Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 6 (1876)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 6
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 6Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.59 MB)

ebook (3.37 MB)

XML (1.21 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 6

(1876)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 351]
[p. 351]

Poëzie

I.
Tasso's laatste dagGa naar voetnoot(1)

Een romein.
 
Wie is hij die in 't enge klooster
 
daar op dit bed van smarten ligt?
Een monik.
 
't Is Tasso, die eens gansch Itaalje
 
Verrukte door zijn grootsch gedicht.
Een romein.
 
Hoe hol en beendrig is zijn schedel!
 
hoe aaklig bleek dit aangezicht!
 
Is 't hij, der dichtren vorst weleer?
 
Ach, men herkent in dit geraamte
 
dien genialen geest niet meer!
Romeinen (buiten).
 
Komt! gaan wij hem sieren
 
met frissche lauwrieren,
 
den zanger van Jerusalem!
 
Komt! gaan wij hèm kronen,
 
wier godlijke tonen
 
't land roem verwierven. Eer aan hem!
 
Oh, mocht onze dankbare hulde
 
de smarte verjagen,
 
die immer zijn treurige dagen
 
vervulde!
[pagina 352]
[p. 352]
Tasso.
 
Ik hoor den Dood mijn veege sponde naderen;
 
'k voel reeds het drukken zijner koude hand:
 
Stolt mij de laatste droppel bloeds in de aderen?
 
Verlamming heeft mijn zielskracht overmand...
 
Ach! heden moest ik, Dichter, zegepralen! -
 
en heden nog zal ik ten grave dalen.
Romeinen.
 
Thans lacht u toe èn roem èn vrijheid,
 
o zangrenvorst!
 
Doordringe levenslust èn blijheid
 
uw eedle borst!
Een monik.
 
Blijheid, kan hij die nog smaken?
Een romein.
 
Wie nog voelt het heilig kunstvuur blaken
 
in den geest, bestaat en is en leeft;
 
licht voelt hij nog 't minnend hart verjongen,
 
wen een glim van vreugd zijn ziel doorzweeft,
 
met het bloed hem de aadren ingedrongen.
Romeinen.
 
Oh, mocht onze dankbare hulde
 
de smarte verjagen,
 
die immer zijn treurige dagen
 
vervulde!
Moniken.
 
Groote Heer! zie gunstig neder
 
op uw dienaar, kampend met den dood!
 
Roept Gij thans hem tot u weder,
 
eeuwig leev' hij in der heemlen schoot!
 
Groote Heer! zie gunstig neder!
Tasso.
 
Ach! sterven, is 't niet zegevieren?
 
Of schonk mij de aard zooveel genot
 
dat ik zou vreezen 't stervenslot?
 
Geen lauwer zal mijn voorhoofd sieren;
 
maar ginds aan de overzij van 't graf
 
hervind ik al de duurbren weder
 
die 'k heb bemind... Vorstinne teder,
 
die God mij in zijn liefde gaf,
 
helaas! in 't bloeien van uw leven,
 
deed u de duistere afgunst sneven;
[pagina 353]
[p. 353]
 
Lenora, ginder bij den Heer
 
bloeit voor ons de levenslente weêr!
Romeinen (binnentredende).
 
Wat treurige zangen
 
ontwellen zijn hart!
 
Ach, voelt hij weer 't prangen
 
der nijdige smart?
Tasso.
 
Mijn adem wordt banger;
 
'k kan nauwelijks spreken:
 
Mijn leden verstijven,
 
Mijn hart schijnt te breken.
 
Daar treft ge mij schielik,
 
o schimmen der dood!
 
Lenora... geliefde...
 
ontvang me in uw schoot!...
Moniken.
 
Heer, o Heer! daar ligt hij neder,
 
Krachtloos, overwonnen door den dood:
 
Ach, ge riept hem tot u weder!
 
Dat zijn' zlel moog rusten in uw schoot!
 
Heer, o Heer! wij knielen neder!
Romeinen.
 
Wat doodsche gezangen
 
doorschallen 't gebouw!
 
Gevoelt hij weêr 't prangen
 
van leed en van rouw?
 
Doch neen... ach! de dood sloeg voor immer
 
den kunstrijken dichter ter neêr!
 
Wij hooren voortaan noch aanschouwen hem nimmer:
 
Italie bezit thans zijn Tasso niet meer!...
Allen.
 
Hij stierf en zal toch nimmer sterven;
 
want wie, door eedlen kunstgeest, kan
 
onsterfelijken roem verwerven,
 
is eeuwig een onsterfelijk man.
 
Vrij moog' de ziel het Heilig Rijk doorzweven,
 
zijne asch in 't somber rijk der Dood,
 
daar rusten in der aarde schoot,
 
toch zal hij eeuwig in zijn zangen leven.
 
 
 
Leonard Buyst.

Rijsel, October 1872.

[pagina 354]
[p. 354]

II.
Het vrouwen-oog.

 
Diamanten en robijnen,
 
Hoe hun glans ook schittren moog',
 
Zien hun luister snel verdwijnen
 
Voor den gloed van 't vrouwen-oog.
 
't Glinstrend goud
 
Laat ons koud,
 
Als we in 't lieflijk oog der vrouwe
 
Lezen van onkrenkbre trouwe;
 
Als 't ons, met verheven zin,
 
Spreekt van liefde en zoete min.
 
 
 
Schenkt natuur een schat van bloemen
 
Enkel in haar hoogtijdsuur,
 
't Oog van haar, wier kracht wij roemen,
 
Schenkt een bloemenschat vol duur.
 
't Vrouwen-oog
 
Roept ze omhoog -
 
Schept een lusthof, waar de rozen
 
Zoet ontluiken, heerlijk blozen;
 
Waar een lieve lentelucht
 
Droomen doet van zoet genucht.
 
 
 
Pracht en rijkdom varen henen,
 
Als op d'adem van d'orkaan;
 
Maar 't geluk is niet verdwenen,
 
Blijft de Liefde bij ons staan.
 
Vrouwenmin,
 
Zoet van zin,
 
Zalft de wonden ons geslagen,
 
Doet het leed ons willig dragen;
 
Heil dan wie zich spieglen moog'
 
In een lieflijk vrouwen-oog!
 
 
 
A.C. Altorffer.

Middelburg.

[pagina 355]
[p. 355]

III.
Bemoediging.

 
Droevig zweven
 
Door het leven,
 
Altijd streven
 
Naar geluk;
 
Ach! 't is henen,
 
Lang verdwenen,
 
Broedren, ieder draagt zijn juk.
 
 
 
Jongelingen,
 
Blij we gingen
 
Onder 't zingen
 
't Leven in;
 
Wij betrachtten
 
En verwachtten
 
Vrijheid, vrede, broedermin.
 
 
 
En we vonden
 
Te allen stonden
 
Ziele-wonden,
 
Wraak en haat; -
 
't Goed vertreden,
 
't Kwaad geleden,
 
Onrecht, afgunst, eigenbaat.
 
 
 
't Deed ons beven;
 
Toch we bleven
 
Immer streven
 
Naar de deugd.
 
Englen daalden
 
En verhaalden:
 
Deugd is slechts bij God verheugd.
 
 
 
En dàn vielen
 
Van ons zielen
 
Onder 't knielen,
 
Banden neêr.
 
Want we zagen
 
Glansend dagen
 
't Licht der Hope... Dank, o Heer!
 
 
 
Alfons Dekkers.

Antw., 1 Nov. 72.

[pagina 356]
[p. 356]

IV.
Hulde aan Mej. Catharina BeersmansGa naar voetnoot(1).

 
Gegroet, gij bloem uit Vlaandrens dreven,
 
Gegroet gij kind van Belgiës grond!
 
Gun dat een zoon van Neerland's Noorden,
 
Zij 't ook in kunstelooze woorden,
 
Uw lof als kunst'nares verkond'!
 
 
 
Gegroet gij, die met Uw talenten
 
Het harte treft, de ziele roert;
 
Gij doet de fijnste snaren trillen,
 
Gij doet ons beurt'lings gloeien, rillen,
 
Terwijl Uw spel tot geestdrift voert.
 
 
 
Gij zult niet vragen wie U huldigt,
 
De stand vormt niet den mensch, niet waar?
 
Wien 't ernst is met het goede en scho-one,
 
Dat hij U zijn bewond'ring toone,
 
U priesteres der kunst verklaar'.
 
 
 
Gegroet, gegroet dan, Kunst'naresse!
 
Ik bied mijn hulde U ned'rig aan;
 
Laat altijd Uw talent dan strekken
 
Om liefde tot de deugd te wekken,
 
Om 't schoone en goede voor te staan.
 
 
 
Verruk ons vaak nog door de gaven,
 
Die U natuur zoo kwistig schonk;
 
Men zal van U in later dagen
 
Ook hier, als van een ster gewagen,
 
Die aan den Helder schitt'rend blonk.
 
 
 
Vaarwel! als gij straks heen zult trekken
 
Naar andere oorden, naar Uw land;
 
Maar wil nog dikwerf tot ons keeren;
 
Weet dat we Uw schoon talent waardeeren
 
Aan Helders ruw, maar gastvrij strand.
 
 
 
X. Stud.

Helder, Juli 1876.

voetnoot(1)
Aanmerking. Torquato Tasso, de onsterfelijke dichter van het wereldberoemd ‘Verloste Jerusalem’, werd den 11sten maart 1544 te Sorrento in Italië geboren, en overleed den 25n april 1595 te Rome in een klooster, op het oogenblik dat men in het Kapitool den grooten zanger ging bekronen. Eenige zijner biografen beweeren dat hij liefdebetrekkingen had met prinses Leonora, zuster van Alfonso, hertog van Ferrara. Bijna zijne gansche loopbaan was eene aaneenschakeling van ingebeelde of wezenlijke smarten, die hem de laatste jaren van zijn leven zóo opgewonden en korzelig maakten dat velen hem voor krankzinnig aanzagen.
voetnoot(1)
Deze dichtregelen aan Mej. Beersmans, die tegenwoordig met het Antwerpsch Tooneelgezelschap in Holland eene reeks voorstellingen geeft, werd ons van geachte zijde ter opname gestuurd. Ofschoon de ‘Vrlend van ware Kulst’ die dit versje schreef, verkiest ongekend te blijven, niettemin zal die welverdiende hulde aan onze geliefde Vlaamsche tooneelkunstenares ook hier niet zonder belangstelling worden gelezen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Leonard Buyst

  • A.C. Altorffer

  • Alfons Dekkers

  • H.M.H. Bartels

  • over Torquato Tasso


datums

  • oktober 1872

  • 1 november 1872

  • juni 1876