Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 15 (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 15
Afbeelding van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/kunstgeschiedenis
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 15

(1966)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 70]
[p. 70]

poëtisch bericht

 
zomer zijn
 
is zon zijn
 
niet het licht
 
dat de duisternis verlicht
 
maar de warmte
 
de warmte
 
strekt zich uit in het gras.
 
 
 
De stilte blikt als een kind
 
verwonderd om zich heen
 
luistervinkt
 
de wispelende bomen
 
het gekoer der duiven
 
een eekhoorn is de vrolijkheid
 
van een schooljongen.
 
 
 
Het spiegelwater
 
alleen
 
is een koele streling
 
op de hele huid.
 
 
 
Zo dicht ik een zomer
 
voor mezelf
 
een stille zomerrover
 
zo zal het altijd zomer zijn.
 
 
 
hans van lierde
redding
 
in dodende dromen
 
ben ik beter dan mezelf
 
ruwer banger meestal
 
zelden een dromer
 
 
 
voel ik mij brandend
 
rennen naar een kind
 
 
 
zie ik mij met jou huilen
 
doch onze tranen zijn olie
 
 
 
reeds smeulend
 
hoor ik ten slotte
 
een reddend geluid
 
dat blootsvoets
 
over mijn arduinen rug
 
naar het einde loopt
 
 
 
het magnetisch punt
 
de ochtend
 
 
 
julien vangansbeke
herfst
 
De zwallems troepen samen, rusten
 
alvorens de benijde reis te doen.
 
De lucht is lood.
 
Maar onrustig broeit mijn bloed,
 
de herfst is mijn seizoen.
 
 
 
De stroom kan voor hen geen kwaad,
 
ze zitten op de draden. Stel je vast.
 
(Ik denk: ik ben bij jou
 
niet half zo veilig
 
als die zwallems op hun draad.)
 
 
 
jan deloof
 
een vrouw is als een winterregen om
 
te strelen met vingers die
 
gaan als smalle pijlen hijgend
 
raakt zij even de oneindigheid
 
en dan is alles goed
 
 
 
wanneer wij samen smelten
 
en sterven als trage sneeuw
 
 
 
bart carette
kinderverdriet
 
Kinderverdriet zegt men dan,
 
En ze schudden meewarig het hoofd.
 
Net alsof jouw verdriet, kleine man,
 
Niet even goed alle vreugde verdooft.
 
 
 
Kinderverdriet gaat zo gauw voorbij,
 
Je kunt er je niet aan storen.
 
Maar alle verdriet is toch als het getij
 
En ook jouw wereld gaat erin verloren.
 
 
 
Kinderverdriet gaat niet zo diep,
 
Het wordt zo vlug vergeten.
 
Maar zoals jouw schreiende stem me riep,
 
Heb ik zelden grotemensenverdriet geweten.
 
 
 
oscar demeyer
het huis
 
Ik leg mijn oog te loeren
 
aan 't huis dat ik bewoon
 
met al mijn doden.
 
 
 
In oude klaslokalen
 
luistert het kind dat veel meer weet
 
dan ik zal achterhalen.
 
 
 
De nevel van zijn eerste sigaret
 
beslaat mijn brilleglazen.
 
 
 
De jongen deelt zijn bed
 
met woudlopers en vrouwen.
 
Hij houdt de ronde harde kop
 
stokstijf wanneer zijn kleine moeder
 
met vingers die mijn hoofdhuid striemen
 
doorheen zijn haren strijkt.
 
 
 
De man die wenkt herken ik:
 
vader ik kom ik kom...
 
De huid geplet tegen de ruit
 
de ogen verloren in zijn ogen
 
deins ik terug in blinde schrik:
 
hij is een schim - die schim ben ik.
 
Koud binnenin zijn al mijn kamers.
 
 
 
Vader vader roept mijn kind.
 
 
 
willy spillebeen
[pagina 71]
[p. 71]

poëtisch bericht

 
thuis komen
 
naar je moeder
 
staren
 
haar rimpels tellen
 
 
 
haar gepraat
 
over je haar je baard
 
de roddel van de straat
 
 
 
en weten
 
dat ze
 
je moeder is
 
dat je zoon des huizes bent
 
 
 
en
 
 
 
dat je van haar
 
houdt.
 
 
 
erik matthijs
stadswaarts 's winters
 
Er is zoveel vuur, er is zoveel licht,
 
Om op af te gaan, om in te geloven
 
Over de wereld. Sneeuw heeft boven
 
Het donker een rijk van droom opgericht.
 
 
 
Met maanblauwe adem om van te leven.
 
Met, koel en glad in de glazen huid
 
Der dingen: schoonheid, en, torenhoog, luid
 
Over de daken, het wonder beleden
 
 
 
Dat men stapt in een stad waar hart in zit.
 
Achter de eiken geheimen der deuren
 
Weet ik de oude gebaren gebeuren
 
Van liefde en dood, zeer zacht en zeer wit.
 
 
 
Geluk tilt mij op in de hemel der straten,
 
Vol zielen van broeders en zusters. Ik ben
 
Hen zozeer verwant. Hoe bemin ik, hoe ken
 
Ik van eeuwen terug hun verklaarde gelaten?
 
 
 
roger verkarre
winter
 
Wij worden oud: het gras verdort en op de dijken
 
kreunen zwarte bomen in de winterwind.
 
De Schelde draagt een vaal gelaat; de boten wijken,
 
komen nauwlijks uit de mist. Ik vind
 
 
 
een dode vogel op het pad en grauwe meeuwen
 
krijsen, onzichtbaar haast in 't grijze licht.
 
Ik droom van wit en zie het sneeuwen
 
in gedachten en doe mijn ogen dicht,
 
 
 
want elk kristal heeft een té felle schittering
 
in deze zachte, grijze oneindigheid,
 
vervuld van rust en van deemoediging.
 
 
 
Ik kan nu denken, sereen en zonder pijn,
 
zonder verdriet of veel opstandigheid:
 
Misschien zal dit de laatste winter zijn.
 
 
 
julien van remoortere
witte landen...
 
Zie... wijde witte landen -
 
verloren wachtend...
 
stil verglijdend, dagen, nachten,
 
over hard-vereelte handen -
 
 
 
al de tinten der getijden
 
in hun greep omvattend...
 
en ik, o dwaas, niet meer begrijpend
 
't alomvattend wijde
 
 
 
witte land...
 
een zaad - verborgen groei -
 
totdat het eens rijk openbloeit
 
in zonnegoud en gloed...
 
 
 
Was mij van woorden, was mij tot sneeuw
 
waarover zonlicht rilt...
 
de zwarte vogels lijnen -
 
krijsend in de witte wijdte...
 
 
 
klingelslee en dampend paard
 
met hoge boog -
 
omkapte vrouwen -
 
helle lach en snaren...
 
 
 
Witte landen...
 
God verheugt Zich...!
 
hoei...! de vlokken stormen -
 
zingen wijd -
 
als stemmen in het vroeggebed...
 
 
 
hugo vandalen
 
Terugreis uit Moskou. Tussen Moskou en Brest. okt. 1959.
waar ik ook ga of sta (g. gezelle)
 
Waar verbaasd ineens ik prevel
 
eindelijk
 
waar ik
 
eenzaam:
 
gij antwoordt niet.
 
 
 
Gij de windstille
 
in alle bomen.
 
Gij die de winter maakt.
 
 
 
Zeg ik later: toen ik u niet kende,
 
denk ik nu voorgoed het bloed
 
stokt en dit is later:
 
zolang nog kan ik zingen
 
in uw winter. Vloeken,
 
lachen, beminnen. Bidden
 
als een boom.
 
 
 
jo huygh
[pagina 72]
[p. 72]

poëtisch bericht

een nieuw lied
 
Of het slechts dromen is,
 
of slechts verlangen is,
 
'k en weet het niet -
 
maar wat ik weet: dat uw nieuw lied
 
de dagelijkse werkelijkheid
 
omtovert tot een zaligheid.
 
 
 
Of het mijn harte is,
 
of het verwachten is,
 
'k en weet ik niet -
 
maar altijd weer hoor ik uw lied
 
dat blijheid puurt uit werkelijkheid
 
en 't leven floerst in tederheid.
 
 
 
Of het mijn liefde is,
 
die ook de uwe is
 
geworden, 'k weet het niet -
 
maar wat ik weet: dat door uw lied
 
wij voor elkander zijn bereid,
 
verenigd in der eeuwigheid.
 
 
 
Of is het dan die innigheid,
 
die ons voortaan ten allen tijd
 
verbindt, 'k en weet het niet -
 
maar dit is toch de zin van 't lied:
 
dat wij voor altijd door de trouw
 
verbonden zijn als MAN en VROUW.
 
 
 
dr. eug. mattelaer
biecht van de drenkeling
 
Eens was mijn leven 't onbeschreven blad
 
Waarvan de regels hunkren naar de woorden,
 
Terwijl de leerling zijn diktaat vergat
 
En niet meer weet hoe alles samen hoorde.
 
 
 
't Heeft vaak geen zin voor wie, op zin gesteld,
 
Erasmus' Lof der zotheid nooit begrepen,
 
Maar 't masker van de waanzin kneedt geen held
 
Uit wie steeds wil met bonte leuzen dwepen.
 
 
 
'k Was als een vogel die, zijn vleugels kwijt,
 
De vlucht beproeft naar hoger regionen.
 
Zo was 't voor mij als een verloren strijd
 
En ik kwam vaak waar ik niet wilde komen.
 
 
 
De nachten brengen mij ook zelden rust
 
Wijl ruwe tronies spoken rond mijn sponde,
 
Maar in mijn waanzin werd ik mij bewust
 
Van de afgrond die ons lokt bij ieder zonde.
 
 
 
Toch volgt het licht de schaduw op de voet
 
Voor wie verkiest niet alles prijs te geven
 
En steeds is, bij het steigeren van mijn bloed,
 
't Beeld van mijn ouders mij een steun gebleven.
 
 
 
Zo groeit uit veel toevalligs een geheel
 
Waar licht en donker voor elkaar getuigen,
 
Maar zinvol wordt voor 't eerst mijn eigen deel
 
Wanneer een ander het weet om te buigen.
 
 
 
Dit kan slechts Hij die, Heer van mijn en dijn,
 
Schrijft dag voor dag en, wat wij ook beramen,
 
Met vaste hand recht op een schuine lijn
 
Wat waarde heeft voor 't eeuwig leven, amen.
 
 
 
stephanus s. axters
nokturne
 
een helleense hemel
 
speelt steels met z'n sterren
 
in het egeïsch gewemel van de zee
 
duizend sluimerende eilanden
 
ontsluiten sluiks
 
een droom van broze schoonheid
 
in de steelse sterren van de zee
 
en in de akwarelle morgen
 
proeft een ontwakende god
 
in het allegro van de zon
 
het libido van de hemel en de zee
 
 
 
piet bekaert
 
Doorniger en roder dan ooit
 
heeft de zomer dit jaar de rozen getooid.
 
Met tederder ronding hun bladen geplooid
 
om harten die wijder zijn open gegaan.
 
 
 
Verbijsterd zie ik hun felle bloei aan.
 
Nu mijn rozen, voor immer naakt en berooid,
 
in het hevige Licht van de zomerzon staan.
 
 
 
marja de smet vercauteren
voor mijn vrouw
 
gij breekt uw hart
 
zoals een avondmaal.
 
 
 
uw handen, witter smart,
 
uw ogen, geen omhaal,
 
uw leden zo doodstil
 
als vissen in de wieren,
 
 
 
maar hoop en warm en pril
 
als 't eerste zwaluwzwieren.
 
 
 
paul vanderschaeghe
samen-zijn
 
We liggen samen in het gras
 
en kijken naar de hoge kruinen.
 
 
 
Misschien kijkt zij
 
zelfs helemaal niet meer
 
en sluimert ze
 
of rust ze
 
met gesloten ogen.
 
 
 
Ik zie de trage wolken zeilen
 
Ik hoor het ruisen van de hoge bomen
 
Ik voel de aarde onder ons...
 
 
 
Ik ben
 
zij is
 
wij zijn.
 
 
 
luc pauwels

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken