Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 3 (1873)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 3
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 3Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.50 MB)

Scans (366.30 MB)

ebook (3.36 MB)

XML (1.18 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 3

(1873)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 394]
[p. 394]

Poëzie.

I.
Aan Antwerpen.
16-20 Augustus 1873.

 
Aloude Stad, vermaard in 's Lands historie,
 
Nóg praalt ge trotsch in Belgie 's stedenrij! -
 
Nóg blijft gij trouw aan duur verworven glorie,
 
En voert ge uw leus als vroeger: ‘vroed en vrij!’
 
 
 
De breede Scheld' die langs uw veste kabbelt
 
Of heftig woelt, wanneer het noodweer daagt,
 
Draagt nóg den schat, waaraan wel wangunst knabbelt,
 
Maar wier geluk, neen! nooit wordt weggevaagd! -
 
 
 
Schier elke straat herinnert trotsche namen,
 
In 't Boek der kunst, der lettren hoog in eer;
 
En wie van 't Noord vol geestdrift tot U kwamen,
 
Metaal en steen spreekt hun van 't schoon Weleer!
 
 
 
Al aarzlend valt de pen uit 's dichters vingren,
 
Als voor zijn geest die reeks van namen rijst
 
En hij een krans rond enkler kruin wil slingren,
 
Waar aller roem op 't hoogste Pairschap wijst. -
 
 
 
Hij duizelt, droomt van overoude tijden:
 
Van gildekracht, van burgertrouw en moed,
 
Van bangen nood, van lijden en van strijden
 
Om 't dier kleinood, der vrijheid hoogste goed.
 
 
 
Hij ziet den stoet van mannen saamgekomen,
 
Banier en vaan aan 't hoofd der bonte rij,
 
Met trom en tromp naar 't ruime marktveld stroomen:
 
Een krachtvol deel der kloeke burgerij.
 
 
 
Hij ziet..... Maar, neen! geen droom doet dat ontwaren
 
Door beeld en spraak slechts vluchtig opgewekt -
 
't Is werklijkheid waarop zijn oog mag staren,
 
Die thans zijn blik naar al dien luister trekt. -
 
 
[pagina 395]
[p. 395]
 
't Is werklijkheid, die Antwerp's stad als hulde,
 
Den vreemdling.... neen! der moedertale biedt,
 
Wier zoete klank steeds Zuid en Noord vervulde,
 
Die van der jeugd ons van de lippen vliet;
 
 
 
De moedertaal, aan elken Nederlander
 
Het heiligst pand, hoe soms vertrapt, vertreên;
 
Maar die vol kracht als onverwrikbre stander,
 
Den landzaat toch, als thans, wéer voert tot één.
 
 
 
Geen dwang kent 't Noord - maar blijft den moed waardeeren
 
Dier eedle reeks, die kloek in 't harnas blijft,
 
En lotbeschik en tegenstand braveeren,
 
Zoolang dier Taal geen volle recht beklijft.
 
 
 
Aloude stad! voorheen zoo nauw verbonden
 
Aan 't Noord, dat thans U zijn erkentnis biedt
 
Voor 't gul onthaal, zoo hartlijk ondervonden -
 
Dat Noord vlecht u een krans vergeet mij niet!
 
 
 
Zij gaan voorbij de schoonste feestlijkheden
 
Met al heur pracht, heur praal, haar goud en gloed,
 
Zij gaan voorbij - zij zinken in 't Verleden, -
 
Maar duurzaam blijft de dank van 't warm gemoed!
 
 
 
J.C. Altorffer.
van Middelburg (Zeeland).

II.
Nederland staal.
Ter gelegenheid van het XIIIde Taal- en Letterkundig Congres. 16-2) Augusti.

 
Dat niemand, wie het zij, in ijdlen trots moog wagen
 
Om Neerland's schoone taal in 't strijdperk uit te dagen,
 
Haar kracht, haar glans, haar gloed zijn de eeuwen door vermaard,
 
En waar aan 't Zuiderstrand de zoele windjes suizen
 
En waar aan Noordsche kust de ruwe stormen bruisen,
 
Dààr kent men Neerland's taal en acht haar duur en waard.
 
 
[pagina 396]
[p. 396]
 
Helpt allen, wie het zij, gevoelt de hooge waarde,
 
Geen volk met zulk een taal wordt ooit verdelgd van de aarde,
 
Sticht voor de Moedertaal een heilig feestaltaar;
 
Wij kampen voor haar roem, wij strijden voor haar rechten,
 
Europa zal dien strijd in 't licht der zon zien slechten,
 
En lauwer, palm en eik siert Neêrland's heldenschaar.
 
 
 
F.H. De Beer,
van Goes.

III.
Goeden nacht!

 
Kom, lieveken zoet, het wordt nacht,
 
Uw engel wacht;
 
Onder dezes kuische veder
 
Leg uw blonde hoofdje neder.
 
Slaap gerust,
 
's Levens zorgen onbewust,
 
Tot u 't daglicht wakker kust;
 
Zoete liefje, sluimer zacht,
 
Goeden nacht!
 
 
 
Engel-bewaarder van 't schuldeloos kind,
 
Blijf over heur maagdlijke sponde gebogen
 
En open haar morgen de hemelblauwe oogen,
 
Spiegel der ziel die de mijne bemint.
 
 
 
Luister... - indien uwe hoedende beê
 
Een zuchtje, gepreveld op aarde mag storen -
 
Wanneer gij mijn naam van heur lippen mocht hooren,
 
Zend mij op d'adem der bloempjes hem meê.
 
 
 
Engel, al hield ze in een zaligen droom
 
Tot u ook den streelenden arrem geheven,
 
Ach, laat ze in den geest aan mijn zijde gedreven,
 
Engel, wacht zóó tot het zonnelicht koom'.
 
 
 
Antwerpen, 1873.
 
Thoone.
[pagina 397]
[p. 397]

IV.
Zomernacht.

 
Nu zwijgen de vogelkens stil in het loover,
 
Nu rusten ze in 't nestje zoo blijde te moê,
 
En 't dartel zefiertje, dat rusteloos fladdert,
 
Kust streelend de geurige bloemekens toe.
 
Het maantje glijdt zacht langs der heemlen azuurbaan,
 
Waar starrekens wemelen henen en weer.
 
En 't maantjen en de sterrekens liefelijk tintlend,
 
Zij spiegelen zich in het effene meer.
 
Ach, hoe tooverend zacht
 
Is de zomernacht,
 
Die bronne
 
Van zoete wonne!
 
 
 
Hier zoen ik mijn lieveken onderde linden
 
Waar 't zilveren maanlicht het loover doorspeelt,
 
Hier zingt ze aan den oever van 't suizende beekje
 
Haar minnaar een lied dat het harte mij streelt,
 
Een liedje van liefde, van hemelsch genoegen,..
 
Hoe klopt ons het harte van zalig genot!
 
We droomen te zamen aan 't heil van de toekomst,
 
Die eeuwig op aarde vereenigt ons lot.
 
Ach, hoe zoet is die droom
 
Is die liefdedroom,
 
Die bronne
 
Der zoetste wonne!
 
 
 
Oostende, 1872.
 
Jozef Hamers.

V.
Uw naam.
melodie.

 
Wen 't avondwindje ritselt in de boomen
 
En 't zilverlicht der maan door 't loover lacht,
 
Zit ik alleen, van u alleen te droomen,
 
Lief kind, dat mijner ziel vertroosting bracht,
 
Dan hoor ik in der blaadren zacht gerucht
 
Een zoete stem, die uwen naam mij zucht.
[pagina 398]
[p. 398]
 
Wen soms een feest mij wenkt in vreugdezalen,
 
Waar praal en pracht, muziek en dans ons streelt.
 
Waar 't schoon geslacht wil om het schoonste pralen
 
Mij is 't daar koud; die vreugdegalm verveelt.
 
Toch hoor ik soms nog in dat woest gerucht
 
Een zoete stem, die uwen naam mij zucht.
 
 
 
Wen diepe smart mijn arme ziele kluistert
 
Die d' ondergang van vele hoop beweent,
 
Als moedloosheid mijn levenszon verduistert
 
En mijn gefolterd hart te breken meent,
 
Hoor ik een stem... de donkre wanhoop vlucht,
 
Een zoete stem... die uwen naam mij zucht.
 
 
 
's Gravenhage.
 
J.A. De Bergh.

VI.
De shah van Persiën.

 
Men zegt: er heeft een Vorst uit heimlike Oosterlanden,
 
Europa's grond betreên, omringd van Oosterpracht:
 
Hij strooit op zijnen weg het goud met milde handen,
 
Europa's vorstendom is hem een eerewacht.
 
 
 
Hij wordt begroet, gevierd, aanbeden allerwegen,
 
En eerbiedvolle hulde alom wordt hem gebrocht:
 
Europa's volk buigt neer en juicht hem driftig tegen;
 
Zijn gansche lange baan is ééne zegetocht...
 
 
 
Maar ook verneemt men soms vreesachtig een gefluister,
 
Het wil dat al die pracht, die vorstenglans, die luister,
 
Gekocht zijn met der volken nood;
 
 
 
En, is het zóó, dán Vorst, wat minder diamanten,
 
Wat minder ijdlen praal, wat minder lijftrawanten, -
 
Maar spaar uw volk den hongerdood!
 
 
 
Antwerpen, 1873.
 
V.A. Dela Montagne.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Johan Coenraad Altorffer

  • Fred de Beer

  • Jacobus Adrianus de Bergh

  • V.A. dela Montagne

  • Thoone

  • Joz. Hamers