Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 18 (1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 18
Afbeelding van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 18Toon afbeelding van titelpagina van De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.87 MB)

ebook (3.38 MB)

XML (1.37 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 18

(1888)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 220]
[p. 220]

Volkskunde
Bijdrage opgeschreven te Esschen door L.J.

Eerste reeks.

1.
 
Ma chochel, ma chochel, ma chocheltje
 
Van waar komt gij getreden? ma chocheltje.
 
 
 
Ik kom getreden uit de Walen } bis enz.
 
Ma chochel, enz. } biz enz.
 
 
 
Wat hebt gij daar gaan halen?’
 
Een potteken met bloemen -
 
Aan wien zult gij die geven? -
 
Al aan mijn naaste geburen.
 
Wie zijn uw naaste geburen?
 
Al die mijn huisken huren -
 
Wie huurt er dan uw huisken?
 
Een ratteken en een muisken -
 
Wat geeft gij die te eten?
 
Rijstepap met suiker -
 
Wat geeft gij die te drinken?
 
Brandewijn met suiker
 
Wat geeft gij die te slapen?
 
Een beddeken met pluimen. -

Nota. Elke regel wordt gezongen als volgt:

Brandewijn met suiker, ma chochel, ma chochel, ma chocheltje. Brandewijn met suiker, ma chocheltje!

2
 
Opsa, makkertjes opsasa!
 
Dansen, springen tralala!
 
Zet uw handjes in de zij,
 
Plaatst u allen op een rij,
 
Nu de handjes langs het lijf,
 
Let wel op: een nieuw bedrijf.
 
 
 
Gaan de handjes klap, klap, klap,
 
En de voetjes trap, trap, trap,
 
Ja, zoo doet de klepperman;
 
Maar alweer genoeg hiervan:
 
Staat nu eerst eens even stil
 
Maakt uw vingers tot een bril.
 
 
[pagina 221]
[p. 221]
 
Nu die bril van 't neusjen af,
 
Schieten wil ook eens pif, paf!
 
Allen op de rechterknie,
 
Let wel op: al een, twee, drie;
 
Schiet elkander toch niet dood,
 
Neen, o neen, dat heeft geen nood!
 
 
 
Komt, gelijk weer opgestaan,
 
Neemt de maat in orde aan,
 
Ziet, wij stappen op de maat,
 
Even als ons liedje gaat,
 
Stapt nu aan en maakt vooral,
 
Dat ge op 't linkerknieken valt.
 
 
 
Zachtjes toch, doet u niet zeer,
 
Dat is mooi, komt staat nu weer,
 
Danst nu hand aan hand eens rond,
 
Danst en huppelt op den grond,
 
Danst en huppelt opsasa!
 
Bij het liedje tralala!
 
 
 
Staat nu ook eens op een been,
 
Telt tot tien; begint met een,
 
Een, twee, drie, zoo gaat het goed,
 
Vier, vijf, zes, dat is zoo goed,
 
Tel nu zeven, dan weer acht
 
Negen, tien, het is volbracht,
 
 
 
Zoo, nu is het spelen uit,
 
Maken wij een goed besluit;
 
Leeren wij met lust en vlijt,
 
Makkertjes, 't is leerens tijd.
3
 
Ik heb een meiboom in mijn hand.
 
Aan wien zal ik hem geven?
 
Aan de dochter van de stad,
 
De dochter is verrezen,
 
Danst eens, springt eens,
 
Juffrouw, gaat eens naar de stad
 
En kiest eens.
 
De jufvrouw zal u leeren
 
's Morgens als gij opstaat,
 
's Avonds als gij slapen gaat,
 
Voor en na het eten
 
En dikwijls door den dag.
[pagina 222]
[p. 222]
4
 
Pot, engel, drengel, druiventros
 
Ratje vringel, vrengel, vos
 
Epermuntje, pepermuntje
 
Al wie de laatste tiktak heeft,
 
Die is vrij, in de loterij
 
Van Jan Kei!
 
Een twee drij
 
Af zijt gij!
5.
 
Jan, Jan ginder komt uw moeder aan!
 
- Als zij komt dan komt zij hier,
 
Als zij drinkt, dan drinkt zij bier,
 
Als zij bakt, dan bakt zij brood,
 
Als zij sterft, dan is zij dood.
 
Waar zullen wij ze dan begraven?
 
Op de gewijde aarde.
 
Op het nieuwe kerkhof,
 
Daar ligt 'nen blauwen steen.
 
Al wie daar op trapt,
 
Die trapt op Maria's schoot?
 
Wie zit er op Maria's schoot?
 
Een klein, klein kindeken
 
Wat heeft het in zijn handjes?
 
Een klein, klein boeksken.
 
Wat staat er in te lezen?
 
Dat vader en moeder bij elkander slapen
 
En ikke in het kribbeken.
 
Het kribbeken was te klein
 
Toen sliep ik bij het konijn.
 
Het konijn dat wou mij bijten,
 
Toen sliep ik bij de geiten.
 
De geit die wou mij steken,
 
Toen sliep ik bij de krekel
 
De krekel was niet te huis
 
Toen sliep ik in het gasthuis,
 
Het gasthuis was gesloten,
 
Toen sliep ik in de koe haar koten
 
De koe haar koten waren te rot,
 
Toen sliep ik in den rommelpot,
 
De rommelpot, die kraakte
 
Het manneke, dat waakte
 
Het vrouwke, dat de trommel sloeg
 
En 't kindeken dat het vlammeke droeg.
6
 
In de stad, daar woont een graaf
 
Met zijn zoontje Jantje.
 
Vraagt men nu, waar woont Papa?
 
Dan wijst hij met zijn handje
[pagina 223]
[p. 223]
 
Met zijn vinger, met zijn duim,
 
Op zijn hoed draagt hij een pluim
 
Aan zijn arm, een mandje
 
Dag, mijn lieve Jantje!
7
 
Onder de eikenboomen
 
Daar ligt een Engelsch schip,
 
De Franschman is gekomen
 
Hij is zoo gek als ik.
 
Hij draagt nen hoed met pluimen
 
Nen hoed met zijden lint!
 
Willen we eens gaan tellen
 
Onder ons gezellen
 
Pif, poef, paf!
 
Gij zijt er af!
8
 
In Holland staat een huis!
 
Wie woont daar in dat huis?
 
Daar woont al eenen boer.
 
De boer die heeft een meid.
 
Zeg boer, waar is uw meid?
 
Mijn meid is in den stal.
 
Wat doet zij in den stal?
 
Daar vangt zij eene vlooi
 
Wat doet zij met die vlooi!
 
Zij knipt ze op haren schoot
 
Wat doet ze met het vel?
 
Daar maakt zij van een beurs.
 
Wat doet zij met die beurs?
 
Daar steekt zij in haar geld.
 
Wat doet zij met dat geld!
 
Daar koopt ze van een kind.
 
Wat doet zij met dat kind?
 
Dat stuurt zij naar de school
 
Wat doet dat in de school!
 
Daar leert het a.b.c.

N.-B. Wordt gezongen als volgt:

In Holland staat een huis. In Holland staat een huis. In Holland staat een singelingen huis van opsasa, singelingela. In Holland staat een huis.

9
 
Tobias liet zijn paard beslagen
 
Om het op de bergen te jagen,
 
Hooge bergen, diepe kuilen,
 
Niemand kan de dood ontschuilen,
[pagina 224]
[p. 224]
 
Komt de dood dan komt ze snel
 
Trekt de sleutel van de hel
 
Trekt de sleutel van de kas
 
En geeft hem aan den ouden Tobias!
10
 
Onder de bank daar ligt wat zand
 
Zoo rijen wij naar Engeland
 
Van Engeland naar Spanje
 
Appelen van Oranje
 
Peren van den hoogsten boom
 
Wie zal hebben de gouden kroon
 
De gouden kroon van biezen
 
Te winter zal het vriezen
 
Te zomer zal het zonneken schijnen
 
Dan komen de boeren met klompen!
11
 
De mol is blind geboren
 
Hij wroet in 't beste koren.
 
Dan komt de jager met zijnen hond
 
Die loopt het nog wat in den grond.
 
Dan komt den tientenaar nog wat halen
 
En dan kan de boer zijn pacht betalen.
12
 
Filip heeft in zijn broek gescheten
 
Al de kinnekens moeten het weten
 
Al de kinnekens krijgen ne koek
 
Behalve Filip de schijtbroek!

2de Reeks.

 
Jan kwik, Jan kwak,
 
Jan haver in den zak,
 
Jan pijp in den mond,
 
Jan peerdenstr...
 
 
 
Peer, mijnheer de tafelstek,
 
Die eet zoo gaarne gebraden spek;
 
Gebraden spek in 't panneken
 
Peer is moeders manneken!
[pagina 225]
[p. 225]
 
A, b, c.
 
De dikke pap eet ik mee,
 
De dunne laat ik staan.
 
Meester, mag ik naar huis toe gaan;
 
Ik heb mijn best zoo goed gedaan
 
Om te leeren en te schrijven!
 
De meester begon te kijven!
 
Hoe harder, dat de meester keef,
 
Hoe beter dat mijn penneken schreef.
 
 
 
Holleken, bolleken
 
Ribbes holleken
 
Holleken, bolleken, knol!
 
 
 
Jan Huigen in de ton
 
Met een reepken herom!
 
Jan Huigen, Jan Huigen,
 
De ton die viel in duigen!
 
 
 
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, acht
 
Soldaatje staat op wacht,
 
Soldaatje staat op post,
 
Ik of gij zijt verlost!
 
 
 
1, 2, 3, 4, 5, zes
 
Olie in de flesch.
 
Olie in de kan,
 
Af is Jan!
 
 
 
Jaak, Jaak, hebt de geenen vaak?
 
- Neen, moeder, niemendallen -
 
Jaak is van de leer gevallen
 
Op nen blauwen steen,
 
En heel zijn portefoelie van een.
 
 
 
Sus, peper in de bus
 
peper in den pot
 
Sus is zot!
 
 
 
De blok en de blok
 
En de vierkante blok
 
De blok met zeven gaatjes!
 
Hebt ge Jan de Wolf niet gezien?
 
Hij heeft zoolang geslapen!
 
Vischje, vischje, kom er uit.
 
'k Zal u braden in de pan,
 
'k Zal u stoven in den oven!
 
 
[pagina 226]
[p. 226]
 
Een twee drie
 
Mijn' zuster heet Marie
 
En als zij geen Marieken heet
 
Dan heet ze: een, twee, drie!
 
 
 
Hans, hans, nieuwjaar
 
'k zal wat krijgen, ik word 't gewaar
 
Met dezen zaligen Nieuwjaar!
 
 
 
Mie Kathrien, de beer is los!
 
Hoor de beest eens grollen! -
 
Snijd hem neus en ooren af
 
En gooi ze bij de krollen.
 
 
 
Klein klein kleutergat,
 
Wat doet gij in mijnen hof?
 
Gij plukt daar al mijn bloemekens af,
 
En gij maakt het daar zoo grof!
 
Papaken die zal kijven,
 
Mamaken die zal slaan.
 
Klein, klein kleutergat,
 
Laat al die bloemekens staan!
 
 
 
Duimken heeft een os gekocht,
 
Vingerling heeft hem thuis gebrocht,
 
Langeman heeft hem gesteken,
 
Fikfak heeft de worsten gemaakt
 
En jungelingsken heeft hem op geëten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken