eigenschappen ontwikkelen en gebruiken.
Daarnaast geloof ik dat deze drie eigenschappen verbeeldingsvermogen, kritische zin en concentratievermogen ook een noodzakelijke voorwaarde zijn voor het slagen in de plastische kunsten en zal de tekenleraar ook deze eigenschappen ontwikkelen. Daarmee bedoel ik nu niet dat dit de enige eigenschappen zijn, noodzakelijk voor het slagen in het vak plastische kunsten, want persoonlijk zie ik een scherp waarnemingsvermogen als even noodzakelijk. Wie was het ook weer, die zei, dat men niet tekent met een potlood of met de hand, maar wel met de ogen. De twee disciplines hebben dus wel een gemeenschappelijke taak en er kan dus heel goed aan coördinatie gedaan worden. Dat deze coördinatie niet op het gebied van het onderwerp van de wiskunde ligt, moet zeker niet benadrukt worden, De coördinatie zal wel liggen op de werkwijze van het wiskundig denken, uitzondering gemaakt voor het meetkundig tekenen dat inhoudelijk logischer behoort tot het domein van de wiskunde-leraar dan tot dit van de leraar plastische kunsten. Deze laatste heeft met de uren die hem zijn toegemeten waarachtig geen tijd over, wanneer hij te zorgen heeft voor de opvoeding in de plastische vormgeving en eventueel de initiatie in de wereld van de eigenlijke kunst.
Een eerste coördinatie moeten wij zoeken, geloof ik, eenvoudig in het feit dat de wiskundeleraar zijn stof geeft, het lesgeven dus. Daartoe wil ik een experiment aanhalen, als men het althans zo mag noemen, waarmee ik overigens geen bewijs pretendeer, maar mij eerder een suggereren lijkt dat in het eenvoudig lesgeven reeds een coördinatie ligt. Het aantal leerlingen is te klein om daaruit verstrekkende gevolgen te trekken en zeker niet om daaruit te berekenen als men werkelijk van een beïnvloeding mag spreken.
In de tekenles werden 6 reproducties van schilderijen voorgelegd, nl.
1. | David Teniers II - De dorpsdokter. |
2. | Saverijs Albert - Winter in Vlaanderen. |
3. | Patinir Joachim - Landschap met de vlucht naar Egypte. |
4. | de Braekeleer Henri - De Koperplaatdrukker. |
5. | Peire Luc - Brasilea. |
6. | Bruegel Pieter - Dulle Griet. |
De opgave luidde: Beoordeel deze reproducties en klasseer hen in een volgorde van 1 tot 6, deze die voor u het mooiste is eerst en dan in volgorde verder, tot deze die u het minst kunt appreciëren het laatst.
In een van de lessen van algebra daaropvolgend werd zonder enige speciale kommentaar de ontbindingen van het verschil tussen twee gelijknamige machten aangeleerd. Wellicht herinnert u zich zelf nog zo iets gemaakt te hebben. Een voorbeeld:
a16 - b16 = (a8 + b8) (a8 - b8) = (a8 + b8) (a4 + b4) (a4 - b4) = (a8 + b8) (a4 + b4) (a2 + b2) (a2 - b2) = (a8 + b8) (a4 + b4) (a2 + b2) (a + b) (a - b)
De nadruk werd vooral gelegd op het architecturaal geheel, dat men bekomt, als men deze ontbinding opschrijft.
Na de les over de ontbinding van het verschil tussen twee gelijknamige machten werd in de tekenles opnieuw om de rangschikking gevraagd der zelfde kleurreproducties. Hier volgt onder A het resultaat der eerste rangschikking, onder B, der tweede rangschikking.
Enkele gevolgtrekkingen wil ik hier aanhalen:
1. Opmerkelijk is wel dat reproductie 4 (de Braekeleer) het met vlag en wimpel wint van de andere reproducties. Als wij rekening houden met de leeftijd van de leerlingen 14 jaar en vervolgens ook nog met de kunstopvattingen in de werkmansgezinnen, zullen wij dit wel begrijpen, want praktisch alle leerlingen, die hieraan meededen stammen uit werkmansgezinnen.