| |
| |
| |
Bibliotheek
Samenstelling Geert Swaenepoel
Filosofie en religie
■ Jan De Volder
De geest van Damiaan. Een heilige voor onze tijd, Lannoo, Tielt, 2009, 232 blz, 14,95 €
Uitgeverij Lannoo publiceert ter gelegenheid van de heiligverklaring op 11 oktober van Jozef De Veuster (1840-1889) drie boeken: Hotel Molokai van Hilde Eynikel, De geest van Damiaan van Jan De Volder en het kinderboek Damiaan. De held van Molokai van Dirk Musschoot. Vanuit commercieel oogpunt heeft de uitgever dat wellicht goed bekeken om drie journalisten een boek te laten schrijven over Damiaan, maar valt er eigenlijk nog iets nieuws over hem te zeggen? Eynikel schreef al in 1999 ‘de definitieve biografie’ van die picpus. De Volder denkt toch een eigen bijdrage te kunnen leveren door zijn spiritualiteit in kaart te brengen en op zoek te gaan naar ‘de geest’ van Damiaan. Zo wil hij meteen verduidelijken waarom Damiaan ook vandaag mensen zo aanspreekt, getuige zijn verkiezing tot ‘grootste Belg’ in 2005. Toch moet ook De Volder als historicus vertrekken vanuit de bekende biografische gegevens. De journalist brengt wel aan het licht dat moeder Teresa van Calcutta onverdroten pleitte voor zijn heiligverklaring. Maar wie schrijft over spiritualiteit, kan niet bij die droge feiten blijven hangen. Hij moet dieper peilen en zoeken naar de bron waaruit iemand leeft of leefde. Naast historicus en journalist is De Volder betrokken bij de Sint-Egidiusgemeenschap die zijn daklozenrestaurant de Hawaïaanse naam van Damiaan gaf: ‘Kamiano’ (het Hawaïaanse alfabet kent de dentalen ‘d’ en ‘t’ niet en woorden eindigen altijd op een klinker). Dat creëert een band tussen de auteur en zijn onderwerp. Deze auteur vereert zijn onderwerp, het is zijn persoonlijke held en anderen begrepen zijn inzet tot het uiterste niet of slechts ten dele. Door zijn persoonlijke adoratie laat hij zich verleiden tot gemoraliseer. Hij klinkt mede
door de herhalingen prekerig. Zeker wanneer hij voor de zoveelste keer erop wijst dat er al te lang werd neergekeken op de missionarissen als waren ze de geestelijke handlangers van de kolonialen. Al mag Vlaanderen best wat meer fierheid aan de dag leggen over de edelmoedigheid van zijn vele uitgezonden religieuzen en missionarissen.
[Emmanuel Van Lierde]
| |
Beeldende kunst
■ Pjeroo Roobjee & Paul Depondt
Hans Vandekerckhove: Picture Palace. Uitgeverij Lannoo, Tielt, 2009, 128 blz., 40 €
Twee jaar na My Head Is My Only Home (Ludion, 2007) ligt er opnieuw een monografie over de ‘gemoedsschilder’ Hans Vandekerckhove (o1957) in de winkel. Picture Palace verscheen n.a.v. de gelijknamige tentoonstelling in het Gentse Kunstplatform Zebrastraat, die liep in juni-juli 2009, en bundelt werk uit 1999-2009. Het centrale thema in Vandekerckhoves productie uit die periode is de romantische beleving van de realiteit. Die beleving werkt hij vooral uit in landschappen, bruggen, tuinen en serres. De eerste twee wijzen op de buitenwereld, de laatste twee op een binnenwereld. Het is tussen die polen dat de meditatieve doeken van de schilder zich heen en weer bewegen. In zijn landschappen, die er soms tegelijk paradijselijk én postapocalyptisch uitzien, komen veel wandelaars voor. De schilder is zelf ook een fervent wandelaar. Het nomadische van wandelen is voor hem een welkome afwisseling met het sedentaire leven in zijn schildersatelier. Daar ‘verinnerlijkt hij de bewandelde buitenwereld en schept hij een bevreemdend verstilde binnenwereld, zijn eigen gedroomde Picture Palace’. Hij doet dat in dunne, transparante olieverflagen waarin voornamelijk paarse, groene, gele en oranje tinten overheersen. Invloeden zijn er zowel van schilders (C.D. Friedrich, Hockney) als van cineasten (Tarkovsky). Na een barokke inleidende tekst van Pjeroo Roobjee loodst Paul Depondt de lezer in negen glashelder geschreven teksten doorheen Vandekerckhoves ‘betoverende’ picturale wereld. Ruim zestig kleurenreproducties en een vlekkeloze grafische vormgeving van Koen Bruyneel maken de lectuur van dit boek tot een zinnelijke ervaring. Een verademing in deze tijden van rep en roer.
[Patrick Auwelaert]
| |
Literair proza
■ Bart Moeyaert
Graz. Querido, Amsterdam, 2009, 101 blz., 17,95 €
In Graz volgen we één avond en nacht de 28-jarige apotheker Herman Eichler. Hij heeft de apotheek overgenomen van zijn vader en leeft sinds het overlijden van zijn ouders alleen. Hij heeft geen relatie (nooit gehad ook) en heeft, zoals het een goed apotheker betaamt beroepsmatig alles onder controle. In zijn persoonlijk leven is dat veel minder het geval, zo blijkt. Aan het begin van een van zijn gebruikelijke avondwandeling door Graz ziet Eichler voor zijn huis een meisje op straat liggen, naast haar fiets. Is zij aangereden door een tram? Een ambulance brengt haar weg. Terwijl hij verder wandelt Hoopt Eichler dat alles goed zal aflopen voor het meisje. Dan vindt hij haar portefeuille, bestudeert haar foto: het meisje heet Jochen Jonathan Erhart. De vaststelling dat er jongens bestaan die er uitzien als mooie meisjes, zet Eichler aan het denken. Hij fantaseert over Jochens leven waarvan hij graag deel zou uitmaken en mijmert over zijn eigen onopvallend bestaan. Het verscherpt zijn latent bewustzijn van zijn homoseksuele geaardheid. Om zijn onrust de kop in te drukken, zoekt hij het huisadres van Jochen op, waar hij de portefeuille in de brievenbus stopt. Dan volgt een ontmoeting met een man op weg naar huis, terwijl hij door het stadspark loopt. En gelukkig is er Carla, een vriendin en de enige die tot hem lijkt te kunnen door dringen. Graz is een prachtige, subtiele en gelaagde novelle. Bart Moeyaert (1964) maakt met Graz met verve de overstap van jeugdschrijver naar het schrijven voor volwassenen.
[Geert Swaenepoel]
| |
■ Herman Koch
Het diner. Uitgeverij Anthos, Amsterdam, 2009, 301 blz., 19,95 €
Twee broers en hun vrouwen spreken af in een toprestaurant. Serge Lohman is de meest succesvolle broer die politieke ambities heeft en veel kans maakt om de nieuwe minister-president van Nederland te worden. Zijn broer, Paul, de alwetende ik-verteller in Herman Kochs (1953) bloedstollende thriller Het diner, is een gewezen leerkracht geschiedenis die door zijn sarcastische humor allerminst begrepen wordt door zijn rector en zelfs op non-actief geplaatst wordt en doorverwezen wordt naar een schoolpsycholoog.
De twee vijftienjarige zoons van beide echtparen, Michel en Rick, hebben een dakloze vrouw dodelijk verwond in een telefooncel. De hamvraag is hoe de ouders omgaan met de daden van hun zonen. Geven ze hun kinderen aan bij de politie nu het onderzoek naar de identiteit van de moordenaars vastgelopen is. Tot dusver zijn er alleen maar vage beelden van de twee in Opsporing Verzocht vertoond. In hoeverre zijn de ouders verantwoordelijk voor de daden van hun kinderen? In plaats van een voortreffelijk viergangenmenu krijgen de ouders tragische gespreksstof voorgeschoteld. Hun beslissingen kunnen drastische gevolgen hebben voor de toekomst van beide zoons.
Net als in zijn voorgaande romans Odessa Star (2003) en Denken aan Bruce Kennedy (2005) werkt televisiepersoonlijkheid Koch weliswaar langzaam maar op een volstrekt unieke manier naar een climax toe. Het diner is een beklijvende hedendaagse zedenschets die de lezer mee laat filosoferen over maatschappelijke en politieke verantwoordelijkheid en het noodlot dat de twee echtparen in een wurggreep houdt.
[Nicolas Verscheure]
| |
■ Jeroen Olyslaegers
Wij. Uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam, 2009, 300 blz., 22,50 €
Wat voor Georges, de misnoegde Vlaamse cartoonist in Jeroen Olyslaegers' trefzekere roman Wij, een gezellige familie- en vriendenreis naar de Spaanse Costa Brava moest
worden, eindigt als een helletocht, een demonische tocht waar vriendschap en verraad elkaar razendsnel aflossen. Eerst en vooral is er de relatie met zijn vrouw Katrien die Georges zowel thuis als in het Spaanse vakantieoord volledig ontmoedigt. Dag na dag vernedert Katrien Georges: ‘Elke zin die zij uitspreekt is een beslissing, elk woord een bouwsteen. In mijn kop verkruimelt alles. Tiens, dat is het. Daarom komen we niet vooruit...’ Niet alleen door zijn vrouw wordt Georges belachelijk gemaakt, maar eveneens door zijn vriendenkring die hem wel af en toe het gevoel geeft erbij te horen door hem te prijzen omwille van zijn polemische cartoons. In principe zijn ze hem allemaal liever kwijt dan rijk in Spanje. Georges' grootste vijand is echter koning alcohol. Wanneer hij zijn drankgebruik niet langer onder controle heeft, ontvlucht hij zijn vrouw en zijn vrienden. Tijdens zijn afwezigheid gaat zijn vrouw vreemd. Met zijn associatieve en zwoele stijl suggereert Olyslaegers dat ook Georges er een buitenechtelijke relatie op nahoudt met het kindermeisje Nicole.
| |
| |
Of het kindermeisje al dan niet seks wou met Georges, laat Olyslaegers in het midden. De grens tussen liefde en pijn is in Wij flinterdun.
Het tweede belangrijke thema in Wij is het nationalisme en de ergste vorm ervan. In Spanje overweegt de decadente vriendenkring om vanuit een ‘nationaal gevoel’ een hechte kring te vormen waar de Spanjaarden niet welkom zijn. In Wij rekent Olyslaegers op geen enkel moment met zijn land af. Het ingenieuze aan deze roman is dat het over een Europees nationalisme tour court handelt. De personages zijn erg herkenbaar en inwisselbaar met Europese politici die een rechtse koers proberen te varen. Naar het einde van de roman worstelt Georges met zichzelf. Wil hij wel tot deze groep behoren die er op los fuift zonder na te denken over de gevolgen van hun exuberant gedrag. Voelt hij zich wel thuis in het kamp van de ‘wij’? Het einde van Wij is zinderend en onthutsend. Hoewel Olyslaegers Wij in 1976 laat afspelen, blijft zijn roman brandend actueel. Te lang hebben we moeten wachten op nieuw werk van Olyslaegers, maar dat wachten was meer dan de moeite waard.
[Nicolas Verscheure]
| |
■ Margot Vanderstraeten
Mise en place. Atlas, Amsterdam 2009, 240 blz., 18,50 €
Victor Werner staat aan het hoofd van een driesterrenrestaurant. Hij is 62 jaar en bezeten door perfectie in de gastronomie. Wanneer zijn lievelingszus Louise sterft en hem
in haar testament opdraagt de begrafenismaaltijd klaar te maken, dreigen alle zekerheden in zijn leven te ontsporen. Beetje bij beetje krijgen we een reconstructie van zijn leven, zijn huwelijk en vooral van de familiegeheimen die het leven van Werner teken(d)en.
Wat was er aan de hand met zijn zus Louise die uiteindelijk in het klooster trad? Waarom sprak ze amper, en stond ze wel zo ver van de wereld af als men dacht? Wat betekende de dood van Werners vader voor Werner? Toen in 1958, en nu? Waarom voelt Werner zich zo schuldig?
Tegen de achtergrond van waargebeurde feiten, namelijk de instorting van de Roosburggroeve in Zichen in 1958, schetst de auteur de gebeurtenissen van toen en nu vanuit wisselend perspectief. Doorspekt met culinaire gegevens serveert ze het levensverhaal van de familie Werner als het ware als een volledige en exquise maaltijd, waarvan de lezer alleen maar kan genieten. Geleidelijk aan verbindt ze in een fijne en vlotte stijl een stukje Vlaamse lokale geschiedenis - het leven in Limburg in de jaren vijftig - met de achtergrond van de champignonkweek en het leven van een man die in je eigen familie zou kunnen voorkomen. Met de typische menselijke kenmerken als liegen om bestwil, het verleden proberen aan te passen aan wat je zelf het beste uitkomt, of zelfs helemaal proberen te verdringen. De waarheid die de leugen uiteindelijk altijd achterhaalt, is hier verrassend en verpletterend. Leuk detail: de auteur biedt de lezer op het einde nog een ‘ander’ einde aan, te lezen op haar website. Of hoe diverse ingrediënten een maaltijd of, uitvergroot, zelfs een leven op verschillende wijze kunnen bepalen. Margot Vanderstraeten is niet aan haar proefstuk toe. Dat ze kan schrijven bewijst ze met Mise en place nog maar eens een keertje. Een echte smaakmaker.
[Joke Depuydt]
| |
Poëzie
■ Charles Ducal
Toegedekt met een liedje. Gedichten. Atlas, Amsterdam, 2009, 84 blz., 16, 50 €
In 2006 keerde Charles Ducal, na een hardnekkige writers block en een periode van acht jaar waarin de gewaardeerde dichter geen poëzie meer liet verschijnen, terug op het literaire forum met de fel gesmaakte bundel In inkt gewassen. Ducal liet in die bundel de strakke vormen ietsjes los, maar bleef wel nog steeds herkenbaar als Ducal. Alleszins betekende deze publicatie een nieuwe adem, want nu legt de dichter een nieuwe behoorlijk lijvige bundel voor: Toegedekt met een liedje. Die ligt in het verlengde van zijn voorganger en heeft dus alles om het publiek opnieuw te bekoren.
Het basisconflict in deze bundel is een bekend thema in Ducals oeuvre: de kloof tussen leven en schrijven. Veelvuldig stelt de dichter zich de vraag wat het allemaal voor zin heeft, of de poëzie niet afleidt van het echte leven en wat de dichtkunst zoal vermag. Deze schrijver heeft duidelijk een haat-liefde-verhouding tot de literatuur, want enerzijds doet hij maar schamper over zijn geschrijf, anderzijds gelooft hij er ook sterk in (daarvan is de bundel natuurlijk het beste bewijs). Alleszins beseft hij dat hij anders moet gaan schrijven, meer werkelijkheid in zijn verliteratuurde leven binnen laten. Het stereotiep van de vergeestelijkte dichter, daar wil Ducal vanaf. Hij verzet zich in de eerste cyclus, gewijd aan de vrouw, nadrukkelijk tegen elke vorm van romantiek en in de poëticale reeks ‘Onder dit spreken’, waarin hij de techniek van zelfverkleining toepast, pleit hij voor een aardsere, lichamelijke literatuur. Dat resulteert in ‘School der pornografie’, een pastiche op Gorters ‘School der poëzie’. In het verlengde van zijn gedichten over pornoster Lolo Ferrari schrijft hij nu gedichten over internetporno. Indringend weet hij de fascinatie over te brengen, maar hij beschrijft ook het afstompende effect en de droefheid die deze sprookjes voor verdorven kinderen met zich meebrengen. Zo toont de dichter zijn ware gelaat: onder het kunstige oppervlak van het gedicht schuilen even perverse verlangens als bij iedereen, ze worden enkel ‘toegedekt met een liedje’. De dichter wordt in deze bundel dus meer mens(elijk) en dat blijkt ook uit de laatste gedichten, die allemaal over vergankelijkheid en dood gaan. Daar krijgt het gedicht de functie van een liedje om mee te gaan slapen, maar dan voorgoed.
[Carl De Strycker]
| |
■ Willem van Toorn
De hofreis. Querido, Amsterdam/Antwerpen, 2009, 64 blz., 16,95 €
In De hofreis reist Willem van Toorn doorheen seizoenen, langs steden, tussen muziekstukken, tot voorbij de taalgrens en over water tot hij terug thuis raakt. De eerste twee cylci, La cité ideale en Die kunst der fuge, werden geschreven op uitnodiging van debatcentrum De Rode Hoed en verschenen al eerder in bundels vergezeld van litho's en houtsneden. De reis ondergraaft er de inferioriteit van de taal ten opzichte van de wiskunde, de architectuur en de muziek. ‘Wij zijn nog familie’, zegt de noot tegen het woord, maar: ‘ik dan wel van de rijke tak’. Zonder verpinken biedt het woord wederwoord: ‘zonder het woord noot/was jij allang dood.’ De confrontatie van de rationeel-filosofisch concipieerde stad met de lage, alledaagse menselijkheid is alomtegenwoordig. Van Toorn gebruikt het beeld van lijnen om de hitsige liefde van de architecturale stad te scheiden, het kwade van het goede, de lage smeerlapperij van de verheven harmonie, de fuga als ongedwongen klankspel van de fuga als strenge muziekvorm. Jammer dat de dichter de betoverende en tegelijk tastbare suggestie van dit eerste deel niet kan volhouden in de drie laatste cycli, die veel minder samenhangend en van beduidend lagere impact zijn. Enkel de slotcyclus De hofreis centreert nog rond het sterke uitgangspunt van vertrek, reis en thuiskomst, maar is ook minder overdonderend dan de inzet. Het laat zich voelen dat van Toorn voor De hofreis poëzie heeft verzameld die voor verschillende gelegenheden en bij uiteenlopende kunstprojecten werden geschreven, waardoor enkele schitterende gedichten soms verloren tussen de lijnen zakken.
[Elly Simoens]
| |
Discotheek
■ Joseph Jongen / Georges Lonque
Suite pour piano en forme de sonate, Tableaux d'une chambre bleue e.a.; Hans Ryckelynck, piano; In Flanders' Fields vol. 49; PHAEDRA 92049.
Al behoren Luikenaar Joseph Jongen (1873-1953) en Gentenaar Georges Lonque (1900-1967) niet tot dezelfde generatie, toch vertoont hun oeuvre een aantal gemeenschappelijke trekken. Beiden waren ze duidelijk onder de indruk van het impressionistisch kleurenpalet en de harmonische rijkdom van het werk van Debussy, Ravel en Fauré; beiden gingen ze hun eigen gang zonder zich al te druk te maken over modes, trends en nieuwigheden; beiden hielden vast aan klassieke vormschema's; beider werk munt uit door een brede lyriek. Maar, in functie van de expressie, durft Lonque in bescheiden mate wel iets ‘moderner’ harmonieën aan.
Van Jongen speelt Hans Ryckelynck in deze opname de Suite pour piano en forme de sonate op. 60 (1918) en de Sonatine op. 88 (1929); van Lonque enkele heerlijke miniaturen: Tableaux d'une chambre bleue op. 43 (1952), Nuit d'automne op. 11 (1929), Nocturne op. 45 (1955), Danse espagnole op. 10 (1929), Danse mauresque op. 29 (1942) en Violier op. 42(1952).
Stuk voor stuk zijn het pareltjes; het ene instrumentaaltechnisch al wat complexer dan het andere; sommige ervan lijken te zijn geschreven met pedagogische bedoelingen, andere zijn nadrukkelijker concertant. Een mooie verzameling van Belgische pianomuziek is het alleszins. Een mooi vertolkt ook: kleur- en sfeervol, broos en gracieus, helder en pittig geritmeerd waar nodig. Om met volle teugen van te genieten.
[Jaak van Holen]
| |
■ Bruno Vansina
Nirvana Bonus and the Demons of Shame. Audiocd, 56 min., productie Bruno Vansina, opname Renaud Houben, mix Pierre Vervloesem, RAT Records RAT011, www.ratrecords.biz, 2009.
Bruno Vansina (ss, as, fl, kb, v) staat bij het jazzpubliek vooral bekend als lid van het WG Trio, waarmee hij tot vandaag twee cd's en één dubbel-cd uitbracht. Met Nirvana Bonus and the Demons of Shame komt hij voor het eerst met een cd onder eigen naam naar buiten. Hij wordt erop bijgestaan door Gilles Mortiaux (gt, v), Peter Vandenberghe (kb), Pierre Vervloesem (b, v) en Teun Verbruggen (dr). Het is een cd waarmee Vansina in elf door hemzelf geschreven songs en instrumentaaltjes lijkt te mikken op de luisteraars van Studio Brussel. ‘What's wrong with you’, het beresterke openingsnummer, zou het alvast goed doen op de radiozender. Het is een compacte rocksong die niet had misstaan op het album No More Heroes van The Stranglers. Een herhaalde reeks ‘lalala's’ en een verschroeiende saxsolo geven aan het nummer echter een onconventionele draai. En die aanpak is kenmerkend voor de hele cd, die een bonte mix van stijlen bevat: rock, jazz, pop, funk, impro, noise, enz. Gecontroleerde waanzin lijkt het motto van de groep. ‘Music is my game and I'm a singing man’ klinkt het dan ook ironisch op het groteske, met tekenfilmstemmetjes doorspekte ‘Nirvana Bonus’, dat zo uit de grillige maar geniale koker van wijlen Frank Zappa had kunnen komen. Diens muzikale en tekstuele invloed is trouwens in wel meer nummers hoorbaar. Het pleit dan ook voor een jazzmuzikant met naam als Bruno Vansina dat hij eindelijk de cd heeft durven te maken die blijkens de begeleidende perstekst al lang in zijn hoofd zat. Een cd waarop hij uiteenlopende stilistische invloeden verwerkt tot een homogeen klinkende mengvorm met een hoog nonsensgehalte, die zowel op de lachals op de beenspieren werkt.
[Patrick Auwelaert]
|
|