Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
West-Vlaanderen. Jaargang 11 (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van West-Vlaanderen. Jaargang 11
Afbeelding van West-Vlaanderen. Jaargang 11Toon afbeelding van titelpagina van West-Vlaanderen. Jaargang 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (33.50 MB)

Scans (137.50 MB)

ebook (38.34 MB)

XML (1.74 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/kunstgeschiedenis
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

West-Vlaanderen. Jaargang 11

(1962)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 58]
[p. 58]

vakliteratuur [vervolg]

Wie een grondig inzicht en een volledige dokumentatie zoekt over de actuele Duitse letteren wordt door het essay van Prof. Jens niet voortgeholpen. Hij zal meer hebben aan Paul Fechter's Geschichte der Deutschen Literatur, Band 2, Die Literatur des 20. Jahrhunderst (Taschenbücher, Sigbert Mohn Verlag, Güterloh, 1960, 450 blz. met namenregister). Het betreft hier een gewijzigde uitgave van Fechters pas in 1952 verschenen literatuurgeschiedenis, die wegens zijn nogal conservatieve opvattingen nogal wat stof had opgejaagd. De bewerkers K.L. Tank en W. Jacobs hebben de oorspronkelijke tekst van Fechter grondig herwerkt en uitgebreid; zij hadden gewenst dat deze herwerking nog grondiger had kunnen zijn. Vermelden wij dat het hoofdstuk ‘Christliche Dichtung’ veel uitvoeriger is geworden en dat hoofdstukken bijgevoegd werden over de actuele poëzie en het hoorspel. Onevenwichtigheden zijn er nog bij de vleet: waar bv. Godfried Benn - terecht - zeven bladzijden krijgt, daar meent men met drie bladzijden te volstaan voor Berthold Brecht. Ook vonden de auteurs het overbodig teksten of gedichten te citeren en bleef alle illustratie weg.

Dat maakt dat men uiteindelijk toch zal teruggrijpen naar de oude vertrouwde en nooit volprezen literatuurgeschiedenis van Albert Soergel, Dichtung und Dichter der Zeit. De eerste uitgave dateert van 1911 en werd tot 1928 door twintig andere gevolgd. Eindelijk na dertig jaar heeft de uitgeverij August Bagel van Düsseldorf iemand met een totaal nieuwe uitgave belast, nl. Curt Hohoff. Thans is het eerste deel verschenen: Vom Naturalismus bis zur Gegenwart, (Bd. I, 1961, 896 blz., 468 ill.). Het behandelt de generaties die tussen 1880 en 1914 voor het eerst aan het woord kwamen. Figuren die in 1928 nog zeer belangrijk schenen zijn soms totaal verdwenen uit het overzicht, terwijl aan anderen - Karl Kraus bv. - groot belang wordt gehecht, omdat het oordeel van de tijd in deze zin geëvolueerd is. De nieuwe Soergel is een prachtuitgave, met een zeer vlot leesbare tekst een uiterst belangwekkende keuze uittreksels uit de besproken werken en zeer boeiend illustratiemateriaal: ook de minnaar der plastische kunsten zal er veel aan hebben. Met spanning zien wij de uitgave van het tweede deel te gemoet, die zal gaan van Döbin tot Grass.

 

☆

 

Meerdere auteurs hebben werken gepubliceerd over de hedendaagse gewijde kunst. Het is niet te laat om over een der belangrijkste ervan te spreken, dat reeds in 1958 verschenen is, nl. Richard Biedrzynski, Kirchen unserer Zeit, Hilmer-Verlag, München, 200 illustr., waarvan meerdere in vierkleurendruk.

Het boek wil begrip wekken voor de hedendaagse kerkelijke architectuur, die om haar soberheid, nuchterheid en schijnbare profaniteit een ergernis is voor velen. Het verklaart hoe men eerst nieuwe materialen ging aanwenden om tenslotte ook tot nieuwe vormen te komen, die aansluiten bij de eigentijdse profane architectuur, overeenkomstig een wet van alle tijden. Eenieder aanvaardt dit misschien reeds in beginsel op dit ogenblik, maar toch is daarmede niet de kern van het probleem der hedendaagse kerkelijke kunst opgelost: hoe een gebouw dat met dezelfde materialen en volgens dezelfde architecturale beginselen is opgericht als een kino tot een waar kerkgebouw maken? Vandaar de talrijke experimenten: waar kan men het altaar, de kansel, het koor, het H. Sakrament, de doopvont, de toren plaatsen, om aan het gebouw een werkelijke functionele d.i. liturgische ordening te geven? Wat kan men aan ornamentiek toelaten?

De auteur toont vervolgens met voorbeelden hoe de gebouwen uit voorbije eeuwen slechts als het ware kinkhorens zijn die men opneemt om de klanken uit het verleden op te roepen: het hedendaagse kerkgebouw heeft er zich terecht van losgemaakt. Voor het protestantisme in Duitsland was de architect Otto Bartning de profeet van een uiterst sobere en met het evangelische protestantisme zeer overeenstemmende kerkstijl. Voor het katholicisme was het vooral Rudolf Schwarz die de te volgen weg openlegde, een weg die parallel loopt met deze van zijn protestantse kollega en voorloper. In het spoor van deze twee architecten hebben tientallen anderen in Duitsland honderden moderne kerken gebouwd. Vele ervan worden in het boek van Biedrzynski in detail bestudeerd en in foto weergegeven. Ook uit andere landen behandelt de auteur enkele markante voorbeelden, vooral uit Zwitserland en Frankrijk. Een rijk boek dat de ware problemen eerlijk behandelt.

 

☆

 

Bij de uitgeverij Du Mont-Schauberg te Keulen verscheen zo pas een meer theoretisch werk over sakrale kunst: K. Ledergerber, Kunst und Religion in der Verwandlung, 1961, 153 blz., geïllustr. Het behoort tot de merkwaardige reeks Du Mont Dokumente, waarin essentiële werken over geestesdomeinen zijn opgenomen en meer bepaald tot de 2de Reihe, die principiële studiën over hedendaagse kunst brengt. Karl Ledergerber is een Zwitsers publicist, die vooral aandacht heeft voor de diepere geestesstromingen der kultuurverschijnselen, voor hun wijsgerige en godsdienstige ondergrond. Hij is geband door de problemen van traditie en ontwikkeling, welke o.m. in de symboliek een grote rol spelen. In deze studie gaat hij uit van de vaststelling dat ‘sakrale kunst’ sedert lang slechts bij name meer bestaat; om dit aan te tonen wijst hij naar de aanvang en naar het wezen van de oude sakrale wereld, naar de oervorm van de tegenstelling van het sakrale en het profane, naar het onderscheid tussen het sakrale en het religieuze. Het christendom zou door het christen geworden Rooms-byzantische rijk in een archaïsch-mythische rijkssakraliteit gedrongen zijn geworden. Naarmate de rijksidee evolueerde is echter de kunst der christenen christelijke kunst geworden. Maar wij zouden thans het einde beleven van de oude christelijke gestalte. Er bestaat thans wel volgens Ledergerber een soort sakraal-romantiek in een modern kleed gehuld. die wezenlijk niet verschilt van de neogotiek. Wat is er volgens hem nodig: een kunst die de verborgen religiositeit van de schepping zelf wil uitbeelden; gelijklopend daarmede moet het christelijke leven van uitwendige conventies vrij gemaakt worden en een nieuwe innerlijke dimensie vinden. Het is dus een overgang van de sakrale bovenwereld naar de goddelijke innerlijke wereld der dingen en van de mens; de echt scheppende moderne kunst zoekt deze overgang te bewerkstelligen, zoals het werk van meesters als Matisse het aantoont.

Dit zijn slechts de grondideeën van een verbazend werkje, dat goochelt met de kunstperioden en meer dan eens een echt lyrische toon aanslaat: Die Pracht der christlichen Sakralkunst ist wie ein einst leuchtender Herbstwald entblätiert... Evenwichtige bezonkenheid ontbreekt dikwijls.

 

☆

 

In dezelfde reeks der Du Mont Dokumenta verscheen een belangrijke bundel teksten van avantgardistische komponisten onder de titel Kommentare zur Neuen Musik 1 (1961, 217 blz., geïllustr.). Het zijn artikelen verschenen van 1955 tot 1960 in het tijdschrift die Reihe (Information über serielle Musik, Herausg. H. Eimert u.K. Stockhausen). Hierin legden jonge komponisten hunne ervaringen en hun theoretische bedenkingen neer in betrekking tot de

[pagina 59]
[p. 59]

totaal vernieuwde kompositie, die omstreeks 1950 is ontstaan. Men vindt onder de schrijvers van deze twintig verzamelde artikels de bekendste namen van de nieuwste muziekwereld: Karlheinz Stockhausen, medewerker van de Parijse groep ‘Musique concrète’ en van het elektronisch muziekstudio van zender Keulen; Pierre Boulez van de Parijse ‘Domaine musical’; Herbert Eimert, de stichter van het elektronisch studio te Keulen; H.K. Metzger, de bekende muziekpublicist en criticus; de amerikaan John Cage, ontwerper van het muzikaal indeterminisme... Van Belgische zijde vindt men de Antwerpenaar Karel Goeyvaerts en de te Malmédy geboren Henri Pousseur. Goeyvaerts die in ons laatst verschenen muzieknummer ook over elektronische muziek schreef, studeerde bij Messiaen en Milhaud en was in 1953-54 medewerker aan het Studio van Keulen bij Eimert en Stockhausen; ook Pousseur was daar werkzaam evenals in de elektronische muziekstudio's van Milaan en van Brussel. Dit boek zal niet alleen de beroepsmusicus aanbelangen maar eenieder die de ontwikkeling van de kunst heden van meer nabij wenst te volgen. Sommigen zullen er zich door laten begeesteren, anderen zullen misschien besluiten: “Though this be madness, yet there is method in 't”. Ook enkele teksten van oudere componisten werden opgenomen, nl. van I. Stravinski, A. Schönberg, Anton Webern en Ernst Krenek.

 

☆

 

Een boek dat enigszins verwant is aan Gaétan Picons Panorama des idées contemporaines is geschreven geworden door Dr. Herman Glaser en verscheen onder de titel Kleine Kulturgeschichte der Gegenwart (Ullstein Taschenbücher-Verlag, Frankfurt/M, 1959, 212 blz.). Het wil aantonen hoe op alle gebieden onze tijd een Umbruchzeit is. Daar is vooreerst de technische omwenteling die als eindresultaat bracht: ‘der durch die Technik geprägte freiheids-und ethoslose Massenmensch, der Roboter einer bürokratisch-autokratischen Terrormaschine’, de zogen. ‘vierter Mensch’ van Alfred Weber. Dan is er de opstand der horden, waarbij alle dialoog tussen enkelingen onmogelijk is geworden. Vervolgens is er de pedagogische revolutie: we beleven de eeuw van het kind en van een monsterachtig zich ontwikkelend schoolwezen. Niet de demokratie maar de totalitaire staat beantwoordt aan de huidige stand der kultuur of der onkultuur. Natuurwetenschappen en geneeskunde hebben een omwenteling medegemaakt, die een nieuw beeld van de kosmos en van de mens hebben geschapen, waartoe ook de zielkunde bijdroeg. Het hoofdstukje over kunst is betiteld Zwischen Schein und Sein. De kunst staat in het teken der ontgoocheling zodat alle estetiek werd overboord geworpen. Kunst wordt aldus soms een eenvoudige montage van chaotische elementen. Elders is zij erop gericht de maskers af te rukken en de ware werkelijkheid te ontbloten. Of zij wordt een intellektueel spel, die alle gevoel en verbeelding uitsluit en met de wiskunde is verwant. Of zij keert terug naar het instinct en het onderbewuste, naar de primitieve mens en het kind Of zij wordt het uitschreeuwen van angst en wanhoop of nihilistische vertwijfeling. Dat alles wijst op een kunst en een kultuur, die alle evenwicht hebben verloren: Verlust der Mitte.

Om elk dezer hoofdstukken te bouwen worden door de auteur de opvattingen van tientallen schrijvers en kultuurfilozofen aan elkaar geregen; op synthetische wijze wordt elk systeem, elke theorie gepresenteerd en geconfronteerd met andere. De laatste vijftig bladzijden bieden nauwkeurige bibliografische gegevens. Als synthese voor haastige lezers is dit boekje uiterst bruikbaar.

Om deze kroniek te besluiten vermelden wij nog: Fritz Baumgart, Das Kunstgeschichtsbuch von der Antike bis zur Gegenwart. (Fischer Bücherei, Frankfurt/M, 1961. 203 blz.) Dit boek is niets anders dan een ellenlange chronologische tabel gaande van 700 voor Chr. tot 1960; per jaar worden de markantste europese kunstprodukten gerangschikt. Een plaats- en een kunstenaars-register op het eind maken het consulteren der tabellen mogelijk. Geen enkel hedendaags Vlaams schilder wordt vernoemd, behalve Ensor...

A.S.

 

☆

Tijdschriftenspiegel

Kortrijk - Tweemaandelijkse tijdschrift - Programma's en mededelingen van de Kortrijkse Agglomeratie - eerste jaargang - nr 1 - 1962.

De v.z.w. De Luister van de Nederlandse Taal te Kortrijk,

in samenwerking met de Dienst voor Cultuur, Toerisme en Feestelijkheden van de stad Kortrijk, dient allerhartelijkst gelukgewenst te worden met de realisatie van dit eerste Kortrijk-nummer, dat, naar Hubert Sap in zijn editoriaal vertelt, een echt huisorgaan wil zijn voor en van de Kortrijkse agglomeratie, en dat een samenvattend overzicht wil brengen van wat er in die dicht bevolkte streek op het programma staat, vooral op gebied van cultuur-, gezelschaps- en ontspanningsleven. Opvallend is dat de Redactie - verzorgd door Felix Dalle, Fred Germonprez, Marcel Halsberghe, Marcel Notebaert, Hubert Sap en Marc Vander Stichele - gestreeft heeft naar een zo groot mogelijke afwisseling en aantrekkelijke opmaak. Het is niet zo eenvoudig om met beperkte middelen een programmablad samen te stellen, dat niet meteen nauwelijks boven het niveau van reclamefolder uitstijgt. Dat Kortrijk van meet af aan de goede toon vond en een zeer degelijke vorm, strekt de Redactie tot eer en zal er het zijne toe bijdragen om het vele, dat op cultureel gebied gebeurt in de zuidoosthoek van onze provincie, uit te stralen en bekend te maken tot over de grenzen van West-Vlaanderen.

Het volgend nummer zal einde februari verschijnen in het teken van Toerisme en onthaal in Zuid-West-Vlaanderen.

(Jaarabonnement: 25 F op gironummer 1031.84 van de v.z.w. De Luister van de Nederlandse Taal, Kortrijk - losse nummers: 5 F).

Band en Zuiderkruis - Vierde lustrumnummer - november-december 1961 - nrs. 22-23.

Toen Band in 1942 werd opgericht zullen de stichters van dit eerste Nederlandstalig algemeen kultureel tijdschrift in Kongo wel niet durven dromen hebben dat zij in 1961 het twintigjarig bestaan ervan zouden kunnen vieren hebben. Zo wordt dit lustrumnummer door de Redactie ingeleid. En inderdaad: dat een cultureel tijdschrift het vier maal vijf jaar kan volhouden, is een uitzonderlijk feit. Voor Band en Zuiderkruis komt er meteen nog bij dat het ook de Kongoramp a.h.w. aan den lijve meemaakte en dat het nu, met ongebroken levenskracht en energie, blijft voortleven en reeds de blik richt naar een nieuw en hoogstaand doel: een band te worden tussen de Vlamingen over heel de wereld. Het vierde lustrumnummer omvat drie grote delen: Reeds twintig jaar, met bijdragen van M. Roelants, R. Roemans en H. van Assche, O. de Munck, A.K. Rottiers, K. Jonckheere en A. Demedts; Vlamingen over de wereld, met een heerlijke bloemlezing verhalen en gedichten van een twintigtal auteurs en Vlaamse Volkskracht hier en elders.

Ik vind het alleen een tikje jammer dat het tijdschrift niet méér illustratie brengt, maar voeg hier dadelijk aan toe dat men aan de andere kant het abonnementsgeld verrassend laag weet te houden: 150 F voor

[pagina 60]
[p. 60]

24 nummers kan men bezwaarlijk duuruitvallend noemen.

In ieder geval: proficiat, Band en Zuiderkruis en... ad multos annos!

(Abonnementsgeld op reken. nr. 300/73295 van Band en Zuiderkruis, bij Kredietbank, Arenbergstraat 7, Brussel 1).
Er rest u nog steeds tijd...
om uw abonnementsgeld 1962 voor West-Vlaanderen te storten. Als U het nog niet deed, stort dan dadelijk op gironummer 9576 van de Bank van Roeselare, met vermelding: Abonnement West-Vlaanderen 1962.
Per jaar: 150 F;
Steunend lid: 300 F;
Erelid: 500 F.

De Tekengids - 15de jaargang, nr. 47/1961 - Tijdschrift voor Esthetische en Visuele Opvoeding, uitgegeven door O.V.T.

Dit gespecialiseerde tijdschrift voor tekenleraren heeft ditmaal als onderwerp: ‘Industrial Design’, term die het, volgens A.M. Botte in zijn inleidende beschouwing, met de dag het meer en meer haalt op benamingen zoals ‘industriële vormgeving’. De inleider, die ook Voorzitter is van het Comité voor Kunstambachten en Industriële Vormgeving in West-Vlaanderen, zegt terecht dat het een gelukkig opzet mag worden genoemd in De Tekengids de juiste omschrijving van het vraagstuk aan te pakken en wel langs de leraren om. Het tijdschrift zal aan dit onderwerp nog een tweede aflevering (en misschien nog meerdere nummers?) wijden, zodat het nummer 47 beperkt blijft tot artikels over pottenmaken - keramiek met jonge leerlingen (door J. Verhenneman), jeugd en plastische kunst (door Fons De Vogelaere) en beeldende kunst en industriële vormgeving (door Joz Noreille).

Een zeer interessant nummer, dat tevens originele en frisse illustraties brengt!

(Abonnement: 60 F voor minimum 3 nummers - los nummer: 25 F - giro nr. 4162.30 van O.V.T., Menen).

j.v.r.

Een kleine moeite voor u - een grote hulp voor ons:
Vermeld bij adresverandering én uw nieuw én uw oud adres.
Aan: Administratie ‘West-Vlaanderen’, Polenplein 5, Roeselare.
Wanneer? Dadelijk na de verhuizing, opdat de toezending van ons tijdschrift zo vlot mogelijk zou kunnen geschieden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken