Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 3 (1873)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 3
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.50 MB)

Scans (366.30 MB)

ebook (3.36 MB)

XML (1.18 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 3

(1873)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 305]
[p. 305]

Poëzie,

I.
De koffie.
Aan Mevrouw Hendrik Conscience.

 
In 't Oostenland zijt gij geboren,
 
In 't zonnig, weeldrig Oostenland;
 
ô Koffie, kostelijke plant,
 
ô Koffie uitverkoren!
 
***
 
Opgelet!
 
Wij hebben hem zelf op het vuur gezet,
 
En eerst de boonen uitgekozen,
 
En langzaam en langzaam da trommel gedraaid,
 
De nijdige blakende vlammen gepaaid,
 
Bij pozen.
 
Daar rolt hij nu glanzend en bruin uit zijn kluis;
 
En rookend,
 
En smokend,
 
Vervult hij met bals'mende geuren het huis.
 
 
 
Tokkelend, pakkend,
 
Brokkelend, knakkend,
 
Draait de molen, spuwt en spat;
 
Krakend,
 
Wrakend
 
Onder 't rad.
 
't Boontje keert zich,
 
't Boontje weert zich.
 
't Boontje woelt zich,
 
't Boontje voelt zich
 
Moe en mat;
 
Maar het wordt er, klein of grof,
 
Dra tot gruis en stof.
[pagina 306]
[p. 306]
 
Luistert!...
 
'k Hoor daar buiten zingen.
 
Zacht, geheimvol is de stem;
 
Zij heeft kracht noch klem,
 
En nogtans ik voel ze dringen
 
Door mijn oor in 't harte mijn,
 
Als de zang van 't vogelijn
 
In de lente...
 
 
 
Maar neen! - wat ik hoor
 
't ls de moor, 't is de moor,
 
Die zijn liedje daar neurt;
 
En mischend
 
En bruischend
 
Daar brobbelt het water en roept: ‘'t is mijn beurt!’
 
 
 
ô Ja! nu opgepast!
 
Den ketel vast,
 
En 't kokend water wèl gegoten;
 
En dan uit 't kopje blank en net,
 
Gereed daar op den disch gezet,
 
Den kostelijkeu drank genoten!
 
 
 
ô Nat! met bruin en goud gekleurd,
 
ô Nat! dat zoo bedwelmend geurt
 
En onzen geest naar 't Tooverland kunt mennen;
 
Och!
 
Weet ge, weet ge nog
 
Wanneer ik u heb leeren kennen?
 
't Was in mijn jeugd,
 
Vol lust en vreugd
 
Ontwaakte in mij een nieuwe leven
 
En nu, o zoete, warme drank,
 
Mijn droomen zijn voorbij zoo lang;
 
Maar gij, gij zijt mij trouw gebleven!
 
 
 
Hoe dikwijls hebt gij door uw macht
 
Mij 't grievend harteleed verzacht?
 
En in uw kronkelende walmen
 
De zoetste en streelendste aller galmen
 
Uit 't Dichterrijk mij meêgebracht.
 
 
[pagina 307]
[p. 307]
 
Ik heb zoolang alleen geworsteld en gestreden!
 
En, arm en onbekend, zoo meen'gen hoon geleden
 
In twijfel, wanhoop, ziel- en lichaamssmart!
 
 
 
En als de moedloosheid mij 't hoofd en 't hart kwam drukken,
 
Dan kwaamt gij ook mij 't folterend gedacht ontrukken,
 
Verlichtet mij den geest, verkwiktet mij het hart.
 
 
 
En dan, in 's werkmans schaam'le woon,
 
Hoe zuinig steeds en toch hoe schoon
 
Staat ge op den blanken disch te prijken!
 
Verbergt hem zijnen naakten nood
 
En weekt het 't duur gewonnen brood
 
En geeft het beet'ren smaak dan 't feestmaal van de rijken...
 
Daar snelt het talrijk kroost en komt van oost en west;
 
En ieder kiest zijn kom, - in 't kopje smaakt het best,
 
 
 
Waarin men iedren dag mag smullen.
 
De moeder komt de kopjes vullen,
 
En snijdt van 't brood voor ieder zijn bescheed.
 
De stukken zijn wel dik, de boter dun gebreed.
 
Maar 't is voor allen zóó; en niemand zou het wagen
 
Van ovér 't sober maal te klagen;
 
ô Neen! want ieder maaltijd is een feest.
 
 
 
En gretige kijkers, en blinkende tanden
 
En rozige lippen en poezele handen
 
Het grijpt en het bijt, lonkten smakt om het meest.
 
 
 
En tot de laatste beet laat men geen kruimel vallen...
 
Dan staat men op en 't jongste kind van alle
 
Heft vroom de handekens te gader
 
En leest een dankbaar ‘Onze Vader.’
 
***
 
ô Zoete plant, gezaaid, geboren
 
In't zonnig weeldrig Oostenland!..
 
ô Wees gezegend, dierbre plant.
 
ô Koffie uitverkoren!
 
 
 
Thourout 17 Januari 1872.
 
G. Antheunis.
[pagina 308]
[p. 308]

II.
Klauwaartsliederen (1303).

I.
Wat walsch is valsch is!
 
Zòò, tusschen Frankrijks kerkerwanden.
 
Zoo klinkt de jammerlijke klacht
 
Van Gwijde en van zijn duurb're panden.
 
Door 't snoodst verraad in 't net gebracht.
 
Zòò briescht de leeuw en schudt de keten,
 
Op zijnen fieren nek gesmeten: -
 
Zòò zuchten wij,
 
En vloeken 's vreemd'lings dwinglandij
 
Wat walsch is valsch is.
II.
Slaat al. dood!
 
Vrijheidhaters, volksverdelgers,
 
Beulen, bloed- en tranenzwelgers,
 
Muntvervalschers, giftbereiders,
 
Slaat al dood!
 
Bastaardzonen, geestverleiders,
 
Lafaards, eer- en plichtversmaders,
 
Broedermoorders, land verrader,
 
Slaat al dood!
III.
Vlaanderen den Leeuw!
 
Triomf! zijn keien is verbroken,
 
De smaad hem aangedaan, gewroken!
 
Triomf! op Vlaandrens krijgsbanier
 
Verheft hij 't hoofd weêr vrij en fier!
 
Wij zullen hem getrouw bewaken.
 
En wee de hand die hem zal raken!
 
Wij slaan haar neder met den schreeuw:
 
Vlaanderen den Leeuw!
 
 
 
Vracene.
 
Dr J.A. Peeters.
[pagina 309]
[p. 309]

III.
Speel, leer, werk!
Een dichtje voor de jeugd.

 
Speel, mijn lieve kindekijn,
 
In den warmen zonneschijn:
 
Loop en spring,
 
Juich en zing
 
Vrank en vrij,
 
Vroolik, blij,
 
Wijl gij thans nog voor geen morgen
 
Hoeft te zorgen.
 
 
 
Knaapje, leer met lust en vlijt,
 
Doe steeds alles op zijn tijd;
 
Leer de deugd
 
In un jeugd.
 
Vluchtt he kwaad; -
 
Vroeg of laat
 
Zult gij dan gelukkig wezen,
 
Ook na dezen.
 
 
 
Jongling, neem uw werk ter hart,
 
Wilt gij later schand noch smart
 
Op uw' baan;
 
Wees voortaan
 
Vroom en koen
 
In uw doen:
 
't Zal u heil en voorspoed geven
 
In uw loven.
 
 
 
Elewijt, 1872.
 
Lod. Bosmans
[pagina 310]
[p. 310]

IV.
Een lesje aan Louise.

 
Wees nu aandachtig klein' prinses.
 
'k Geef in 't vervoegen u een les;
 
Pas op, ik ga beginnen.
 
Gewis gij leert het ras en goed,
 
Hoe men een woord vervoegen moet:
 
Ik min, gij mint, wij minnen.
 
 
 
Een tweede werkwoord volgt weldra.
 
Ik zeg 't u voor, gij doet mij na;
 
Beproef het ondertusschen...
 
Vast dat ge er gunstig van getuigt;
 
Ziehier hoe men dit woord verbuigt:
 
Ik kus, gij kust, wij kussen.
 
 
 
'k Besluit met nog een enkel woord,
 
't Gebeurt in ieder wereldoord,
 
Gij moogt het wel onthoûen;
 
Het zet de kroon op 't gansche werk,
 
Als men zijn liefje voert ter kerk:
 
Ik trouw, gij trouwt, wij trouwen.
 
 
 
Antwerpen.
 
Jozef.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Gentil Antheunis

  • Jan Alexander Peeters

  • L. Bosmans

  • Jozef

  • over Hendrik Conscience


datums

  • 17 januari 1872