te maken tussen stunteligheid, genie, bluf, farce, idiotisme, dilettantisme of gewone rotzooi. Ze vergapen zich aan intellektualistische titels als: ‘werk I’ en ‘zonder titel’, nu de gillende betitelingen door iedereen worden doorzien als vlaggen op modderschuiten. De autodidakt waar men vroeger medelijdend op neer keek wordt nu met bewondering vermeld als een pionier.
Wetenschappelijk samengevat wordt in dit uitvinderssalon van reeds uitgevonden kunst gedoseerd, gecodeerd, geëxerpeerd, gevisuliseerd, gemarkeerd, zwaartekracht uitgeschakeld, sterker, men vertelt biografisch hoe de kunstenaar 's morgens zijn broek en zijn schoenen aantrekt. Onze ontwikkeling staat werkelijk voor niets.
Dan komen degenen die uit hun dagelijkse doen zijn gehaald en niet durven weigeren. Zij spreken nog steeds over de ‘streling van het penseel’ in een tijd waarin de materie ‘lumodynamisch gereflectodineerd’ wordt. Zij hebben het, ocharme, zelfs over een ‘fijne kunstenaarshand’ die reeds lang in onbruik is geraakt omdat ze vervangen werd door polariserende robotten. Zij raaskallen over ‘kunnen tekenen’ en ‘oog hebben voor kleur’. Men zou hen beleefd doch dringend moeten verzoeken van onze huidige golflengte af te stappen.
Uit deze komplekse tegensprekelijke demonstratie van jeugdig talent moet nu een prijs gedistileerd worden. Als de stuntel en het genie hand in hand gaan, de modeaanbidder en de modehater broederschap drinken, als olijkerds met de bloedernstigen aantikken dan kan het bepalen van een prijs alleen nog maar een vergissing zijn. Alle mededingers zijn subjektief voor 100% rechthebbend en kunnen door niemand ‘officieel’ tot tweederangs veroordeeld worden. Een jury maakt zich sterk als groep omdat de leden zich achter elkaar kunnen verbergen en zij spreken recht daar waar elk lid afzonderlijk niet het lef zou hebben om zijn oordeel als onfeilbaar en definitief en het enig juiste den lande kond te doen.
Mededingen aan een prijs geeft dus geen enkele garantie op een kritische beoordeling, het is een gok. Jonge kunstenaars gokken graag ook al zegt Gaby Gyselen dat het zich-vergissen het goed recht van een jury is.
Albert Setola
Kaleidoskoop, nr. 124 (2)
In de biografie van Pros Oversteyns, laureaat van de Felix De Boeckprijs '72, werd, naar de kunstenaar ons meedeelde, een belangrijke tentoonstelling, door een zetfout, over het hoofd gezien. In 1971 namelijk hield hij een belangrijke tentoonstelling in de universiteit van Leuven. Hij kreeg in dit jaar ook de ‘Nationale Prijs voor Tekenkunst van Kortenberg’.
Nr. 124 (3)
Het laatste nummer (jan.-febr. '72) heeft me in mijn pen doen schieten. Verspil die kostelijke bladzijden 13 tot 38 toch niet langer met het afdrukken van ‘absoluut anders willen doen werkjes’ van akademieleerlingen. En dan die bombastische teksten als ‘zijn werk barst van originaliteit, het is kleur en emotie, zijn koloriet ongewoon rijk’, zijn Uw blad onwaardig.
Laat H.S. maar eens kindertekeningen gaan bekijken van kinderen zo tot 8 jaar, dan zal hij er terecht mogen van schrijven wat hij hier deed. Als U het mij vraagt - en ik vermoed de stem van de zwijgende meerderheid te laten horen - dan zou U beter wat meer aandacht gaan schenken aan gevestigde waarden in de kunstwereld.
G. Vanhulle, Roeselare
Kerkbouwnummer (1)
Sehr geehrter Herr van Remoortere,
Hochwürdiger Herr Pater Renald Rats, Minderbroedersklooster, Maastricht/Holland, machte mich auf Ihre ausgezeichnete Zeitschrift aufmerksam und erwähnte Ihr Sonderheft Nr. 121 über ‘Kerkbouw in Vlaanderen’.
Sehr gerne möchte ich dieses Heft in unserem ‘MÜNSTER’ besprechen und erbitte 1 bis 2 Hefte nach D-8999 Scheidegg.
Gerne nehme ich mit Ihnen diese Verbindung auf und erbitte Ihre gütige Rückäußerung bezw.
Zusendung.
In besonderer Hochschätzung
‘Das Münster’
Kerkbouwnummer, nr. 121 (2)
De bibliografie voor uw nummer 121 over ‘Kerkbouw in Vlaanderen’ is wat onvolledig. In het ‘Tijdschrift voor Liturgie’ van 1961, 1962, 1963 verschenen achtereenvolgens artikelen van algemene en van gedetailleerde aard over het kerkgebouw nu. Ook Tijdspiegel gaf een volledig nummer daarover in het jaar 1965, meen ik, uit; ‘De Maand’ publiceerde een artikel erover in hetzelfde jaar. Ook ‘Het Teken’ gaf een uitvoerig artikel in die tijd; en reeds vóór Kan. Lanotte kwam van mij het brochuurtje over kerkbouw. De foto's in Uw Vlaanderen bewijzen dat mijn ideeën ingang hebben gevonden, bij allen die het kerkgebouw als een uiteraard liturgische vergaderplaats voor het volk van God aanzien.
E. Van der Donck, Hasselt.
De heer André Louf deelt mee dat de Zuidafrikaanse jonge dichter J. De Jager, Tweedestraat 537, Hercules, Pretoria, Suid-Afrika, kontakt wenst met Vlaamse en Nederlandse jongeren. Hier al vast een eerste kontaktje:
Karoo Flora
wat ievers in die skalieklip
en sonverskroeide skilfergruis
tussen ghaap, kambro en kanniedood
langs spoorgeglyn en spoorweghuis
by Jan de Boers geplant is.
Reeds jaren zoekt Oswald Maes, Weinenbrugghelaan 41, 8200 St.-Michiels-Brugge (telefoon 050/196.07) naar 3 ontbrekende nummers van het tijdschrift ‘West-Vlaanderen’. Het betreft hier: Jaargang I (1952) nr. 2 en Jaargang II (1953) nrs. 1 en 5.
Wie kan hem hieraan helpen?