Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 45 (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 45
Afbeelding van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 45Toon afbeelding van titelpagina van Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 45

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
non-fictie/kunstgeschiedenis
non-fictie/muziek-ballet-toneel-film-tv


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vlaanderen. Kunsttijdschrift. Jaargang 45

(1996)– [tijdschrift] Vlaanderen. Kunsttijdschrift–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 167]
[p. 167]

Samenstelling Fernand Florizoone en Chris Torfs
Poëtisch bericht

Iedereen mag gedichten ter selectie sturen aan: Tijdschrift ‘Vlaanderen’, Redactiesecretariaat, ‘Ter Hoogserleie’, Hondstraat 6, 8700 Tielt. Alle ingezonden gedichten moeten in machineschrift (tikmachine of printer) en in tweevoud afgeleverd worden. Neem voor ieder gedicht een ander blad en schrijf op ieder blad uw naam en volledig adres. Ingestuurde gedichten worden niet teruggezonden en over ingezonden werk wordt niet gecorrespondeerd, noch getelefoneerd. Aan de auteurs van gepubliceerde gedichten wordt achteraf een bewijsexemplaar gestuurd en een honorarium uitbetaald: vermeld daartoe bij iedere inzending tevens uw bank- of postrekening.

O ja,

 
Uitziend naar het Poëzielvol Hoge
 
neem ik mijn langharigste penseel
 
tussen drie vingeren en streel
 
van achter mijn vervulde ogen
 
mijn traanbloed binnen langs mijn keel
 
om nog een paar maal te slikken.
 
 
 
Dan kan ik pijnloos verzen praten
 
zonder ze snikkend stuk te stikken
 
of mensenhaters stuk te haten
 
tot in mijn liefste ogenblikken
 
de hunne daarin vastgebeten
 
mij de aarde doen verlaten,
 
de lieve aarde in.
 
 
 
Toch - wat zijn wij nog mooie poëten!
 
Wij houden ons flink onvergeten.
 
 
 
En waar halen wij het vandaan?
 
Als ergens een kind wordt geslacht
 
heb ik zo weer een regel of acht
 
en meteen is mijn smart naar de maan.
 
 
 
Maar hoe mooier wij minderen schrijven
 
hoe beter en meer wordt geschreid
 
en hoe dooier de kinderen blijven
 
van onverteerbaarheid
 
onomkeerbaarheid
 
onweerbaarheid
 
eerbaarheid
 
waarheid
 
spijt
 
 
 
Leo Vroman
 
Brooklyn, 8 mei 1996

Pastorale

 
Toen en thans
 
 
 
Hoelang geleden al? Wij waren kinders
 
in dit oud dorp van veldklaver en vlinders
 
met boerenvolk dat in de noentijd soest.
 
We werden door geen enkele zorg gehinderd
 
daar alles later nog beginnen moest.
 
 
 
Nu onder drie gekandelaarde linden
 
is het bij avondkoelte heerlijk zitten
 
terwijl van verre een fazanthaan hoest.
 
De hoeven in een variatie witten
 
staan achter hekkens bijna doorgeroest.
 
 
 
Er ligt een loopbrug tussen thans en toen.
 
 
 
Anton van Wilderode

Gered

 
In grote engelse steden
 
hebben de vossen holen.
 
Camera's staan daar, het jaar
 
rond, verscholen opgesteld.
 
Bewoners van de buitenwijken
 
(avond pantoffels pyama)
 
zetten op het tuinpad eten.
 
 
 
April. In Bristol
 
werden welpen geboren
 
in de kelders van Jugendstilhuizen
 
onder de zacht-suizende
 
buizen van de waterleiding.
 
In de captatiewagens
 
kon men ze horen.
 
 
 
Eens zomer
 
zitten ze blond en verlegen
 
mooi te zijn achter de hagen,
 
achter het smeedwerk
 
van ijzeren hekken. Komen
 
spelenderwijs aan hun trekken.
 
Knipperen met hun ogen.
 
 
 
Zo naïef ontkomen
 
aan honden, aan vijandige dorpen,
 
aan jagers, aan de kleine oorlog
 
van een bloeddorstig graafschap.
 
Kijk, dacht ik, zij
 
hebben er iets op gevonden.
 
Nu wij nog.
 
 
 
Aleidis Dierick
[pagina 168]
[p. 168]

Wie niet weg is gezien

1
 
Waaien
 
 
 
Het waaien rammelt aan de ruit. Ze loopt mijn kamers
 
in en uit en vlucht naar zee waar zonlicht flirt met water.
 
 
 
Mijn hoofd gelooft nog steeds de afgesproken code:
 
eerst ik, dan jij. De oudste wordt de eerste dode.
 
 
 
Bedroog ze mij expres?
 
Achter mijn rug is ze verdwenen.
 
Zonlicht rinkelt waar ik sta.
 
 
 
Soms zijn er stemmen in de regen.
 
Ik loop ze achterna.
2
 
Fietsen
 
 
 
Met losse handen kon ze, voeten op de bagagedrager.
 
Geen gezicht, geamputeerd leken haar benen.
 
Door de polders ging het richting duin.
 
 
 
In de tuin van de notaris kwamen de sneeuwklokjes.
 
De vroegste stalen we meteen, soms vroor het nog.
 
 
 
Als het weer winter is neem ik haar mee.
 
Herinneringen fietsen rond.
 
 
 
En de notaris?
 
Met lossen handen, zoals zij.
 
Onder de grond.
3
 
Zij
 
 
 
Hoe ze kijkt, lacht, praat, haar fiets neerzet en
 
naar de deur toeloopt alsof ze zo naar binnengaat.
 
 
 
Hoe ze zich weer omdraait en de fiets pakt, weg
 
loopt van dit huis alsof het het verkeerde is.
 
 
 
Hoe ik haar voel komen en gaan en niet weet
 
dat zij het is wanneer ik opkijk en denk:
 
 
 
de postbode zeker, iemand met reclame, of
 
iets dat voorbijgaat, een vogel misschien, of zij.
 
 
 
Johanna Kruit

Najaarsdagen

1
 
Oktober, en de dag ligt opgesperd
 
alsof het hoogseizoen niet meer bedaarde.
 
Rond schuur en in de middagklaarte
 
ligt land en vee behouden in de herfst.
 
 
 
Midlife, ach! Want in de korst schuilt winter,
 
liggen lege bolsters van de najaarsdagen,
 
het ingedrukte spoor van ongeliefde vragen
 
over sterven hier en overleven ginder.
2
 
Niet dat de avond valt, integendeel.
 
Rovend kruipt zij uit de aarde,
 
sluipt om takken en gebladerte
 
en door het ademen van grassen heen.
 
 
 
En mij verblindt! Want nergens vind ik meer
 
de regenzachte noten van verleden jaren,
 
de kruimels nectar op mijn koningsvaren.
 
En schudt de wintereik zijn zaden neer.
3
 
De velden vaag, een dag is rond.
 
En legt haar zwarte licht op land en water,
 
nog donkere huid wordt dichter later.
 
Stijgensklaar zit nevel in de grond.
 
 
 
Als rook omheen! Een sliert herinneringen
 
reikt ver en verder weg van hier.
 
Vanouds klimt onder eertijds eglantier
 
de kleffe geur van dolle winterlingen.
 
 
 
Erik Kempinck
 
 
 
Bekroond in de Literaire Prijs van de Stad Harelbeke 1996.
 
Het huis kleedt zich
 
bedachtzaam aan.
 
Een hemd, een jurk, een muts,
 
een rok, een jak, kousen en laarzen,
 
de opsmuk wordt gerijgd, gesnoerd,
 
gepend, omgord. De woning bloeit:
 
het huisgezin geborgen
 
tussen warme wanden
 
met vensters wijd open
 
onder het dak dat dekt
 
en aarde met hemel
 
verbindt.
 
 
 
Louis Jacobs

Wederkeer

 
Hij weet dat nachtwaarts voert
 
de stroom van de tijd
 
 
 
dat nimmer wederkeert
 
het water naar zijn bron.
 
 
 
Alleen de echo keert terug
 
en vermeerdert zich
 
maar sterft in wederkeer.
 
 
 
Germain Droogenbroodt
 
Neemrana Indië, 14.10.95

Vader

1.
 
de kat
 
gevangen in de zak
 
- konijnejongen had ze doodgebeten -
 
en vader
 
een wraakgod
 
verbrijzelde haar kop
 
met de hamer
 
 
 
afschuwelijk voor het kind
2.
 
gelukzalig wees hij die zondag
 
naar de pauwstaartjes op de nok
 
maar de duiven
 
fladderden alleen in zijn hoofd
 
tot de dokter kwam
 
en het spuitje gaf
 
 
 
Gilbert Coghe
[pagina 169]
[p. 169]

Juryverslag

Voor de Albert De Longiepoëzieprijs die het tijdschrift Vlaanderen om de twee jaar uitschrijft en die openstaat voor jongeren van 17 tot 25 jaar, werden er voor de zevende uitgave (periode 1995-1996) 149 gedichten ingestuurd van de hand van 81 deelnemers. Zowat de helft van de deelnemers was tussen de 17 en de 19 jaar, de rest was gelijkmatig verspreid over de leeftijden tussen 20 en 25.

De jury was samengesteld uit redactieleden van het tijdschrift: Luc Daems, Fernand Florizoone, Patrick Lateur, Dirk Rommens en Chris Torfs. Voorzitter was Prof. Dr. Gust Keersmaekers, secretaris was Robert Declerck. De jury vergaderde op vrijdag 17 mei 1996 in Steenbrugge.

Het globale aanbod van de inzendingen werd door de jury kwalitatief onvoldoende bevonden, zodat werd afgezien van het voornemen een gelegenheidsuitgave te maken met bekroonde en geselecteerde gedichten.

Toch werd de prijs, in tegenstelling tot de vorige gelegenheid, toegekend en werden twee gedichten geselecteerd die een eervolle vermelding verdienden. Deze vermeldingen gaan naar het gedicht Geriatrie, ingestuurd onder de kenspreuk Charlotte Lotus en naar het gedicht Groenplaats met als kenspreuk Maria-Laura. Beide gedichten getuigen van een authentieke poëtische adem die zich vertaalt in een volgehouden of een originele beeldspraak zonder overtollige ballast. Voor Geriatrie tekende de 18-jarige Isabelle Vloeberghs uit Wilrijk. Groenplaats werd geschreven door de 20-jarige Katrien Vloeberghs, eveneens uit Wilrijk.

Onder de kenspreuk even beeld werd het gedicht met het beginvers Zie hoe ik verwaaid als takken aanlig door de jury unaniem geprezen voor de manier waarop het liefdesthema werd behandeld. In tegenstelling met tal van andere inzendingen waarin clichés al te nadrukkelijk aanwezig blijven, weet de dichter hier in een toch toegankelijk vers voldoende te verzwijgen en voldoende te suggereren. Daarbij hanteert de dichter een heel eigen taalspel in een samengaan van archaïsme en neologisme, klankspel en metafoor. Het versmelten van klassieke elementen met de associatieve beeldspraak van moderne poëzie getuigt van een ambachtelijke omgang met het woord. De laureaat is de 24-jarige Trygve Reynders uit Merchtem.

Hij ontvangt de prijs ter waarde van 15.000 frank, een oorkonde en een bijzondere en gesigneerde uitgave van het gedicht Karakol van Hubert Van Herreweghen dat in voorpublikatie in Poëtisch Bericht verscheen. De twee geselecteerden ontvangen een oorkonde en een gesigneerd exemplaar van Karakol.

 
zie hoe ik verwaaid als takken aanlig tegen
 
je transparante adem, hoe ik bestoven met
 
kristal, pastelle kleuren van je maangezichten
 
vang, in jouw weemoeden glimlach, hang
 
 
 
naar elk geluid van stem in jou
 
en hoor hoe jij
 
nog steenspreekt: waar water warmt
 
onder je winterhuid en jij van beekjes wordt,
 
fluister ik
 
jou hese vogels in, tover klanken uit jouw hals
 
 
 
hier ligt de plek waar je in stilte
 
hoorbaar wordt, de echo die je zwijgt
 
 
 
Trygve Reynders
Groenplaats
 
hij is nog
 
vervelender dan de duiven
 
want hij vraagt
 
en grauwer dan hun pluimen
 
zijn de koude
 
kleren die hij draagt
 
 
 
hij hoort niet bij
 
het plein zoals zij
 
toch staat hij bevend op een
 
foto per ongeluk
 
zoals hij leeft
 
 
 
licht als hun vleugels
 
is hij geworden
 
zich dragen doet zijn
 
zwakke lichaam pijn
 
nog even voor hij van een mens
 
het negatiefje
 
zal zijn
 
 
 
Katrien Vloeberghs
Geriatrie
 
Vreemd, zegt ze.
 
De dagen varen
 
in trage boten
 
het venster voorbij,
 
 
 
prikken
 
kleine witte wonden
 
in mijn huid -
 
en blijven.
 
 
 
Ze trekt de schelpen
 
van haar nachtkleed
 
over elkaar,
 
voor gluurders
 
glimlacht ze.
 
 
 
Terwijl haar ogen
 
zee worden,
 
schudt de grijze
 
praatpaal
 
het hoofd
 
 
 
en leidt de volgende druppel zout
 
in haar bloed.
 
 
 
Isabelle Vloeberghs


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Anton van Wilderode

  • Leo Vroman

  • Aleidis Dierick

  • Johanna Kruit

  • Erik Kempinck

  • Germain Droogenbroodt

  • Gilbert Coghe

  • Katrien Vloeberghs