Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12 (1882)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.57 MB)

ebook (3.44 MB)

XML (1.19 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 12

(1882)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 54]
[p. 54]

Poëzie.

I.
Hoop.

 
Wat is het treurig, dagen, nachten,
 
Nu in den zetel, dan op 't bed,
 
Vergeefs naar lichaamsrust te smachten,
 
Vergeefs te smeeken door 't gebed
 
 
 
Ach! droevig, ja, zoo steeds te lijden,
 
En nimmer beternis te zien;
 
Toch hopend soms op beter tijden:
 
Genezen?.. Zou ik nog?...... Misschien?....
 
 
 
Misschien?... Zoo tusschen vreezen, hopen,
 
Zoekt steeds mijn geest naar levensmoed.
 
Reeds maanden zijn aldus verloopen.
 
Reeds maanden!... Toch is hopen zoet!
 
 
 
ô Zie! de Lente lacht ons tegen
 
Met hare geurig frissche lucht:
 
Misschien brengt zij den hemelzegen,
 
Waarnaar mijn kranke borst verzucht.
 
 
 
o Neen, 'k wil nog den moed niet derven,
 
Zoo lange nog ik leven mag!...
 
Waarom zou 'k in de lente sterven,
 
Als ik den guren winter zag?

Laatste gedicht van wijlen A.J. Cosyn.

II.
Het klokje.

 
Des avonds, als het klokje luidt,
 
Van uit den grijzen toren,
 
Dan knielt zij op het geurend kruid,
 
Of tusschen 't golvend koren.
[pagina 55]
[p. 55]
 
De kimmen zijn met rood gekleurd,
 
En op den boord der vliet,
 
Waar 't needrig bloempje bloeit en geurt,
 
Zingt 't vogelijn zijn lied.
 
 
 
Het klokje luidt liefklinkend voort;
 
Waarom vloeit op uw wangen,
 
Als gij die held're tonen hoort,
 
Een traan van zoet verlangen?
 
De lach, die rond uw lipjes speelt,
 
Is als de zefier zacht,
 
Die uwe blonde lokjes streelt,
 
En in het loover lacht. -
 
 
 
Het klokje, dat, o liefste maagd!
 
Langs velden klinkt en weiden,
 
Spreekt steeds van hem, die 't bitter klaagt
 
Van u te zijn gescheiden.
 
De stond, toen hij zijn hart u schonk,
 
Schijnt u volzalig toe:
 
't Was stil, alleen het klokje klonk.
 
Dit wordt gij nimmer moe.
 
 
 
Constant Wolfs

Antwerpen.

III.
Herinnering.

1.
 
Wij leefden stil te zamen,
 
Gelukkig en tevreên;
 
Niet één, die iets nog wenschte,
 
't Was ons zoo goed bijeen.
 
 
 
Mijn vader en mijn moeder,
 
Mijn zusterlief en ik:
 
Wij leefden voor elkander,
 
Wij waren in ons schik.
 
 
[pagina 56]
[p. 56]
 
Veel blijheid heerschte in 't huisje.
 
Een opgeruimde geest;
 
Wij allen schertsten, zongen,
 
Maar - zusje wel het meest.
 
 
 
Ze zong ons keur van wijsjes,
 
In zilverrein geluid,
 
Waaronder een bijzonder
 
Vol melodie blonk uit.
 
 
 
't Was 't lied, waarmede moeder
 
Ons zingend had gesust;
 
En 't eerst ook wat ze ons leerde,
 
Weer uit den slaap gekust.
 
 
 
Och, wen ik vóór mijn boeken
 
Al peinzend zat ter nêer; -
 
Als 'k zusje hoorde zingen
 
Dat lied, - ik kon niet meer.
2.
 
We leefden kalm te zamen,
 
Na lang en droef geween;
 
't Geluk had veel geleden,
 
Want ach, we misten één.
 
 
 
Mijn vader dacht aan moeder,
 
Als zusterlief en ik;
 
De smarte lag te lezen
 
In ieders woord en blik.
 
 
 
Veel droefheid heerschte in 't huisje,
 
Een nêergeslagen geest;
 
Wij allen zwegen, zuchtten,
 
Ach - zusje nog het meest.
 
 
 
Ik hoorde in lieve zangen
 
Niet meer haar fraai geluid;
 
De smart en 't wee, zij doofden
 
Den lust tot zingen uit.
 
 
[pagina 57]
[p. 57]
 
O, wen ik vóór mijn boeken
 
Gezeten als weleer,
 
Soms dacht aan vroeger dagen,
 
Het hart deed mij zoo zeer.
3.
 
We leven wêer te zamen
 
Genoeglijk en tevrêen;
 
We kregen wat we wenschten:
 
Vermeerdering met één.
 
 
 
Mijn vader en mijn zwager
 
Mijn zusterlief en ik;
 
Wij zagen hoopvol naad'ren,
 
Het zalig oogenblik.
 
 
 
Veel blijdschap heerscht in 't huisje,
 
Een opgewekte geest;
 
Wij allen juublen, juichen,
 
En - zusje wel het meest.
 
 
 
Haar treurend hart zocht balsem:
 
Zij werd een stille bruid;
 
En sinds werd onze vreugde
 
Door niets meer hier gestuit.
 
 
 
Want weldra werd zij moeder,
 
Genoot de hoogste vreugd;
 
En eensklaps klonk bij 't wiegje,
 
Weer 't liedjen uit de jeugd.
 
 
 
O, dikwijls vóór mijn boeken,
 
Ik peinzend zit ter nêer:
 
Wat eeuwig scheen verloren,
 
Vond moedervreugde wêer.
 
 
 
D.B. Steins.

Gent

[pagina 58]
[p. 58]

Dankzegging aan den Weledelen Heer Rolin-Jaequemyns, Minister van Binnenlandsche Zaken,
ter gelegenheid mijner Benoeming als Ridder der Leopolds-Orde.

 
Het recht der vrouw begreept gij grootsch.
 
Gij spraakt: ‘voor haar geen onrecht meer!’
 
De aloude wet, die 't schiep, viel neêr.
 
En zie: wij leven niet meer doodsch.
 
 
 
Dank! Heer Minister, voor eene eer,
 
Die vijftig jaren kunstvlijt loont,
 
En mij zoo glansrijk 't hoofd bekroont
 
In hooge vorstelijke sfeer.
 
 
 
Dàt moedigt aan; dàt, ja, verblijdt
 
Mij, vaderlandsche burgervrouw:
 
't Doet mij een poos vergeten rouw
 
En 's levens hoogen wintertijd.
 
 
 
Mijn voet, die doorn noch braam ontziet,
 
Noch kronkelpad, noch zwoegenslast,
 
Voelt nieuwe kracht, om kloek en vast
 
Te stappen op het kunstgebied.
 
 
 
Doch, vruchtloos schijnt die vrome moed
 
Om hooger toonklank aan te slaan,
 
Die zuivre galmen op doet gaan,
 
Of fijner greep bewondren doet.
 
 
 
Maar, siert het Ridderkruis mijn borst,
 
Als hulde aan de eedle Taal van 't Land:
 
Die gunst sluit thans een nieuwen band
 
Van liefde tusschen Volk en Vorst.
 
 
 
Hoor! 't Land vervangt mijn zwakke stem:
 
Alom weêrklinkt een luide kreet
 
Van danking, die verrukking heet,
 
Die troonwaarts stijgt met kracht en klem.
 
 
[pagina 59]
[p. 59]
 
Aanhoor die Vlaamsche borsten dan,
 
Minister! 't Is het vrije bloed
 
Van Maerlant, dat dáár kookt: Behoed
 
Hun Taal voor vuigen smaad en ban.
 
 
 
Die Taal herschiep eens 't Volk tot held,
 
Toen Artevelde op 't marktplein sprak;
 
Toen Breydel slaafsche ketens brak
 
En knakte Frankrijks driest geweld.
 
 
 
Zij ook heeft hier haar Parthenon,
 
Waar wij heur zonen hulde doen
 
Met wierook, bloemen en festoen,
 
Omblakerd door geleerdheidszon.
 
 
 
Wat rijken oogst toont ze in 't verschiet!
 
Muziekgenie en Dichtgeest staan
 
Vereend, om stout vooruit te gaan,
 
Waarheen Benoit den tocht gebiedt.
 
 
 
Pronk, schoone taal, in 't gloriekleed,
 
Op rechtsgebied, in schouwburgzaal,
 
Voltrekkend roem en zegepraal,
 
Verbrijzlend boeien u gesmeed.
 
 
 
Doe beven wie uw donders hoort.
 
De zielen weenen waar gij schreit,
 
Versmelten 't hart door zaligheid
 
Wien uwe lieflijkheid bekoort.
 
 
 
Uw Vlaandren moet zich-zelve zijn,
 
o Rijksvoogd: de eerekroon op 't hoofd,
 
Door 's vijands trots nooit afgeroofd,
 
Rein als der lente morgenschijn.
 
 
 
Dàt is de toekomst die het wacht,
 
Waarvoor wij zwoegen onverpoosd.
 
Rijs eenmaal, rijke dag van troost,
 
Uit Vlaandrens donkren letternacht!
 
 
 
En, gloort eens zulk een dageraad,
 
o, Letterbroedren! hulden wij
 
Rolin, den Staatsman vrank en vrij,
 
In wien 't Vlaamsch hart manhaftig slaat
 
 
 
Vrouwe Van Ackere,
 
geb. Maria Doolaeghe

Diksmuide.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • August Josef Cosijn

  • Constant Wolfs

  • Maria Doolaeghe

  • D.B. Steyns

  • over Gustave Rollin-Jaequemijns