Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 29 (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 29
Afbeelding van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 29Toon afbeelding van titelpagina van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 29

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/kunstgeschiedenis
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 29

(1980)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 110]
[p. 110]

poëtisch bericht
Samenstelling: Guido Cafmeyer, Joris Denoo en Roger Verkarre

CVKV-leden en abonnees kunnen gedichten ter selectie sturen aan het adres: Roger Verkarre, Bruggestraat 3, 8100 Torhout. Bij elke inzending voegt U: adres, post- of bankrekening en, zo u uw ingezonden gedichten terugwilt, de nodige postzegels.

het huis

 
voor mijn grootmoeder
 
 
 
als je vannacht terugkomt
 
vind je er niets veranderd:
 
 
 
de koekoeksklok
 
de beelden op de schouw
 
en op de blote keukentafel
 
het brood
 
gereed om aan te kruisen
 
 
 
in de beste kamer
 
het haakwerk op de stoelen
 
millets angelus tegen de bebloemde muur
 
 
 
zelfs de geur
 
in de vakantiekamer
 
heb ik voor jou bewaard:
 
niets vind je er veranderd
 
als je vannacht terugkomt
 
 
 
Gilbert Coghe

de vrouw van magdala

 
De dag brak aan.
 
Zij wachtte schreiend
 
bij de splitsing van de wegen.
 
En toen zag zij hem staan.
 
Vanuit de dood
 
kwam hij haar, zwaar van liefde tegen
 
zij zag de ongenezen wond
 
stralen door zijn kleed.
 
Plots, toen hij de spraak hervond
 
met een onsterfelijken mond
 
noemde hij haar naam.
 
 
 
Zij wist dat hij was opgestaan
 
en wild van heimwee en verdriet
 
greep zij hem aan.
 
Hij voelde hoe de vrouw hem steeds
 
zoet en licht zou wegen.
 
‘Houd mij niet vast’ zei hij
 
‘ik ben nog niet
 
naar de vader opgestegen
 
ga en spreek de broeders aan.’
 
Verschrikt liet zij hem gaan.
 
Op Jerusalem viel de regen.
 
 
 
Aleidis Dierick


illustratie

het regenmeisje

 
Na de regen
 
kom ik het regenmeisje tegen
 
met haar hoofd vol geranium
 
- het water leekt nog van haar ogen, lijkt het -
 
en ik vraag hoe zwaar
 
de bloemen wegen.
 
 
 
Blauw zegt ze
 
Blauw en wijst naar beneden
 
waar de hemel is geweest.
 
 
 
Ik val zo diep ik kijk
 
en kan van schrik niet
 
uit mezelf bewegen.
 
 
 
Maar aan de andere kant der diepte
 
val ik dwarsdoor
 
de spiegel van haar leven.
 
 
 
Blauw zegt ze, blauw,
 
en staat te beven.
 
 
 
Bea de Longie

celibaat

 
God is een te verre bruid
 
Je bouwt je huis alleen
 
en veel te wijde kamers
 
Voor de pijn in eigen lenden
 
werd geen bed gezet
 
Je reikt je brood aan velen
 
maar drinkt je wijn in eenzaamheid
 
Boven het lokkend vangzeil
 
van het natuurlijke bestaan
 
spring je dagelijks je salto-mortale
 
Het handgeklap blijft uit
 
 
 
Joost Vanbrussel

aswoensdag

 
Strooi geen as op ons voorhoofd
 
wij kennen wel het wenden van het rad
 
en hoe het vuur van iedere daad
 
in elke levenscel zijn as begraaft
 
en stromen in hun eigen slib
 
hun fiere tocht verzanden
 
 
 
Wij weten wel: wij zijn de dood
 
de roest die dag aan dag de glans afvreet
 
van nergens komt en toch zijn sluipweg gaat
 
 
 
Laat jonge hoofden onberoerd
 
te vroeg bonkt in het ruim
 
hun eigen blinde passagier
 
 
 
en laat het luik gesloten
 
 
 
Joost Vanbrussel

verzet

 
ik zag
 
horden steeds meer
 
meer groepen mensen
 
mensen met hetzelfde gezicht
 
een gezicht zonder stem
 
de stem van de machtelozen
 
de machtelozen de lijdzamen
 
 
 
zonder zeggen stonden zij
 
als een verwijt
 
 
 
de zachte glimlach versteend
 
een angstwekkend litteken
 
zo zwijgend dat
 
ik wilde wegkruipen
 
zo dreigend droegen zij
 
hun glimlach als een vuist
 
als een grimmige slogan
 
 
 
ik hoorde boven de menigte een woord
 
waar de waarheid
 
als een bazuinstoot uit losschalde
 
ik zag het gloeien in hun oog
 
ik voelde hoe een trilling
 
een huivering een stap werd
 
de opmars van een leger
 
zonder wapens
 
 
 
ze waren in beweging gekomen
 
eindelijk
 
 
 
ik zag
 
de langzame beweging
 
van een sprakeloos
 
maar onstuitbaar
 
 
 
spreken
 
 
 
Edward Hermans
[pagina 111]
[p. 111]


illustratie

vingers en planten

 
De planten! Zie hoe geen lengte hen te lang wordt.
 
Krachtdadig plunderen stengels de schedel van aarde.
 
Duizendvoudige handen vingeren, graaien, halen uit.
 
Spuwen hun sappen in het gezicht van de hemel.
 
 
 
Maar de mens die liever elektronische wartaal praat
 
heeft hun barstende monden, gewetenloos, het zwijgen opgelegd.
 
Terwijl hij zelf lotto speelt of koel zijn motoren test
 
beschouwt hij de planten nog slechts in termen van
 
kilogrammen aan te voeren groenvoer, voor zijn markt
 
waar verder ook over alle goed en kwaad wordt beslist.
 
 
 
En kijk! Als het te laat is, roept hij een zeer geleerde
 
commissie samen om wat er rest, bij te zetten
 
in zijn door staatssubsidies beschermde tuinen. Waar
 
een liefst grijze botanicus over het laatste groen zal waken
 
als een oud boek over zeer voorbijgestreefde gedachten.
 
 
 
Alleen, hier en daar, een enkeling verbaast zich nog.
 
Biedt wat ampele weerstand. Verwonderd blijft hij stilstaan
 
bij het ruisen van bladeren. In de cadmiumgele bloempot
 
van een gedicht bij voorbeeld, poogt hij deze klank
 
onhandig; als evergreen voor veel later op te sparen.
 
 
 
Paul (m) Rigolle

wat bidden ze mooi de bomen

 
een moment verwijlt de ochtend
 
in de ontroerendste weemoed
 
de wind poogt dit verdriet niet
 
weg te strelen
 
wel te koesteren
 
zacht vloeiend begrip gaat uit
 
van het water van de vijver
 
waarboven de kruinen van de bomen zachtjes bewegen
 
de bladeren prevelen een gebed
 
dat zuster maria voorbad in het weeshuis te oostakker
 
lang geleden
 
 
 
wat bidden ze mooi de bomen
 
nu de mensen het hebben verleerd
 
 
 
Thomas Triphon

cantate

 
voor Herman Roelstraete
 
 
 
Duiven vloeien in de avond
 
en vaders dragen de wolken
 
naar hun kinderen,
 
een ster verblijdt de sikkelmaan,
 
welluidend glijden de getijden,
 
 
 
brieven van de dichters ruisen
 
en moeders planten handen
 
in de morgen,
 
 
 
de zeven dagen zijn voldragen,
 
de aardse bakens wijken:
 
adem, hoogte, vleugels
 
en vurige pijpen zingen
 
 
 
Lauda Sion, lauda leeuwerik,
 
ave Maria, dageraad,
 
de visser vist het licht,
 
 
 
vier winden blauwen op de daken
 
de zon tuiniert
 
en huizen worden zacht als anjelieren,
 
er vloeien duiven uit de regenboog.
 
 
 
Fernand Florizoone

kamer vol blues

 
Omdat ik daarnet platen van
 
john lee hooker sonny terry &
 
muddy waters heb gespeeld
 
hangen een lichte droefheid en
 
de rook van zes sigaretten even
 
blauw hier om mij heen. Een
 
blad van de ficus lijkt nog
 
te luisteren en verkleurt
 
bijna onmerkbaar
 
geel.
 
 
 
Kris Geerts

senrioes

 
Dansend van blijdschap
 
struikelt onze notaris
 
over een dode.
 
 
 
Nog nooit het lied van
 
de lenteboom beluisterd?
 
‘Zon, kus mijn botten’.
 
 
 
Toen de spin mij had
 
gestoken, werd ze onwel
 
en is gestorven.
 
 
 
Elfriede Hendrix

5-7-5 -jes

 
Nu zoeken ze mij
 
nog, je twee kleine handjes.
 
Morgen zijn zij groot.
 
 
 
Onder jouw handen
 
groeit mijn huid vol brailleschrift.
 
Lees me tot het eind.
 
 
 
Naald, verlies je draad
 
niet uit het oog, de steken
 
zijn onze binding.
 
 
 
Elfriede Hendrix


illustratie

elegie voor een twintigjarig brabants trekpaard

 
Slechts één last was voor jou te zwaar:
 
't gewicht van al die jaren. Nooit zal
 
ik nog kunnen zeggen dat schoonheid
 
wijsheid en vriendschap onsterfelijk zijn.
 
Hoe machtig was jij.
 
Machtiger leek jij dan de Dood,
 
en slechts die ene last was te zwaar.
 
En dan, toen ik je starende ogen zag,
 
leek het mij of je een vergezicht ontwaarde:
 
een weide met eenhoorns en kentauren
 
en gevleugelde paarden wellicht.
 
 
 
Kris Geerts


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Gilbert Coghe

  • Aleidis Dierick

  • Bea de Longie

  • Edward Hermans

  • Paul Rigolle

  • Thomas Triphon

  • Fernand Florizoone

  • Kris Geerts

  • Elfriede Hendrix

  • Joost Vanbrussel