• Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Audio/Video
    • Calendarium
    • Thema's
    • Rederijkerskamers
    • Atlas
    • Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden
    • Informatie voor rechthebbenden
    • Over DBNL
    • Organisatie
    • Adressen
    • Vragen
    • Stages
    • Digitaliseringsverzoeken
    • Nieuwsbrief
    • Nieuwe titels
    • Privacyverklaring


  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (22,17 MB)

Scans (197,26 MB)

Ongecorrigeerde ocr (1,45 MB)

ebook (23,54 MB)






Genre
non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre
tijdschrift / jaarboek
non-fictie/kunstgeschiedenis
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Print
Vlaanderen. Jaargang 31(1982)– [tijdschrift] Vlaanderen

[p. 46]

poëtisch bericht

Samenstelling: Luc Daems, Kris Geerts, Rik Jacobs

CVKV-Leden en abonnees kunnen gedichten ter selectie sturen aan Tijdschrift ‘Vlaanderen’, Redactiesecretariaat, ‘Ter Hoogserleie’, Hondstraat 6, 8880 Tielt.

Bij elke inzending voegt u: adres, post- of bankrekeningnummer en - zo u uw ingezonden gedichten terugwilt - de nodige postzegels.

Zoals medegedeeld dingen de opgenomen gedichten mee voor de Albert de Longie-poëzieprijs 1982.

in de kering

 
Stil water, ondoorgrondelijk, en diepe
 
Grond: geheim waarmee gespot.
 
Al wat er doorstroomt, raakt er
 
In verzonken, verkrijgt roerloosheid.
 
Een zwaan (jij) zwerft er op rond.
 
 
 
Alleen een onweer keert mijn lichaam,
 
Maakt dat er soms iets bovendrijft:
 
Verrassing voor wie ziet. Hals, tot de
 
Halsboord onder, boven, boven aan
 
Mijn oppervlakte zijn mijn ogen niet.
 
 
 
pieter Keppens

geboorte

 
daar ga ik dan, door de glazen wand.
 
benauwend warm is het in mensenland.
 
verleden laat ik voor wat is geweest.
 
 
 
aarzelend eerst mijn ene voet
 
tastende tenen op moeder aarde.
 
ik voel vlijmscherp de pijn die scheiden doet.
 
 
 
mijn glazen stolp die mij bewaarde
 
barst, ik ben ontstaan en vol
 
van de leegte die ik vergaarde.
 
 
 
een zachte hand glijdt over mijn grauwe masker
 
streelt hier en daar
 
weerbarstig haar
 
 
 
beitelt tot mijn bloed kruipt naar mijn hart
 
en kloppend door mijn hele lichaam
 
stuwt met kracht
 
totdat ik stuiptrekkend ontrol.
 
 
 
gewekt ben ik naar een warm verlangen
 
als ik voor het eerst bewust mijn lichaam strek
 
voel ik me met tederheid omhangen.
 
 
 
ik sta tussen ‘wat was’ en ‘wat komen gaat’
 
en rillend besef ik
 
nooit is het te laat.
 
 
 
lieve maria huylebroeck


illustratie

regenmorgen

 
de dag is een gat
 
waarin de ochtend dobbert
 
op regen ook de ruiten
 
zijn nat
 
 
 
vanmorgen blijft het licht donker
 
mensen kan je horen
 
hun woorden dampen in de lucht
 
fietsen luisteren hun ketting rammelt
 
 
 
in mijn huis
 
poetst een man slaap uit zijn tanden
 
de voordeur opent zijn ogen
 
grijs verdwijnt hij
 
rood zijn achterlicht
 
 
 
Wim Willem
 
Nu moet het niet meer
 
het verven van de haag
 
waarachter ik mij steeds
 
verborgen hield voor mensen
 
die mij nu ook nog steeds
 
niet begrijpen - aardeloos
 
 
 
Ik ben aardeloos geboren
 
en heb eeuwig trouw gezworen
 
aan de nooit aflatende
 
moedeloosheid
 
die mij zachtjes uitperst
 
als wat bitter lemoen.
 
 
 
Jean-Marie Halsberghe (1957-1981)

handen

 
Over de kleine koele vijver
 
van de tafel
 
drijven slank
 
je handen naar elkaar.
 
 
 
Als 't blanke vlees
 
van twee geliefden
 
aan elkaar gegeven
 
rusten zij.
 
 
 
Twee frele cano's
 
schuivend
 
op de spiegel van je glimlach
 
naar verlangens.
 
 
 
Fijne aders
 
voeren blauw
 
de goedheid van je hart
 
tot in die handen.
 
 
 
Zij wieken soms
 
als zilvermeeuwen
 
wit eterisch heen.
 
 
 
Maar keren telkens weer
 
omdat hun zee
 
bij de geliefden is.
 
 
 
Willy Verschaetse
[p. 47]

pinkstertijd

 
zielsgebonden zijn de bomen,
 
hen gaat geen avond en geen zin voorbij.
 
waar zij al jaren naar dit hooglied staan
 
in zwijgend zoeken naar een duister vuur,
 
dit is het uur dat moeiteloos
 
de woorden komen.
 
 
 
wijl ik aan lager oevers
 
bramen, netels, zuring leg
 
wat honig puur uit pozen,
 
een ekster om te spelen,
 
een late koekoek graag verdriet
 
 
 
en traagzaam waters
 
wegen van mijn weemoed gaan.
 
ik mis het riet als onderkomen.
 
 
 
Gery Florizoone
 
Jij bent wat ik
 
in elke zin verzwijg
 
het woord dat in mij wroet
 
en onderhuids
 
mij beven doet
 
vlinders denk ik
 
overleven niet
 
het zijn kersebomen
 
en wij kinderen
 
in het gras.
 
 
 
Gerda Van Erkel
 
bedwelmende vraagtekens
 
tussen de stalen
 
sintels van geweerlopen
 
nog is het vrede
 
tussen de bruggen
 
in nauwe seizoenen
 
gekluisterd
 
ontmoet je de honger
 
der machthebbers
 
die zich begerig vult
 
met bloed
 
ingevreten en door
 
het zoutzuur
 
van haat gebleekt
 
soldaat
 
je bent een klankbord
 
van eindeloos verdriet
 
toch hoop ik
 
ook voor wie niet
 
in vrede gelooft
 
 
 
Lou Heynens

katedraalbezoek

 
God woont geen huizen stuk
 
geruisloos hangt hij zich
 
een onzichtbare vleermuis
 
onder eeuwenoud gewelf
 
bewonderd of vergeten
 
 
 
Wandelen hier is kortstondig wonen
 
de wereld boeit in gensters
 
deuren nemen geen verlof
 
stromen schuiven door
 
alleen de vloer bergt bedding en slib
 
de laatste laat het klaarste spoor
 
 
 
joost vanbrussel


illustratie

 
Voortdurend graast mijn huis
 
geknield op aarde, hoekig
 
en met warmte volgezogen.
 
 
 
's Zomers is roos te snijden
 
uit het perkje troost. Touwen licht
 
gesnoerd om de zakken gras.
 
 
 
Wie de deur durft ondervragen
 
hoort de voet van een vriend
 
de waarheid even later ook.
 
 
 
Langs de rooilijn, nooit stopt
 
het wandelen van de bakstenen
 
hand in hand gevoegd.
 
 
 
Echte rook signaleert nog.
 
De schoorsteen is een manier
 
van kijken, een vingerwijzing.
 
 
 
Alles kan en rust in huis.
 
Een klok bewaakt de ingewanden
 
doet haar schommelingen in de tijd.
 
 
 
Marcel Vanslembrouck

verrijzenis

 
Hij zwaaide met twee kettinkjes
 
twee kettinkjes van goud
 
twee gouden bollen zwaaiden
 
die sloeg hij op de ander in
 
onkwetsbaar als van zavel
 
tot ook de droom contact verbrak
 
zijn ogen kleefden nog van zand.
 
Gevierd had hij
 
zijn komend lichaam
 
met goud omhangen had hij
 
de man die sliep in zand.
 
Twee lichamen was hij
 
het tweede nog in dromen.
 
Veel dichter kan een mens
 
bij zijn verrijzenis
 
voorlopig nog niet komen.
 
 
 
José de Poortere

de kei der beklimming

 
Werpend de warmomhelsde kei
 
over het rustend avondwater,
 
slingert mijn schaduw de breuk
 
met mijn buigend lichaam verder.
 
 
 
Voelen de ernst plots
 
van geklemde adem
 
tussen kloppende slapen,
 
werp ik eigen gebouwde waarheid
 
met volmondige instemming stuk.
 
 
 
Zwijgen dan... en dons worden
 
in het nest aan een wankel riet,
 
is omzien naar een watervogel
 
die in het water zijn geheimen
 
der beklemming zingend achterliet.
 
 
 
Amedé Suenaert

schemer

 
Laat op de avond
 
als de schaduwen zich schaamteloos ontkleden
 
om met de duisternis te paren
 
worden mijn woorden water
 
dat zingt
 
en in geheime spleten dringt.
 
 
 
En later nog
 
vallen de schellen van mijn ogen
 
groeit korst aan mijn borst
 
en ik word steen.
 
 
 
Even met het Ene één...
 
 
 
Roger Devriendt
[p. 48]


illustratie

de kinkhoorn

 
Ik hou je aan mijn oor om je geruis te vangen:
 
ze zeggen immers dat het zingen van de zee
 
- dat eeuwig steunen en dat eeuwig klaaglijk wee,
 
waar nooit een noot in jubelt van gestild verlangen -
 
ze zeggen dat dit klaaglijk zingen zit gevangen
 
hier in jouw brosse schelp, die wel wijdopen staat
 
maar nooit dat eeuwig steunen even uiten laat,
 
tenzij van oor naar hart, op mijn verstild verlangen.
 
 
 
Mijn hart heeft snaren voor de zang van mees of vink
 
en in de wijde wereld zingt zo menig ding
 
dat ik van oor tot hart met jubel weet te vangen.
 
 
 
Maar als jij straks, of morgen, in verstild verlangen,
 
geen jubeltonen hebt, doch enkel doffe klacht,
 
dan màg jij kinkhoorn zijn - mijn oor, mijn hart: het wacht!
 
 
 
S. Anderus


illustratie

 
een mistige morgen glijdt van de daken.
 
hoe puur ook bedoeld, de poëzie stoelt
 
op het misverstand tussen wat de dichter voelt
 
en de lezer halvelings vermoedt.
 
maar kijk even naast het blad, waarop met
 
gemak, in enkele losse woorden een boom werd neergezet.
 
zie hoe tussen de stam en het licht de leegte ligt,
 
daarbij verliezen bestaande begrippen hun gewicht.
 
 
 
de tijd blijft stokstijf in aanslag staan.
 
een welgekomen merel praat het woud
 
weer gemoedelijkheid aan.
 
misschien ligt achter de kosmische koude zone,
 
lijk in het reptielenpaleis, de ware vrijheid om in te wonen.
 
 
 
op de puinen van de schijnwereld
 
wil ik het geloof in het geloof bewaren
 
dat men met de ogen dicht, voorbij verder kijken kan,
 
en zonder woorden verder moet praten,
 
lijk een dichter in een ander, tussentijds seizoen.
 
 
 
Mark Meekers


Over dit hoofdstuk/artikel

Gery Florizoone

Gerda van Erkel

Lou Heynens

Joost Vanbrussel

Marcel Vanslembrouck

José De Poortere

Amedé Suenaert

Roger Devriendt

S. Anderus

Mark Meekers