Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 20 (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 20
Afbeelding van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 20Toon afbeelding van titelpagina van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 20

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (21.17 MB)

Scans (285.75 MB)

XML (2.30 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/kunstgeschiedenis
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 20

(1971)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Moet de kerk exclusief een liturgische ruimte zijn?

De ‘liturgische’ kerk

Les églises modernes ont manifesté dès leur apparition une tendance à servir étroitement la liturgie. Ce dégagement de l'autel principal, qui signifiait d'une part un adieu aux dévotions secondaires et par ailleurs le resserrement des fidèles autour de l'acte essentiel du culte chrétien était très significatif. La plupart des églises nouvelles se sont conformées à ce choix. Nous pouvons toutefois retenir comme exemplaires à ce sujet les églises bâties à partir de 1960 par Le Donné à Mulhouse, à Strasbourg, à Massy, à Vitry. Un autel massif occupe un large podium qui se prête au déploiement de l'office et le solennise par l'espace même qu'il crée autour de lui. Dans les églises bâties par Pinsard, Rémondet, Priolleau, Belmont, nous retrouvons la même préoccupation majeure.

Mais ce fut bientôt tout un mobilier lourd qui se créa autour de l'autel, marquant tous les temps de l'action liturgique: le tabernacle dont l'emplacement, après avoir longtemps suscité des controverses, eut son propre support, les pupitres et ambons, devenus les ‘lieux de la parole’, le siège de l'officiant devenu le lieu, parfois le trône de la Présidence. On alla jusqu'à rapprocher de l'autel les fonts baptismaux, associant plus étroitement le baptême à la messe. De nombreux exemples peuvent être cités de ces dispositions et de l'important mobilier qu'elles ont commandé: ainsi Sainte-Monique de Bagneux (architecte Faraut), les églises déjà nommées de Nevers, Dijon, Valenciennes, Saint-Vincentde-Paul de Clichy, Saint-Augustin et Saint-Vincent de Grenoble. Deux exemples nous semblent particulièrement caractéristiques: celui de Saint-André de Nantes (architecte Chéniaux) et je citerai aussi, car bien qu'exécuté en Allemagne il a été conçu par des artistes français, Andernach, sur les bords du Rhin.

(Joseph Pichard)

[pagina 278]
[p. 278]

Pleidooi voor de ‘liturgische’ kerk

(Dom Hans van der Laan, architect van de bekende abdijkerk van Vaals in Nl.-Limburg, legde zijn opvattingen uit in een interview met Guido van Hoof en Anthony Mertens, verschenen in de ‘Standaard der Letteren’, 9-4-71; hier volgen enkele essentiële passages uit dit interview)

Je kunt van elk huis een kerk maken?

Nee: we maken toch ook niet van de keuken een betere kamer. Een kerk is op de eerste plaats een nuchter, goedgebouwd huis, maar de kerk is een ruimte die speciaal afgezonderd wordt voor de eredienst - en als zodanig moet zij het beste zijn wat wij aan huizen hebben, een soort eersteling. Tot God bidden, en hem aan-bidden die zuiver geest is, kunnen we alleen met uitwendige middelen. Maar die middelen krijgen doordat zij liturgie zijn, teken-waarde: handelingen worden gebaren, woorden worden gezangen, kleding gewaden. Ook de ruimte wordt tot een liturgisch objekt, en is dus onttrokken aan gewone bezigheden als praten, eten, slapen. Ieder denkend mens voelt dat instinktmatig: in een kerk gedraag je je anders, loop je anders, zit je anders, kleed je je anders. Omdat we in een sakrale ruimte zijn? (We beginnen hier bv. te fluisteren terwijl we van buiten naar binnen treden).

Dat woord sakraal gebruik ik niet graag, niemand weet wat sakraal is. We bevinden ons hier, ik herhaal, in een sober maar goedgebouwd huis dat afgezonderd is voor de eredienst. En als wij werkelijk geloven in die liturgie dan nemen we daarvoor het beste dat we hebben: dat beste kan heel sober en eenvoudig zijn. Het is ‘sakraal’ geworden omdat wij het aan het gewoon gebruik hebben onttrokken.

Als iemand u opdracht geeft een kerk te bouwen, wat is dan uw eerste gedachte? Dat ik een goeddoordachte praktische ruimte maak waarin de eredienst zich behoorlijk kan voltrekken. En ik bedenk bovendien dat dit huis in de liturgie wordt opgenomen als uitwendig teken, een teken van het samenwonen met God want dat doen wij. Daarom noemen wij het ook huis Gods, domus Dei. In de liturgie opnemen, wat is dat? Wat is liturgisch?

Volgens de klassieke definitie van Dom Guéranger van de abdij Solesmes, bevestigd trouwens door het Vatikaans Concilie II, is dat een geheel van uitwendige vormen (handelingen, woorden, dingen) waarmee de Kerk haar godsdienst tot uiting brengt.

Dan zou een moskee, een synagoge, een tempel in India of China dus ook een kerk zijn?

Ja, dat zouden ze zijn indien hun godsdienst de ware was, dat wil zeggen de kristelijke, want Kristus is op aarde gekomen om de mensen te verlossen, en alleen Kristus.

Er zou dus ook uit volgen dat het kerkgebouw een bepaalde nutteloosheid, vrijblijvendheid bezit, materieel gesproken?

Het moet die zelfs hebben. Essentieel voor het kerkgebouw is dat het niet dient voor andere dingen. Je kunt er in wonen maar woont er niet in. Iedere religie kent dingen die geofferd worden, voedsel bijvoorbeeld dat je kunt eten maar niet eet, dat je verbrandt of neerlegt of begraaft. Het gaat in de liturgie juist niet om die funktionele waarde maar om de tekenwaarde.

Het wil zeggen dat gewone handelingen en dingen tekenen worden van de eredienst, naar analogie met wat ze in het gewone leven zijn en betekenen (schrijden, zingen, gebaren, brood en wijn nuttigen, een gewaad omleggen bij de priester als mantel zodat hij herkenbaar wordt.) Het is dus in feite een gewone, gezonde symboliek.

Uw eigen kerk hier is uiterst sober en sereen, maar zou zij de moderne massamens in een overbevolkte stadswijk aanspreken?

Dat is de vraag omkeren. Ik wil niet ‘aanspreken’, ik heb een ruimte te scheppen waarin de ere-dienst met alle zorg en eerbied volgens de voorschriften die expliciteit zijn kan verlopen.

Dus padvinders die rond een kampvuur onder hoge bomen een eucharistieviering van hun aalmoezenier bijwonen...?

Die hebben dan een liturgie zonder kerk. Zij missen een van de krachtigste tekenen bij de viering, en zoeken een quasi-viering in het laten mee-spelen van de natuur. Het is pure romantiek.

En die huisliturgie, met familieleden rond een tafel en een priester die brood en wijn zegent?

Ook romantiek maar beslist geen eucharistieviering, want hier is de tekenwaarde der vormen minimaal, om niet te zeggen nul. Er ontbreekt de essentie. Ik blijf erbij, dat de laatste jaren op dit punt een kolossaal misbruik gemaakt wordt van nieuwe vormen, door het Concilie gegeven. Een priester die zich hiervoor leent weet niet wat hij doet. De gelovige trouwens ook niet. Primair inzicht in wat eredienst is en zijn moet ontbreekt hier. Ik weet wel, u gaat nu het voorbeeld noemen van klandestiene missen in een barak of een hut van een koncentratiekamp gecelebreerd, in Duitsland of Rusland, daar had men geen kerk, geen kapel, geen altaar, geen gewaden of gewijde vaten. In onze steden en dorpen zijn die wel. De situatie is hier gewoon en vrij.

Hoe verklaart u dat heel wat goedwillende gelovigen zeggen dat ze door een huiskamereucharistie zich meer gesticht voelen dan door een rommelige, drukke mis in een lelijke kerk...

Ik heb daar geen verklaring voor: het is een failliet van elk begrip voor liturgie. Liturgie is niet om indruk te maken, niet om te stichten. Ik herhaal dat het eer-bewijzen is aan God. Wel weet ik dat de meeste gelovigen hier (nog) niet toe zijn opgevoed, helaas, en dat is de schuld van vele priesters die er ondanks alles niet van doordrongen blijken te zijn. Ik verdedig ook niet de vele lelijke kerken van de 19e eeuw of de nog veel smakelozer bedehuizen der laatste 25 jaar die ‘modern’ heten maar niets zijn (een der luisteraars merkt op: ‘in elkaar gezakte drommedarissen met laboratoriumtorens’). De kristen inzicht bijbrengen voor liturgie moet nog beginnen. Lees de Institutie van het nieuw Romeins missaal en de liturgie-konstitutie van het laatste Concilie er op na, daar staat alles in gezegd, op weergaloos duidelijke manier, une merveille aan helderheid en diepgang waarin alle verworvenheden sedert het Concilie van Trente verwerkt zijn. Onze laatste, zo ‘moderne’ konstitutie zegt alles wat we dienen te weten en te doen. Men moest haar echt serieus gaan nemen, dan heerste er niet zoveel verwarring.

Uw abdijkerk hier is zo naakt en puur als maar kan. Geen beelden, geen goud, geen

vervolg op blz. 295


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken