Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 20 (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 20
Afbeelding van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 20Toon afbeelding van titelpagina van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 20

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (21.17 MB)

Scans (285.75 MB)

XML (2.30 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/kunstgeschiedenis
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 20

(1971)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Poëtisch bericht
Guy van Hoof

 
Jij noemde voor het eerst mijn naam
 
Nu heet ik man
 
Sneeuw en winter zijn geworden
 
en alleen de bloem bleef groei
 
De dagen werden koeler
 
in de strakgespannen huid van lusteloosheid
 
en verval
 
Regen werd een vlucht
 
De morgenaren

Gabriëlle Demedts
Zondagavond III

 
Als het nu zo is dat U me niet sparen kan
 
en de steen op de weg zijn hardheid verkreeg
 
tegen dat ik viel
 
als een dierbare hand zo dierbaar werd
 
om mij nog meer verlaten, prijs te geven.
 
Als het nu zo is: dat gebed niet telt
 
en vertrouwen niet
 
en erbarmen eenvoudig een woord is,
 
uitgevonden als de regel van een spel;
 
waar was het voor nodig dat ik opstaan kon,
 
telkens weer loskwam uit wanhoops greep?
 
Als de liefde eenvoudig een woord is,
 
door de mens uitgevonden als tegenspel
 
en slechts waar in de mond van een stamelaar als ik,
 
zo zij het dan maar, blijf ook jij maar weg;
 
géén zal me horen, niets wordt gehoord!
 
Maar wat met het hart dat, ongezeglijk,
 
aan de liefde gelooft en leeft daarvoor?

Gilbert Coghe
Mistland

 
de stilte staat loodrecht
 
in de pas-geploegde voren.
 
 
 
een kraai blaft veel te luid.
 
mijn stappen kraken hees in de straat.
 
 
 
een stilte kruipt binnen mijn huid.
 
mijn bloed verkilt tot mist.
 
mijn stem verliest haar klank.
 
mijn ogen zien de naakte vrienden
 
geplant in dode aarde.

Leopold M. Van Den Brande
Gedicht voor een vrouw onder glas

 
in haar diepste schouders
 
het litteken van een onbewogen spier
 
en in de onderste oksels
 
een wilde aardbei die rijpt
 
om ooit ontstoken open te spatten
 
in haar verteerde dijen en benen
[pagina 258]
[p. 258]
 
en de man hij kwam van ver
 
en bedacht de stad om samen
 
uitgestrekt in te sterven.
 
het ontwaken als in éénzelfde bloed
 
aan haar wanden van water
 
een drenkeling vervoegd in haar
 
veiligste voegen
 
 
 
hooikoorst in de schuren der huid.
 
het herfst aan het geslacht
 
van jonge mannen en blad na blad
 
vallen onze handen vergaan wij
 
in dit aarden bed
 
 
 
een op graten na magere maan
 
braakt over dit land
 
en de gehelmde boer
 
hij verliest spoor en zaad
 
in haar wassende golven
 
en knielt vergevend in de aarde

Luc van Hoeylandt
De stad

 
dit koelbloedig verdwijnen
 
in het spel van de stad
 
 
 
een stad met langzame huizen van angst
 
waarin de dood zich veelvuldig terugtrekt
 
 
 
terwijl de slaap der minnaars
 
zich uitstrekt over gans het land
 
 
 
als in een kwade droom.

Rob Goswin
Wek me in de morgendauw

 
Wek me in de morgen het lichaam omzoomd.
 
En kinderen planten dromen
 
Rond de grenzen van de spelende aarde.
 
(alleen de moeder weet dit waken)
 
Wek me in de morgen.
 
 
 
Zo ook is dit relaas het noemen van vergeten doden:
 
Het vroegtijdig vermoeden van veilig en leven zijn.
 
Een amper schuilen in de velden van de zomer.
 
Wek me in de morgen.
 
 
 
Maar open is de huid. En opnieuw en steeds opnieuw.
 
De huid van Mechelen.
 
Dauw ligt rakelings op de Dijle. Spierwit.
 
In zijn nerven: als messen op de tong.
 
Wek me in de morgen.
 
 
 
Maar waarheid wordt de kinderdroom.
 
Vager nog dan vaag in de sporen van de jager.
 
En kinderen planten dromen
 
In het kleed van de zwetende winter.
 
Wek me in de morgen.
 
 
 
Wek me in de morgen.
 
Dan zal ik voelbaar aan de oevers van mijn ogen
 
De duiven voeden op het ledikant van de slapende stad.
 
Zie dan hoe drieduizend broze huizen
 
Kwetsbare wimpers worden in de warmte van
 
De nachtelijke sneeuw.
 
Onaangeraakt door mensenhuid.
 
Zuiver als zingend water.
 
 
 
uit: ‘De huid van Mechelen’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Guy van Hoof

  • GabriĆ«lle Demedts

  • Gilbert Coghe

  • Rob Goswin

  • Leopold M. van den Brande