkundig gebied, bijzonder wat de taalgrens betreft; en een heemkundig register met alle bijzonderheden die van belang zijn voor de volkskunde, de geologie, de rechtsgeschiedenis, de hagiographie, de kerk- en kloostergeschiedenis, de oudheidkunde enz...

 

Deze Indices op het woordenboek der toponymie van westelijk Vlaanderen verschijnen begin December bij de St Pietersabdij te Steenbrugge (XX en 400 blz., 17 op 25). Inschrijvingsprijs 250 fr. (na 1 December 320 fr.)

 

Met een voorwoord door Dr J. De Smet, adjunct-archivaris te Brugge.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken