Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De volmaakte Hollandsche keuken-meid (1752)

Informatie terzijde

Titelpagina van De volmaakte Hollandsche keuken-meid
Afbeelding van De volmaakte Hollandsche keuken-meidToon afbeelding van titelpagina van De volmaakte Hollandsche keuken-meid

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.96 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/lifestyle


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De volmaakte Hollandsche keuken-meid

(1752)–Anoniem Volmaakte Hollandsche keuken-meid, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

De volmaakte Hollandsche keuken-meid.

Eerste Hoofdstuk.
Afhakken van 't vleesch in de Slacht-tyd, en hoe men de stukken best en ten meesten voordeelen zal gebruiken, en hoe men verder met alles in de Slacht-tyd, moet handelen.

1. Afhakken van een Os, en hoe men daar mede handeldt, en hoe men de stukken best gebruikt.

Als de Os doormidden gehakt is, dan moet men ieder zyde nog eens midden door laaten hakken, maar zo, dat de voorste zyde, het kortste is, om dat de ribbenstukken dan veel beeter uitkomen.

Het bloedige van den hals, met den Afval; legt men byzonder, en is geschikt tot Huspot; en kan, na dat het uitgetrokken is en een dag of zes in 't zout gelegen heeft, gegeeten worden.

Dat geheel vleesch zonder been is, gebruikt men om daar Osse-worst van te maaken; en het vleesch van de schouwders met de twee platte bil stukken, met het

[pagina 2]
[p. 2]

vet van de broek gebruikt men tot rolpens in plaats van ander vet.

Het vleesch om in de rook te hangen daar toe neemt men de Paterstukken, de twee andere platte billen; en de twee beste ribben; en de spieren, die achter tusschen de beenen van de ribben inzitten, moeten daar schoon uitgedaan worden, om dat daar door ligt verderf ontstaan kan.

De Harsten laat men een dag of vyf in het zout leggen en men moet ze niet te groot laaten hakken, om dat ze anders te ongeschikt zyn, en ieder een doet dit naa de groote van zyn huisgezin, ook zyn die Harsten dus zeer goed om in den Oven gezet en gebraaden te worden.

Het vleesch om in de Kuip in te zouten, daar neemt men toe de zes klapstukken van de buyk, de twee staartstukken, de schouwderbladeren, de twee borststukken, de vier andere ribben, als men de twee beste ribben wil in de rook hangen, anders kan men ook de Paterstukken inzouten, en dan nog de twee ongeschikte ribben die by de schouders zitten; en men laat die stukken groot of klein hakken naa dat men het wil hebben en het huisgezin groot is.

Het niervet is goed om te smelten, en te bewaren om het zelve van tyd tot tyd te gebruiken: de pens met de darmen laat men door de pens-vrouw wel ter degen schoon maaken, en men kykt het naderhand zelve naa, of het wel schoon is om het zindelyk te behandelen; Menschen van eenig vermogen gebruiken geen pooten en geen kop, maar de tong is goed om te rooken, En hoe men het vleesch zouten en rooken moet, zal ik hier naa zeggen.

[pagina 3]
[p. 3]

2. Afhakken van een Varken en hoe men daar mede handeld, en alles best gebruikt.

Als men het Varken, in 't midden aan weeder zyden van de rugge-graad, doorgesneden heeft, zo laat men ieder helft, even onder de schouwder nog eens doorsnyden in de breedte.

Het Hoofd moet eerst, een nagt over, in het water leggen uittetrekken, dat het bloedige daar wat van af is, en dan moet het wat opgehangen worden tot dat het water daar van afgeloopen is; en dan moet het met wat droog zout worden gewreeven, en op een aarde schotel plat neer worden gelegt, wat zout daar over gesprengt en altemets eens omgekeert worden, om 'er naderhandt Zult van te maaken; of doorgehakt en gezouten tot Kinnebaks hammetjes te laaten rooken.

Het bloedige van de hals met den afval gebruikt men voor Huspot, en moet niet lang in 't zout blyven leggen, een dag of acht is genoeg, om dat het anders te zout word.

De Zystukken zyn tot gerookt spek, en om met de Hammen in de rook gehangen te worden.

De Spiertjes ter zyden met de krapjes zyn best om vers gegeeten en op de rooster gebraaden te worden.

Tot het Pekelvleesch gebruikt men de harst en de rugge-graad, het bovenste van de schouders met de pooten, zo men die niet tot huspot geschikt heeft.

De Lever is goed tot Leverbeulingen en het hart tot karrewy, maar moet eerst in 't water gezet worden, om wel ter degen schoon uittetrekken.

Tot het vleesch voor de Worst en de Saucyzen, daar toe neemt men het vleesch van de schouwders, en het onderste van de buyk, maar het zwoort moet 'er wel schoon afgesneden worden; en wil men veel worst

[pagina 4]
[p. 4]

hebben, zo neemt men daar een van de zystukken toe, en als het te vet is een van de Hammen. Het zwoort is goed tot Zult; maar de kleinste zwoortjes met de nek van't Varken gebruikt men tot hoofd-vleesch.

De Reusel is goed tot Beulingen; en wil men geene Beulingen maaken, zo kan men die smelten om te bewaaren om koeken te bakken &c.

3. Gort-beulingen hoe men die zal maaken.

Neemt 4 kop Gort schoon afgewasschen: 4 pond korenten die wel verlezen en schoon gewassen zyn: 8 loot gestoote kaneel: 1 loot gestoote nagelen: 3 loot gestoote notemuscaaten; 1/2 pond poeijer-zuiker: 1 pond gepelde amandelen in stukjes gesneden: 6 sukade schellen aan stukjes gesneden: Een hand vol zout: 10 pond of daar omtrent Osse-niervet aan dobbelsteentjes gesneden. Men behoefd 'er geen Sukade nog Amandelen in te doen als men niet wil, en is evenwel goed maar zo lekker niet.

Dit alles te zaamen in een groote pan of styfsel-kom of hakkebord gedaan, en 6 tinne kommetjes met Osse-vleesch-nat of ander vleesch-nat, of warm water daar op gegooten en digt toegedekt en altemets eens omgeroert. en zo een nagt over, op de warme plaat laaten staan weken; en dan stopt men ze gelyk Leverbeulingen; dog om dat de gort sterk zwelt maar half vol, en dan zynze half vol als men ze plat duuwt: Als ze gestopt zyn laat men ze zeer zagt kooken dat het water maar even beweegt omtrent een half uurtje, en men prikt ze ondertussen met een doorntje om niet te barsten en uittekooken, en dan zyn ze heel goed.

4. Hooftvleesch, en Zult, hoe men dat zal maaken.

Neemt een van de grootste Kalfskoppen, en reinigt

[pagina 5]
[p. 5]

die, en wascht ze vier of vyfmalen ter degen schoon af, en laatze een nacht in schoon regen water staan te trekken, dat 'er de slym en het bloedige wel schoon af is, en hangt de kop met schoon regen-water over het vuur; en doet ook in de keetel, de nek van het Varken, en de twee ooren met wat veel zwoort dat 'er genoeg is om het vleesch in het hakkebord van booven en onderen te bedekken; en als men te veel zwoort en niet genoeg vleesch heeft, zo doet men 'er wel een of twee van de vleesigste stukken van het varken by, en men laat het te zaamen een uur of drie kooken, na dat men het alvorens wel schoon geschuimt heeft, en het moet zeer gaar zyn tot dat het vleesch van de beenen af valt, en dan schept men het uit op een aarde vergiettest of doorslag.

Men moet 'er de herssenen schoon uit doen, want die zyn niet goed in het Hoofdvleesch: de beenen en de vellen moeten 'er ook schoon uitgedaan worden, en het goede legt men apart, en men doet het in het hakkebord om gehakt te worden; de ooren met het zwoort moeten heel blyven, maar al het anderen moet onder malkanderen gedaan worden; en het vel van de tong met het geene dat aan de gorgel zit moet men 'er afdoen. Dan doet men twee geraspte nootemuscaten, met wat gestoote foelie en met wat zout daar in, en men hakt het te zaamen onder een tot het redelyk klein, maar niet al te klein is.

Dan neemt men een platte aarde pot, die net van pas is, naa dat men veel of weinig Hoofdvleesch heeft, en men legt daar eerst wat zwoort in tot dat de bodem bedekt is, en men neemt omtrent de helft van dat gehakte vleesch en doet het boven op het zwoord dat in de pot legt, en de ooren legt men dan daar op, en dan de rest van het andere gehakte vleesch, en dan legt

[pagina 6]
[p. 6]

men wederom het zwoort boven op de pot dat ze vol is: Legt 'er dan een houte plankje of dekzel die in de pot sluit boven op, en zet 'er dan iets zwaars boven op om te parssen; en als het koud en styf genoeg is een linne doekje daar over gelegt met wat azyn, en zo weggezet, en het doekje altyd nat gehouden en wat azyn daar over gegooten, is heel goed.

Op een andere wyze.

Indien men geen Kinnebaks-hammen wil hebben zo kan men de Varkens kop daar toe gebruiken; en indien men de ooren niet tot huspot wil gebruiken, zo kapt men die met het vleesch en het zwoord, maar wat kleinder als hier boven gezegt word; en dan doet men alles in een groote doek die men ter deegen styf toebind, en dan legt men 'er een plankje of dekzel boven op daar men een gewigt op zet, en men laat het een dag of anderhalf staan parssen zo word het tot een kaas: die legt men in een platte pan en men giet 'er zo veel azyn boven op dat hy onder legt, en men bevogtigd ze geduurig tot ze opgegeeten is: Anders handeld men daar mede als boven gezegt is.

Op een andere wyze.

Wil men geen Hooftvleesch maaken, zo legt men het zwoord met de ooren, by de pooten in het zout, en men gebruikt het tot Varkens huspot, ook kan men het gekookte zwoord heel in de azyn leggen; dog gelyk hier booven gezegt is, is het best.

5. Leverbeulingen, hoe men die zal maaken.

Neemt de Lever van het Varken en wascht die schoon, en laat die op een aarde schotel leggen; doet daar zo raauw de vellen en spieren met een mes ter

[pagina 7]
[p. 7]

degen schoon uit, en doet het in een schoon tobbetje. Legt dan de lever zo schoon gemaakt op een houte bort en kapt die daar heel fyn op, en doet ze dan in een aarde pot. Neemt dan drie Ouwbakken gestreeke Wittebroden, en snyd daar de korst, onder, boven en rondom, af, dat men maar de kruim behoud; doet daar een halve pint zoete melk by, en laat dat te zaamen kooken tot het pap word; en dan een klompje booter daar in geroert en heel klein gewreven; Als dit wat verslagen is roert het dan onder de Lever, en laat ze dan door een zeef die wat wyt is doorlopen: doet 'er dan wat gestoote peper met wat gestote kruitnagelen en wat zout in, en laat het zo wat doortrekken.

Snydt daar wat veel van de Reusel, als ze nog raauw is, in dobbelsteentjes onder, of wat Osse-niervet zo als men wil; en doet ze in Osse of Varkens darmen, ieder zyn keur, maar maakt de beulingen niet te lang, men snydt ze gemeenelyk af, op twee of drie spannen lang. Men stopt de beulingen maar half vol om dat die anders te ligt uitkooken of barsten; en men bind ze met een touwtje onder en boven toe, en dan wordenze op een schootel plat nedergelegt, tot dat ze gekookt worden: Voor al moet men niet vergeeten genoeg vet daar in te doen, want anders zyn de Leverbeulingen te droog.

Dan neemt men een groote vleesch keetel en men hangt ze vol regen water over het vuur, en als het water kookt doet men de beulingen daar in, dat die regt uit en niet op malkanderen leggen, daarom mag men niet meer als anderhalf douzyn beulingen te gelyk kooken; en ze moeten heel zagtjes kooken, omtrent een half uur lang. Als ze boven komen dan moet men ze prikken anders koken ze aan stukken: En als ze gaar zyn moeten ze met een schuimspaan worden uit-

[pagina 8]
[p. 8]

geschept in een Emmer met koud water; en dan worden ze op een tafel daar wat stroo op is in de lucht gelegt, tot dat ze koud zyn. Eindelyk rygt men ze aan stokjes en men hangt ze op een luchtige plaats niet te digt by malkanderen, om te gebruiken als men wil.

6. Niervet, hoe men dat best smelten zal.

Het Niervet is goed om te smelten, dan kan men het bewaaren om tot veel zaaken te gebruiken. Men snyd het in vierkante dobbelsteenen, en men hangt het in een yzere pot over het vuur, en als het gesmolten is, doet men het door een zeef heenen loopen in een aarde keulse pot, daar men eerst een hand vol zout, met wat heele peper en kruidnagels in doet; het gesmolten vet moet men gestadig roeren om niet borderig te worden; en als het afgesmolten is, moet men het zo lang roeren tot het koud is: Als het koud is zo doet men 'er wat droog zout boven op om niet sterk te worden, en men zet het weg om te gebruiken, het best is in een koele kelder, en het is heel goed om daar mede te bakken en te stooven als het ossenvleesch is, ook gebruikt men het in eenige groentens.

7. Osse-pekel en Rookworst, hoe men die maaken zal.

Neemt by de 80 ponden gekapt Ossen-vleesch, 20 ponden Osse-vet van de broek, daar het vellige schoon afgedaan is, en dat zo klein gehakt is als het Osse-vleesch; en doet daar by 10 ponden spek aan kleine dobbelsteentjes gesneden. Neemt dan twee en een half pond zout; een vierendeel gestoote zwarte peper; een half vierendeel gestoote kruidnagelen; een hand vol gedroogde Saly, en als het gestooten is zo

[pagina 9]
[p. 9]

roert het gekapte alles onder het zout te zaamen, en strooidt het over het gekapte Osse-vleesch en laat het zo te zamen met het vet, en met het spek, ter deegen door een kneeden in een tobbetje, en laat het zo een nacht overstaan, dat het kruid ter degen daar door kan trekken, en legt'er een schoone doek over heen; en eer gy het dan stopt in wel schoon gemaakte Ossedarmen, zo moet het nog eens ter degen doorgeroert worden.

Als de Worsten wel gestopt zyn, zo moeten ze op een stok wat te droogen gehangen worden, en dan in een aarde keulse pot, of een booter-vat dat wel ter degen digt en schoon uitgebroeidt, en met kruidnagelen berookt is, gelegt worden in droog zout, na dat men de Worsten eerst met zout gewreven heeft, en dan moet men ze op een plaats daar ze droog staan weg zetten, zonder ze toe te dekken; ook kan men een gedeelte tot rookworst in de schoorsteen hangen.

8. Reusel, hoe men die wel zal smelten.

Neemt de Reusel en snyd die op een houte tafelbord tot dobbelsteentjes, en doet ze dan in een yzere pot en zo op het vuur gezet om te laaten smelten, maar moet altemets eens omgeroert worden dat ze niet aan kan branden: Neemt dan een keulse pot en doet daar een hand vol zout in, met omtrent twintig kruidnagelen en zo veel heele peper als men tusschen de voorste vinger en den duim vatten kan: dan een zeef boven op de pot gezet en de gesmolte Reusel daar door laaten loopen in de pot, en als het altemaal in de pot gelopen is roert men het om; en als het koud is doet men wat zout daar booven op, of wat pekel, anders zou het sterk worden, en dan zet men het in de kelder weg, is zeer goed om koeken mede te bakken;

[pagina 10]
[p. 10]

en tot andere gebakken in plaats van booter te gebruiken, daar het Niervet niet te pas komt.

9. Rolpens, hoe men die moet maaken om te bewaaren.

De pens moet, als ze schoon gemaakt is, in kout water een halve dag gezet worden; de muts van de pens doet men ook in 't regen-water; dan laat men ze een nacht over op een stok te droogen hangen dat het water daar van afgeloopen is; en het vet dat 'er dan nog aan is moet 'er afgepluist worden. Dan snyd men de pens aanstukken, eerst midden door en dan de andere stukken zo groot als men de Rolpensen maaken wil; ze moeten wat langwerpig zyn; men kan doorgaans 15 a 16 Rolpensen uit een pens maaken, en wel 20 wil men ze zo veel te kleinder maaken, behalven de Muts daar 'er nog vier aan zyn.

Men neemt 3 loot bruine peper, en een halfvierendeel nagelen; dit te zaamen eerst fyn gestoten en in een aarde schootel gedaan, en een hand vol gedroogde Saly, die men op den haart wat te droogen legt en die klein gewreven is, en een hand vol of vier zout daar onder geroert, tot men denkt dat men genoeg zal hebben; want den een doet het wel wat hartiger dan den ander.

Neemt voor het vleesch, het geen men daar in legt, het vleesch van de schouwder van een Os dat het malste is; of anders een van de platte billen. Voor een geheele pens heeft men omtrent 20 pond vleesch noodig, behalven het vet dat men daar by gebruikt, dat nog omtrent 10 ponden is. Het vet neemt men van de halve broek dat omtrent 10 ponden weegt, en heeft men niet genoeg zo neemt men Niervet daar by; en

[pagina 11]
[p. 11]

wil men het Niervet niet smelten zo kan men het geheel hier toe gebruiken, dan is het zo veel te delicater.

Het vleesch snyd men eerst aan stukken als Ossekarbenaden; en dan snyd men het aan lange reepen omtrent een vinger dik en vierkant; men snyd het vet ook aan zulke langwerpige stukken; en dan bestrooid men de pens met wat geprepareerd zout en kruit, gelyk ik boven gezegt heb. Als men het vleesch en het vet gesneeden heeft, legt men het met laagjes in de Rolpens, door een, dan wat vleesch en wat vet tusschen beiden; twee reepen vleesch tegen een reep vet, en men strooid 'er wat van dat geprepareerde zout en kruid tusschen beiden; en dan rolt men ze langwerpig toe, en men laat ze toenaaijen, maar de Rolpensen moeten niet te styf gerolt nog genaaid worden, anders zouden ze barsten.

Als de rolpensen genaaid zyn dan moet men ze in een groote ketel, met regen water, over het vuur hangen, dat de Rolpensen ruim konnen kooken: ze moeten wel vier of vyf uuren kooken tot ze zo zagt zyn, dat men met een strootje door de pens heen kan steeken; dan zyn ze gaar en moeten afgenoomen worden, en op een schoone regtbank worden gelegt, naast malkanderen, en een plank daar boven op; en daar moeten twee emmers half vol met water boven op de plank gezet worden om ze te parssen: Laat ze dan zo een nacht overstaan en doet ze dan in een keulse aarde pot by malkanderen.

Laat dan een ketel of twee met regenwater kooken en laat het Koud worden; en als het koud is neemt dan schaars drie kommetjes van dat water tegen ruim een kommetje wyn azyn, en mengt dat te zaamen onder malkanderen zo veel tot dat de pens, als he

[pagina 12]
[p. 12]

daar over gegooten is, kan onderleggen, en zet ze dan zo open weg daar ze niet te vogtig staan, is heel goed om met appelen gebakken, of gestooft met wyn te eeten.

10. Rooken van Hammen, van Osse vleesch en van Spek.

Als de Hammen omtrent acht dagen in het zout gelegen hebben, zo neemt men ze daar uit, en laat ze afdruipen en droogen, en dan naait men ze in rookzakken en hangt ze in de Schoorsteen, om met eikenhout of spaanders te rooken. En als ze drie maanden in de Schoorsteen gehangen hebben, neemt men ze daar uit, want anders droogen ze te sterk, en de kinnebaks-hammen zyn in een maand genoeg gerookt.

Met het Spek handeld men op dezelve wyze, maar men kan het tot de maand Maart of April laaten hangen in de schoorsteen.

Het gerookt vleesch moet ook acht dagen in het zout leggen, en dan in zakken genaait in de rook gehangen worden, en moet drie of wel vier maanden rooken.

Als men zyn vleesch rookt dan moet men zorg draagen dat nog het vleesch, nog de Hammen, nog Spek niet te laag hangen, anders worden ze zo goed niet, in een rookhuis is het best; en van tyd tot tyd neemt men een hoop eike spaanders die men op den haart legt en in brand steekt, en dan moet men met wat water de vlam uitblussen om te smeulen, dat rookt heel goed.

Als men het vleesch, de Hammen en Spek uit de schoorsteen neemt, zo doet men ze in schoone graauwe papieren, en hangt ze op een drooge plaats weg: Maar heeft men het niet in Rook-zakken genaait, zo

[pagina 13]
[p. 13]

moet men het, uit de schoorsteen neemende, in heet water schoon af boenen, en laaten ze dan in de zon droogen anders druipt het naderhand des zomers.

11. Saucysen of Worst van Varkenvleesch, hoe men die maaken zal.

Neemt by de 20 ponden, gehakt redelyk vet, varkens vleesch, anderhalf loot of twee loot nootemuscaten; twee loot nagelen; twee loot zwarte peeper, dit alles ter deegen fyn gestooten zynde, zo roert men het onder anderhalf vierendeel zout, en men kneed het door het gekapte Varkensvleesch heen; en men laat het zo een nacht met een schoone doek bedekt staan doortrekken.

Dan neemt men Varkensdarmen, of zo men ze dun wil hebben, schapen darmen, die ter degen schoon gemaakt zyn: dog als de wyven ze schoon gemaakt hebben, zo laat men ze nog wat in 't laauw water staan, en men blaast ze eerst op en keert ze om, en schrapt ze af. Dan stopt men de Saucysen, en als men ze gestopt heeft zo hangt men die te droogen op een stok; en dan afgedroogdt met een schoone doek in de rondte in een keulse pot gelegt; en men neemt gedroogt zout, en legt 'er wat van op de bodem, en wat gedroogt zout tusschen beiden in gestrooit en boven op, niet te veel, dat het even bedekt is, maar hoe vaster het gepakt is hoe beeter.

12. Saucysen van Patryzen en andere gevogelte om versch te eeten.

In plaats van Varkens-vleesch neemt men patryzen of hoenders, die wel van het vel en spieren gezuivert zyn, en men neemt viermaal zo veel varkens

[pagina 14]
[p. 14]

reusel als vleesch, en men kruidt het naar zyn goedvinden; en men kneed 'er wat melk door heen en stopt ze in schaape darmen: dan legt men ze wat in Melk om uittetrekken, en dan droogt men ze af, en braad ze op een vet papier, is een smakelyk eeten.

13. Saucysen zonder darmen om versch te eeten.

Men maakt ook op dezelve wyze van varkensvleesch Saucysen zonder darmen, maar dan kneed men 'er braaf kruim van witte brood en dooren van Eijeren door, tot een deeg en als saucysen gerolt en op dezelve wyze gebraaden is zeer goed en smaakelyk.

14. Om Varkens worst zonder zout, die excellent is en zeer lang kan duuren, zo dat men die zelfs, zonder bederf na Oost indien kan zenden, zonder dat ze te zout of wreed van smaak word, te maaken.

Neemt by 24 ponden Varkensvleesch, 6 loot bruine peper; 6 loot kruitnagelen; en 6 loot Noote muscaaten; alles wel fyn gestooten, en dan onder malkanderen gemengt, en onder het gehakte Varkensvleesch gekneed: Stopt het dan in Varkensdarmen, en hangt ze een weinig te droogen, en dan met een schoone drooge doek ter deegen afgedroogt, dan legt men die in de rondte als een slang, dat ze wel sluiten in een keulse aarde pot, met wat zout op de bodem, en de holligheden tusschen beiden vult men styf met zout, en op ieder laag wat zout, en van boven met zout bedekt. Die worst is excellent als ze een maand of twee gemaakt is geweest; en men kan ze wel twee

[pagina 15]
[p. 15]

jaaren bewaaren zonder te bederven of dat ze te zout zal werden.

Wil men die naa Oost-Indien of elders verzenden, zo legt men ze in een goed wel ter degen digt gekuipt vaatje, dat men eerst uitbroeid, en met kruidnagelen op een test met vuur gelegt en onder het vaatje gezet, ter degen door en door laat droogen, en dan laat men het vaatje koud worden. Men gebruikt dan ook gedroogt zout: en het vaatje moet wel ter degen vol zyn en digt toegekuipt worden: en men laat het met loot bekleden, of anders neemt men een tweede vaatje dat wat grooter en ook wel digt en gedroogd is, en men legt zout op de bodem en zet het kleinste vaatje met worst daar in, en dan rondom met gedroogd zout aangestampt, en met droog zout boven op den bodem wel vol gedaan en toegekuipt; en als ze dan naa Oost-Indien verzonden word, zo komt ze daar zo goed en versch als men worst in Holland kan maaken; en dat is daar een groot present.

15. Witte Beulingen, hoe men die maaken zal.

Men neemt het vleesch van twee groote vette Kapoenen of van drie Hoenders, daar men de vellen ter deegen af doet; daar by doet men een pond of vier ongesmolten Verkens-Reusel. Hakt het vleesch zo fyn als gy kunt en vermengt het met de fyn gesneeden Reusel, en doet 'er dan het zelve kruid by gelyk wy in de andere Beulingen en Saucysen gezegt hebben; doet 'er dan een pintje zoete melk, en de kruim van een half gestreeken witte brood, met vyftien eijeren by, en doorkneet het alles ter deegen wel, stopt ze dan in schaape darmen, en legt ze in melk om uit te trekken, en wit te worden dan kan men ze braden gelyk wy gezegt hebben, is heel goed.

[pagina 16]
[p. 16]

16. Zeeusche Pens en Hoofdvleesch, hoe men die maaken zal.

Als men zo veel moeiten niet doen wil om Rolpens en Hoofd-vleesch te maaken, zo snyd men de pens in stukken, en men kookt het met de kop tot dat alles gaar is, en dan legt men het vleesch met de pens door een, met wat zout en heele peper, in den azyn, in een keulse aarde pot, is heel goed om met appelen des winters gebakken te eeten.

17. Zouten van Spek, Hammen en Ossen-Vleesch, hoe daar mede te handelen.

Alles wat men zout moet wel ingewreeven worden voornamentlyk by de spieren, daar het vellig is, en daar men een gat of opening vind. Het vleesch dat men inzouten wil om te bewaaren moet eerst als het afgehakt is een nacht over, digt op malkanderen, op een Tafel worden gelegt om te besterven, en men besprengt het met wat zout om het bloedige los te maaken, en men dekt het toe met een doek en laat het zo een nacht leggen, en dan zout men het; en men moet de mergbeenen ter deegen met zout voorzien. Dan legt men alles aldus in de kuip om in order te gebruiken: 1. de 6 klapstukken van de buik onder in, want ze konnen het langste duuren: 2. de staartstukken: 3. de schouwderbladeren: 4. de twee borststukken: 5. de twee beste ribben: 6. de vier andere ribben: de twee ongeschikte ribben die by de schouwders zitten: 7. de huspot zo men wil boven op; maar men moet zorg dragen dat de stukken wel vast in malkanderen sluiten, en de openingen moeten met zout gevuld worden, en wat zout 'er boven op, en eerst onder op den bodem gespreid; ook moet de kuip eerst

[pagina 17]
[p. 17]

schoon uitgebroeid en met kruidnagels gedroogt worden. Dan legt men een dekzel die van binnen in de kuip sluit op het vleesch, om te maken dat het vleesch onder blyft als het zout begint te pekelen, want het mag niet droog leggen, en men kan 'er nu en dan wat pekel nog opgieten, en moet dan met de bovenste dekzel toegedekt en op een drooge plaats gezet worden, en men mag geen onreine menschen daar by laaten koomen. Eenige menschen gieten pekel op het vleesch na dat het wel ingewreeven is en in de kuip is gelegt, het is ook heel goed, maar het eerste nog beter.

Het vleesch dat men rooken wil, en de Hammen moet men byzonder inzouten, en onder dat zout doet men een gedeelte salpeter; dan zal het vleesch en de Hammen, als ze gerookt zyn, veel schoonder en rooder zyn, en het is niet ongezond.

18. Zonderlinge proeve om te weeten of het vleesch van een gezond beest is of niet.

Als 'er een besmettelyke ziekte onder de beesten heerscht, (gelyk tegenwoordig nu dit gedrukt word) zo mogen 'er wel geen beesten geslagen worden, dan die men voor gezond gekeurt heeft, dog het kan gebeuren dat ze de ziekte reets onder de leden hebben, zonder dat het kan gezien worden. En schoon veele staande houden dat het eeten van dit vleesch geen quaad aan de menschen doedt, zo zyn fatsoendelyke lieden nogtans beschroomd om het te gebruiken: om dit met zeekerheid te weeten zo kan men daar deeze proeve van neemen.

Als het vleesch eenigen tyd in het zout of de pekel gelegen heeft, zo neemt 'er een stuk uit en kookt dit zonder het te ververschen of af te wasschen, vind gy

[pagina 18]
[p. 18]

dan dat het zout na binnen doorgedrongen is, dan is het vleesch gezond en goed; maar is het beest niet recht gezond geweest, zo zal het zout nooit doortrekken; en hoe ongezonder het is, hoe laffer het van binnen zal zyn, en laat men doen wat men wil het zal in de kuip verrotten en vergaan: Dit heeft ons de ondervinding geleerd. Hy, onder wiens opzicht dit werk word uitgegeeven, heeft daar van tegenwoordig de proef meer dan eenmaal genomen en het aldus ondervonden; (en heeft zelfs boeren gezien die de beste stukken, van ongezonde beesten, daar men die versch eetende niets aan konde proeven, ingezouten hebbende, die allen, om dat ze geen zout wilde vatten, in het water weg wierpen.)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken