Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 6
Toon afbeeldingen van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 6zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2,59 MB)

ebook (3,37 MB)

XML (1,21 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 6

(1876)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 110]
[p. 110]

Poëzie.

I.
De Genestet herdacht.

 
Met bloemen was des dichters wieg gesmukt,
 
Zijn eerste jeugd nogtans in rouw gedrukt.
 
Alléen stond hij op 's levens donkre baan;
 
Op 't duurbaar oudrengraf droop zijne kindertraan;
 
Maar - op zijn jonglingsbane viel
 
Een zoete troost, als balsem voor zijn ziel:
 
De Poëzie schonk hem de luit,
 
De Liefde, eene aangebeden bruid.
 
 
 
Toen zong de dichter liedren wonderschoon.
 
't Was Mei. Genot en vreugde thans,
 
Gelijk een lentezonneglans,
 
Omstraalden zijne blijde woon.
 
Het zachte wiegje werd gespreid
 
(Der oudren hoop en zaligheid)
 
Voor 't blij verwachtte kroost. En in het huisgezin
 
Daar stroomde Godes milde zegen in.
 
 
 
Helaas! 't geluk verzwond. - De dichter treurt:
 
De wreede dood had hem een kind ontroofd,
 
En ach, de moeder ook werd hem ontscheurd.
 
Nu was zijn heilstar uitgedoofd;
 
Nu zweeg de zanger; en al werd
 
Nog soms als de echo van zijn lijdend hert,
 
Zijn lied gehoord, 't was om op d'asch
 
Van haar te te treuren, die zijn Engel was.
 
Geen troost die thans zijn zielesmart genas;
 
Hij volgt zijn gade in de eeuwigheid. En dàar
 
Brengt hem de Liefde weêr bij haar,
 
Die hem bezielde op aard, toen nog zijn hand
 
De dichtharp stemde voor zijn Nederland.
 
 
 
Vrouwe Van Ackere, geb. Doolaeghe.

Dixmude, 1876.

[pagina 111]
[p. 111]

II.
In mijn huisgezin.

I. Aan mijn Kind.

 
Het zonneken neigt ten Westen,
 
De dag is weder voorbij;
 
Wij groeten voldaan den avond:
 
Kom, lieverd, kom bij mij!
 
 
 
En nu maar gekraaid en gelachen, ja, ja!
 
Wij zitten zoo warm bij den haard, ha, ha, ha!
 
 
 
Wel wrocht ik heden mij moede,
 
Gelijk in den zomer de bie;
 
Toch moogt ge, zonder te dubben,
 
Mij klauteren op den knie.
 
 
 
En nu maar gekraaid en gelachen, ja, ja!
 
Wij zitten zoo warm bij den haard, ha, ha, ha!
 
 
 
Zeg, hebt ge vandaag uwe moeder
 
Gelukkig gemaakt, kind?.. Och!
 
Gelijk uwe moeder, zoolang ge
 
Bestaat, van binnen toch!
 
 
 
En nu maar gekraaid en gelachen, ja, ja!
 
Wij zitten zoo warm bij den haard, ha, ha, ha!
II. Aan mijne Vrouw.
 
Het wintert buiten; het weder is guur,
 
En donker en doodsch is de heele natuur;
 
De stormwind loeit,
 
Maar zal de roze niet deren, die groeit
 
En bloeit in mijn harte.
 
 
 
Voor U bloeit die roze, voor U, die den morgen
 
En nacht met mij groet;
 
Ge deelt ja met mij het zuur en het zoet,
 
Verlicht mij de bange, drukkende zorgen,
 
En troost me in den onspoed.
 
 
 
Gelijk ik U droomde in de droomen der jeugd,
 
Zòò zijt ge mij, vrouw, - eene bronne van vreugd
 
En heil, eene star, die vriendelijk lacht
 
En lonkt in de plechtige rust van den nacht,
 
Vol goedheid en liefde.
 
 
[pagina 112]
[p. 112]
 
En dàarom, lieve, verheug ik mij nu,
 
En prang u verrukt aan den kloppenden boezem;
 
En dàarom ontwellen mij beden voor U,
 
Zoo rein als de bloesem,
 
Die geurt in de lente.
 
 
 
Theodoor Sevens.

Lapscheure, 31 Januari 1876.

III.
St-Martens-toren te Kortrijk.Ga naar voetnoot(1)

 
Weêr rijst gij in de lucht, o reus van onze streken!
 
Wiens spits, door 't hemelvuur werd gansch ter neêr geveld,
 
Die jaren lang uit 't oog van elkeen waart geweken,
 
Maar dank aan 't kunstgevoel, thans heerlijk zijt hersteld!
 
 
 
Gegroet dan, oude vriend! nog mag ik u aanschouwen,
 
U, die zoo vorstlijk fier uw tinne in 't zwerk verheft;
 
Weêr klinkt nog, als voorheen, uw beiaard door de gouwen,
 
In 't klinglend klokkenlied, dat ieders harte treft.
 
 
 
Gij ziet verruklijk uit op onze vruchtbre velden
 
Waar 't blauwgebloemde vlas zoo fijn en welig groeit,
 
Waar bleek- en roterij den vreemden reizer melden
 
Dat hier die nijverheid in vollen luister bloeit.
 
 
 
Trotsch prijkt gij in het oord, dat tuigt van vroeger grootheid,
 
Eens werd uw grond besproeid door 't Vlaamsche heldenbloed,
 
Toen 't volk niet was verlaagd tot bastaardij en snoodheid,
 
En voor zijn vrijheid streed met onversaagbren moed.
 
 
 
Ja, ginder voor uw voet, daar zaagt ge roemrijk sneven,
 
De bloem der ridderschaar van Frankrijks legermacht,
 
Ofschoon zij, voor den strijd, door wraaklust aangedreven,
 
Bespotte 't Vlaamsche heir dat haar den doodslag bracht.
 
 
 
De Keyser maalde op doek den Slag der Gulden SporenGa naar voetnoot(2)
 
Die in 't geschiedboek glanst ter eer van 't Vaderland;
 
Ook de oude Leiestad mag met die zege gloren,
 
't Is in heur gloriekroon de schoonste diamant!
 
 
[pagina 113]
[p. 113]
 
Meld, grijze torenreus, den roem van Kortrijk's zonen,
 
Den roem van 't land, waardoor de lieve Leie vloeit,
 
Dat duurbaar Vlaanderland, waar vrede en welzijn wonen,
 
En Nijverheid, vereend met Kunst en Landbouw, bloeit.
 
 
 
L.F. David.

Kortrijk, 2 November 1875.

IV.
Ik zag heure oogjes glinsteren...

 
Ik zag heur oogjes glinsteren,
 
En was zoo aangedaan,
 
Heur lipjes hoorde ik murmelen,
 
Het harte mij zoo slaan.
 
Steeds droom ik van die blikjes,
 
En... hoor dat mondelijn
 
Mij spottend, tergend fluistren:
 
‘Mijn is uw harte, mijn!’
 
 
 
Al zie ik 't maantje flonkeren
 
In 't glanzend starrenheer,
 
Of 't lieve zontje schitteren,
 
Zich spieglend in het meer,
 
Hoor ik de vooglen zingen
 
In zoete melodij,
 
Niets kan mij meer bekoren. -
 
Zij heeft mijn harte, zij.
 
 
 
Hoor ik de golfjes kabbelen
 
En borlen in den vliet,
 
Of 't blij zefiertje dartelen
 
Door 't ruischend oeverriet;
 
Ja, ademt alles, alles
 
Genot en poëzij,
 
Mij kan 't geen lust meer baren, -
 
Zij heeft mijn harte, zij!
 
 
[pagina 114]
[p. 114]
 
Zie ik de liefde blikkeren
 
In 't oog van 't lieve kind,
 
Die ik soms, bij mijn wandelen
 
Langs 't eenzaam veldpad vindt,
 
Ofwel, op dans- of toonfeest,
 
De gansche maagdenrei,
 
Dàn nog, dan zucht ik heimlijk:
 
Zij heeft mijn harte, zij!
 
 
 
Nic. Theelen.

Hasselt.

V.
Akademische liedeken.

I. - Wt jonsten versaemt.Ga naar voetnoot(1)
 
Door 't zonnelicht der jeugd bestraald,
 
Op, minnaars van het schoone!
 
Naar de Akademie, opdat Kunst
 
Uw zucht naar 't eed'le krone.
 
Zij schenkt het hart een waar gevoel,
 
Verlevendigt de zinnen,
 
En leidt u langs der Kunsten baan,
 
Met roem belaân,
 
De held're toekomst binnen.
 
 
 
Hooger! Hooger!
 
Der jeugd het betaamt.
 
Te stijgen door kunsten
 
‘Wt jonsten versaêmt.’Ga naar voetnoot(2)
 
 
 
Zooals de taal die moeder spreekt,
 
Het zintuig is der rede,
 
Zóó blijft der vadren kunst altijd
 
Een weeldrige oogst van vrede.
 
 
[pagina 115]
[p. 115]
 
Geen overdreven zwetserij
 
Op 't roemrijk grootsch verleden; -
 
Getoond, door eigen werk vermaard,
 
Vol eigen aard,
 
Wat wij nog kunnen heden!
 
 
 
Hooger! Hooger!
 
 
 
Op! zonen van dat arme volk,
 
Zoo rijk aan martelaren
 
Der kunsten, die het menschdom steeds
 
Verrukt staat aan te staren.
 
Vooruit! uw rol in 't tranendal
 
Is 'tzeifde nog gebleven.
 
En wordt u brood en eer ontroofd,
 
Geen hoop verdoofd,
 
Maar 't feestlied aangeheven:
 
 
 
Hooger! Hooger!
 
De basterds beschaamd,
 
Gestegen door Kunsten
 
Wt jonsten versaêmt.
II. - Ons Feestlied.Ga naar voetnoot(1)
 
Den zwoegenden geest eens bij poozen verluchten,
 
Door lachen en zingen, de hemelsche zuchten,
 
Door rooken en drinken, die helsche gezellen,
 
Die ijver en studie met vroolijkheid kwellen!
 
Wie 't drinken, 't rooken, 't zingen haat
 
Of 't schertsen niet verstaat,
 
Verlaat
 
Den tempel der Vreugd!
 
Hij kan zijn haar en vlas maar kleuren,
 
En met de grijsheid smachtend treuren;
 
Want kort is de jeugd.
 
 
[pagina 116]
[p. 116]
 
Wij drinken 't aloude frisch bier uit het Noorden;
 
Ons zingen moet Vlaamsch zijn van taal en akkoorden.
 
Wij lachen, wij schertsen, we heek'len met reden
 
Verbasterde kunsten, verbasterde zeden.
 
Wie taal èn kunst èn zeden haat,
 
Of van verbastring praat,
 
Verlaat
 
Den tempel der Vreugd!
 
Hij kan naar vreemde kunst zich tooien,
 
Als slaaf naar vreemde grillen plooien...
 
Te kort is de jeugd!
 
 
 
Geen makkers die, treurend, aan mumies gelijken,
 
Of die Esculapus' discipels verrijken;
 
Maar makkers vol leven, de toekomst behoorend,
 
Alleen aan de Waarheid en Rede zich stoorend.
 
Wie ziel en geest en wilskracht heeft,
 
Of naar Vooruitgang streeft,
 
Herleeft
 
In den tempel der Vreugd.
 
God schenk' hem liefde als levensrente,
 
De Kunst vereeuwig' zijne lente,
 
Vereeuwig' zijn jeugd!
 
 
 
L. Nauwens.

Antwerpen.

voetnoot(1)
Ten deele door het bliksemvuur in 1862 vernield en in 1875 heropgebouwd.
voetnoot(2)
Bekend schilderstuk in het Museum van Kortrijk.

voetnoot(1)
Getoonzet door Jan Blockx.
voetnoot(2)
Zinspreuk uit het Wapen der Antwerpsche Akademie.
voetnoot(1)
Getoonzet door Em. Wambach.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Maria Doolaeghe

  • Theodoor Sevens

  • Leonard-Frans David

  • Nicolaas Theelen

  • L. Nauwens

  • over P.A. de GĂ©nestet


plaatsen

  • Kortrijk


datums

  • 1876

  • 31 januari 1876

  • 2 november 1875

  • 31 januari 1876

  • 2 november 1875