Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 33 (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 33
Afbeelding van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 33Toon afbeelding van titelpagina van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 33

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/kunstgeschiedenis
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 33

(1984)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 56]
[p. 56]

wij huldigen / wij gedenken

Andre Gailliaerde 70

De bekende Schotense kunstenaar pater André Gailliaerde vierde in 1983 zijn gouden professiejubileum, alsook zijn zeventigste verjaardag. André Gailliaerde werd geboren te Antwerpen op 27 december 1913, studeerde aan het Sint-Jan Berchmanscollege moderne humaniora en leerde op eigen kracht de Latijnse taal. Werd in 1931 Norbertijn te Averbode.

Van in zijn jeugdjaren ging zijn interesse uit naar de kunst, maar het was pas in zijn functie als econoom aan het Sint-Michielscollege te Brasschaat dat hij in contact kwam met de kunstenaars Alfred Ost (1884-1945) en Jack Godderis (1916-1971). Beiden spoorden hem aan zich op het artistieke pad van de teken- en schilderkunst te wagen. Van toen af heeft hij zich onverdroten op zijn creatieve arbeid toegelegd, ook nadat hij in 1962 tot rector werd aangesteld in het Sint-Michielscollege te Schoten, waar hij nog steeds verblijft. Nochtans is er voor hem - als gepensioneerde - van rust geen sprake. Meer nog dan vroeger trekt hij er met pen en penseel op uit om typische, pittoreske hoekjes en gebouwen op papier of doek vast te leggen. Zijn voorliefde gaat daarbij naar het Vlaamse land in het algemeen en naar zijn geboortestad Antwerpen in het bijzonder. Hij stelde reeds verscheidene keren tentoon en zorgde voor de illustraties van talrijke luxueuze lees- en kijkboeken. Naar aanleiding van zijn zeventigste verjaardag schreef Julien Haest de monografie ‘André Gailliaerde’, een uitgave van Ceres, Maarkedal, 1983. (Papenaerdekenstraat 53, 2120 Schoten)

Jan Vorsselmans



illustratie

Kunstschilder Piet Moerman
Laureaat Prijs Stimulans v. Schilderkunst Kortrijk; Ondersch. Jonge Belg. Schilderkunst Brussel.

Moerman behoort duidelijk tot de ‘tweede golf’ antirede kunstenaars, welke reeds verschillende etiketten opgeplakt kregen: de nieuwe schilders, de heftige schilders, de nieuwe wilden enzomeer. Hij leunt ondubbelzinnig aan bij een kunsttendens die wellicht het eerst, en het sterkst in Duitsland voelbaar werd en een emotionele schilderkundige benadering in een traditionele vormentaal voorstond. Hij heeft daar geen moeite mee. Tot zijn krediet mag zeker gerekend worden dat hij bij de avant-garde van deze nieuwe kunststrekking in België behoort. Getuige hiervan was zijn inzending voor de tentoonstelling ‘Picturaal I’ in het ICC te Antwerpen (1981). Waar thans een massa navolgers de richting van het nieuwe schilderen zijn ingeslagen en meestal formalistisch werk produceren, moet gezegd worden dat Moerman blijft verrassen door zijn directheid en creatief vermogen. Vormelijk volgt hij de normen van de crisiskunst: goedkope verf op ruw doek, ongedisciplineerde verfbehandeling soms op recuperatiemateriaal, alles zeer bewuste anti-esthetiek ter uitdaging van wie op een academisch Revival wacht. Maar inhoudelijk gaat hij veel verder. Instinctief tracht hij mits expressieve vormelijke elementen, (die zijn: de hoogst eigen figuratie en de verrassende aanwending van conceptuele elementen) een beeldenalfabet aan te leggen waarmee hij zijn visie op de maatschappij en de kunst kan mededelen.

Om dit te doen ontwerpt hij beeldenreeksen rond veelsoortige thema's. Voorbeelden hiervan zijn: het thema hond, bizon, aap, slang, mens, mensdier, ... Deze volgen elkaar niet op in een logisch verband, maar roepen als het ware elkaar op. Al deze elementen uit de realiteit of uit de historie, krijgen na verwerking aanvullende betekenissen, en daardoor associatieve kracht. Ze worden symbool. Hun werking wordt nog versterkt door de wisselwerking die hij invoert. Het uitspelen van ‘tegen’-symbolen, b.v.: banaliteit tegenover waardevols, geweld tegenover ingetogenheid, waardoor er contrasten ontstaan

illustratie
P. Moerman, na de ongeldige sprong, 1983, PMMK, Oostende.


die aan elk van de voorstellingen een ongrijpbare dimensie geven. Ook de nerveuze tekening en de felle, maar half opgezogen kleuren dragen daartoe bij. Zelfs de benamingen die aan de werken zijn gegeven moeten als neoconceptuele bijdragen beschouwd worden. Nu eens onderlijnen ze de trivialiteit (alledaagsheid), dan weer de betere gevoelens. (Voorbeelden: ‘Reddingspoging’, ‘Watergewenning’, ‘De Friscolikker’, ‘Bizon Altamira’ enz.). Ik zou Moerman haast de inhoudelijke Raveel durven noemen. Waar Raveel de dagdagelijkse visuele vormen in het schilderij binnenbracht, brengt Moerman de dagdagelijkse menselijke gevoelens in het doek. Evenals Raveel bezit hij de uitzonderlijke gave van de volledigheid en van de zelfcontrole. Nooit speelt hij in op een tendens, werkt hij met clichés of vervalt hij in de karikatuur. Na ingetogenheid (cfr. reeks Moeder met kind) volgt banaliteit (‘De Friscolikker’, ‘De Kotser’), volgt humor (‘A. Boone et Fils’), volgt poëzie (‘Watergewenning’)...

Weinig jonge kunstenaars bezitten de gave van een zo brede kijk. Nog minder slagen er in hun indrukken dermate gedoseerd en aangrijpend te reproduceren. Bij het werk van Moerman heb ik het gevoel als bij Ensor: het werkt tegelijk ambetant maar boeiend. (Leiestraat 31, Kortrijk)

Max Kerkhof

Dichteres Maria Sesselle
Poëzieprijs Beringen 1983

Deze laureate is aan haar derde onderscheiding: Poëzieprijs van het Meetjesland 1981 met haar bundel ‘Het Nest voorbij’, 2e Albert De Longieprijs 1982 met het gedicht ‘Dat ik haar zuster ben’. Maria Sesselle is een waar dichterstalent, en dat is veel, om niet te zeggen alles gezegd. Ze treedt naar de wereld rondom zich met de ongekunsteldheid van een kind en geeft die in haar eigen taal en vertolking weer, aangrijpender dan wie minder aanvoelend alles kunstelen tot literatuur. Ongekunstelde kunst in onze soms verliteratuurde letterkunde. Die echtheid van haar dichterschap werd dan ook voor een derde maal door de literaire wereld aangevoeld en naar waarde erkend.

In dit bekroonde gedicht heeft zij haar zuster (zegge alle psychiatrische patiënten) zo diep aangevoeld, dat zij zich niet ‘weerhouden kan haar pijn te spreken’. Diepe aanvoeling wordt vereenzelviging.

Een eerste pijnlijke ervaring is dat bij het ophalen van de ver verleden kinderjaren de patiënte enkel lachen kan om de ‘samenzwering’ van hun gebreken tegenover de volwassenen, terwijl de dichteres naast dit lachen ook ernstig nadenkt en ‘weet’ hoe ‘genadeloos de kinderden het verkerven’.

Een tweede tragische trek is dat de dichteres, door medelijden nog nauwer verbonden, voelt hoe hun geest zo ver van elkander is komen te staan en dat zij alleen leest ‘bij haar vrienden nu de stille spot’ en het ‘gelaten dragen van dit lot’

illustratie

[pagina 57]
[p. 57]

door de zieke, wat nog erger is dan alle verbetenheid.

De kunstenares heeft dit vereenzelvigd medegevoel weergegeven in een vorm die poëtisch eenvoudig is en zuiver, vol spontane stafrijmen als zovele tintelende opborrelingen bij het teergevoelig vertolken. Er is vormelijke schoonheid, omdat de geest precies opneemt. Het métier is niet verwaarloosd, omdat de geest fijnzinnig heeft opgeraapt en geordend wat het gemoed in chaos diep heeft aangevoeld, want vakmanschap en kunstenaarschap strengelen steeds ineen, waar het om echtheid van inspiratie gaat. Haar gedicht is zangerig: vormgeving groeit op uit de aanvoeling; wanneer het gemoed echt bewogen is wordt de mond melodieus. (St. Dobbelaerestraat 59, 9930 Zomergem)

Albert De Vos

Rik Wouters
Eerste eervolle vermelding Poëzieprijs Kulturele Raad Halle 1983

Indien de jury niet zou beslist hebben de prijs zelf (5.000 fr.) niet toe te kennen wegens de huidige crisis in de cultuurwereld, dan zou Rik Wouters deze prijs zeker en vast gewonnen hebben. De cyclus waarmee hij bekroond werd, heeft als titel ‘Zelfs Godinnen Sterven - 3 gedichten vol wrede wanhoop’ en is opgedragen aan zijn grootmoeder die op 10 juni 1983 stierf. Het tweede gedicht uit deze cyclus staat afgedrukt in Vlaanderen, nr. 196/7 van 1983.

Rik Wouters is lang geen onbekende in de literaire wereld; in '79 debuteerde hij in Actietribune, het tijdschrift van de ‘beruchte’ Gerrit Achterland. Voor dat tijdschrift verzorgde hij in '79-'80 de tijdschriftenrubriek. Vanaf '81 doet hij hetzelfde bij 't Kofschip, waarbij hij sinds hetzelfde jaar redacteur is. Gedichten van hem verschenen in tal van tijdschriften en bloemlezingen

illustratie

uit Vlaanderen en Nederland. Hij heeft reeds 2 bundels uitgegeven; ‘Ik zeg tot je’ ('79) en ‘Nauwelijks ademend verheffen woorden zich’ ('82). Over zijn tweede bundel schreef E.L. in het Nederlandse literaire tijdschrift Gist (februari '83): ‘Het is een bundel die, denk ik, de lezer al snel tot een selectie zal dwingen. Maar ik geloof ook dat die selectie niet zo snel aan de kant zal worden gelegd, de mooiste gedichten kunnen, door hun trefzekere eenvoud, vaak en met plezier worden overgelezen.’

Zijn poëzie, die in het geheel niet hermetisch is, is voor Rik Wouters geen luxe, geen vrijblijvend tijdverdrijf. Ze is daarentegen een noodzaak, een middel om zich te verzetten tegen de wrede werkelijkheid die hem omringt en gevangen houdt. Men heeft hem erin leren leven. Zegt de dichter immers niet zelf: ‘men heeft me het alfabet leren zingen / op het ritme van woedende wind / en laffe lucht.’ Hij is er zich volkomen van bewust dat de mensen niet op zijn ontboezemingen zitten te wachten: ‘als ik eindelijk nog eens / een gedicht schrijf, / zal niemand er naar kraaien // dat hoeft ook niet’. Rik Wouters schijnt zich zo goed te voelen. Het neerschrijven van die overwegend pessimistische indrukken zorgt ervoor dat hij in zijn omgang met de mensen lachen kan. Soms zelfs uitbundig schaterlachen. (Impeleer 60, 1600 St.-Pieters-Leeuw).

L. VDB.

Staf zerk 70

Om de pil wat te vergulden zegt men soms dat die of die persoon zovele jaren jong is, maar in het geval Staf Zerk is het echt zo: hij is zeventig jaar jong, en bruist van vitaliteit en van activiteit. Geboren in Antwerpen op 21 december 1913 volgde hij de lessen aan de Kon. Academie voor Schone Kunsten in zijn stad bij de leraren Victor Thonet, Ernest Wante en Walter Stevens, daarna aan het Nationaal Hoger Inst. voor Sch. Kunsten (waar hij laureaat werd) bij Isidoor Opsomer en Julien Creytens.

Staf Zerk is een riante persoonlijkheid, een levenslustig man. En hij schildert werkelijk zoals hij is. Zijn werk is zonnig zoals de wereld van de schilder zelf. Hij is een atmosfeerschilder en een zonneschilder, een impressionist-luminist van deze tijd, die beschikt over een hoge koloristische en tonalistische sensibiliteit. Staf Zerk is de schilder van vervluchtigde schilderijen in een etherische atmosfeer. De werken van deze ‘zenuwschilder’ zitten vol vibratie en trepidatie.

Staf Zerk schildert portretten met

illustratie

de vereiste gelijkenis en met de psychologische veruitwendiging van het model. De naakten verdienen de biezondere aandacht. Hoe sensueel ze ook overkomen, toch is alles naar de ziel geschilderd. Wij vergeten de stillevens niet waarvan de compositie de voornaamste eigenschap is. De landschappen bevatten admirabele luchten, doorstraald van zon. Staf Zerk schildert een lofzang op het licht. Uit zijn hand wordt een schilderij geboren dat transparant is als een aquarel of teder als een pastel.

Hij is een schilder zoals men er vroeger heeft gekend: iemand met ergens een atelier in een verblijf aan de Schelde. Dit was in zijn geval het pittoreske Doel aan de diepe rivier. Door en door schilder bezit Staf Zerk ‘Die Lust zum malen’. Hij beleeft het zinnelijke genot van verf en kleur. Sommigen stellen zich misschien de vraag waarom Staf Zerk op die manier schildert in deze snel wisselende tijden. Wel, hij schildert op zijn manier, en deze manier ligt in het verlengde van zijn artistieke identiteit. Hij schildert bijna tegen de stroom op, maar hij heeft heel veel respect voor de stiel en voor een goede traditie. En hij vormt aldus een gelukkig buitenbeentje. (Raoul Grégoirplein 1, 2100 Deurne-Antwerpen).

Roger Geerts


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Jan Vorsselmans

  • Maxim P.A.M. Kerkhof

  • Albert De Vos

  • Roger Geerts