Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Voortgang. Jaargang 14 (1993 en 1994) (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Voortgang. Jaargang 14 (1993 en 1994)
Afbeelding van Voortgang. Jaargang 14 (1993 en 1994)Toon afbeelding van titelpagina van Voortgang. Jaargang 14 (1993 en 1994)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.34 MB)

Scans (22.75 MB)

XML (0.92 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Voortgang. Jaargang 14 (1993 en 1994)

(1994)– [tijdschrift] Voortgang–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 61]
[p. 61]

De alleenspraak van Hamlet
Bilderdijk, Voltaire en Shakespeare, 1777-1783Ga naar eind1
Joris van Eijnatten

Tussen 1795 als 1797, tijdens zijn ballingschap in Londen, heeft Willem Bilderdijk zich intensief bemoeid met William Shakespeare.Ga naar eind2 Bilderdijks waardering voor de Engelse dichter schijnt met de jaren te zijn gegroeid; toch heeft hij zich zelden geroepen gevoeld om zijn grote voorganger in het Nederlands te vertalen - om hem ‘na te volgen’ of ‘over te gieten’, zoals hij het zelf zou hebben uitgedrukt.Ga naar eind3 In zijn Aanwijzing der oude en nieuwere dichters noemt J. Pan niet meer dan zes vertalingen of navolgingen van betrekkelijk kleine gedeelten van King Henry IV, Measure for Measure en Hamlet.Ga naar eind4 Twee ervan, beide uit Hamlet, stammen uit de periode vóór 1795. Deze twee treurspelfragmenten geven een aardig beeld van Bilderdijks dichterlijke ontwikkeling in zijn vroege periode. Beide werden geschreven gedurende de eerste bloeitijd van zijn dichterschap, de tijd van de prijsverzen (1776, 1777 en 1781), de prijsverhandeling (1779, gedrukt in 1783), de Oedipus-vertaling (1779) en de bundel liefdespoëzie Mijn Verlustiging (1779). Het eerste gedicht is getiteld ‘Hamlets bekende Alleenspraak by Shakespear. Na de Fransche navolging van Voltaire’ (waarschijnlijk 1777); de tweede ‘Hamlets bekende Alleenspraak na Shakespears Engelsch gevolgd’ (1783). De gedichten werden eerst gepubliceerd in de Taelen dichtlievende oefeningen (1783) van het dichtgenootschap Kunst wordt door arbeid verkregen te Leiden, vervolgens in Bilderdijks eigen dichtbundel Verspreide gedichten (deel II) uit 1809, en tenslotte nog in De dichtwerken van Bilderdijk (deel XII; 1859).Ga naar eind5

Waarom toonde Bilderdijk juist in 1777 belangstelling voor een door Voltaire vertaalde passage uit Hamlet? Dat hij bij een Fransman te rade ging, laat zich eenvoudig verklaren. Bilderdijk beheerste in 1777 zijn Frans. De in 1797 uitgegeven catalogus van zijn bibliotheek is dan ook sterk op de Franse taal gericht. Niet alleen zijn van alle buitenlandse schrijvers de Fransen veruit in de meerderheid,Ga naar eind6 ook komen er veel Engelse auteurs in Franse (en ook wel in Nederlandse) vertaling voor. Zo verschijnt The Pilgrim 's Progress (1678) van John Bunyan als Voyage du chrétien vers l'éternité (1757); de Spectator (1711-1712 en 1714) van Richard Steele als Le spectateur ou le Socrate moderne (1754); Robinson Crusoe (1719) van Daniel Defoe als La vie & les avantures surprenantes de Robinson Crusoe (1721); Clarissa (1748) van Samuel Richardson als Lettres Angloise[s] ou histoire de Miss Clarissa Harlowe (1766); en The Vicar of Wakefield (1766) van Oliver Goldsmith als Le ministre de Wakefield (1768).Ga naar eind7 Van Shakespeare zelf vermeldt de Catalogus overigens een Engelstalige editie van Hamlet, Prince of Denmark (Londen, 1750), en dat is tegelijk het enige werk van Shakespeare dat erin voorkomt.Ga naar eind8

Dat Bilderdijk omstreeks 1777 Engelse schrijvers bij voorkeur in het Frans las, toont ook het volgende voorbeeld aan. In zijn met goud bekroonde prijsverhandeling, het Antwoord op de vraag, hebben de dichtkunst en welsprekendheid verband met

[pagina 62]
[p. 62]

de wijsbegeerte, wordt in de achtste bijlage uit de classicistische geloofsbelijdenis van Alexander Pope geciteerd, het Essay on Criticism (1711). De natuur, heet het daar, is ‘At once the source, and end, and test of Art’ (v 73). De genoemde achtste bijlage nu is een bewerking van een brief die Bilderdijk in 1779 aan zijn kunstvriend Rhijnvis Feith heeft geschreven. In die brief had hij Pope in het Frans geciteerd: ‘Elle est tout à la fois; la source, le fin, la règle de l'art.’Ga naar eind9 Vóór de publicatie van zijn verhandeling heeft Bilderdijk de oorspronkelijke teksten dus alsnog ingevoegd. Dit typeert vermoedelijk de manier waarop hij zijn talen heeft geleerd. Hij zal veel buitenlandse schrijvers eerst in het Nederlands of het Frans hebben gelezen en pas daarna tot de oorspronkelijke taal zijn teruggekeerd, om zo die schrijver in zijn eigen taal te leren kennen. Elders in het Antwoord citeert hij uit de Oeuvres van de Italiaan F. Algarotti; hij verontschuldigt zich met de mededeling dat hij de oorspronkelijke uitgave niet bij de hand heeft en daarom de Franse vertaling maar gebruikt.Ga naar eind10 Beheerste Bilderdijk omstreeks 1777 echter het Italiaans?Ga naar eind11

In elk geval liet zijn kennis van het Duits in 1777 nogal wat te wensen over. Vermoedelijk heeft hij deze taal pas goed geleerd toen hij aan de bijlagen van het Antwoord werkte (dus omstreeks 1779). De Duitsers die hij in het twee jaar eerder geschreven Antwoord aanhaalde, lijkt hij grotendeels in vertaling te hebben gelezen. Een aardig bewijs hiervoor levert een handschrift in het Bilderdijk Museum, een eigenhandige vertaling in het Nederlands van een Franse vertaling van de Logica van Christian Wolff, dat oorspronkelijk in het Duits en het Latijn was geschreven.Ga naar eind12 Vlekkeloos is het Duits van Bilderdijk overigens nooit geweest, en dat geldt ook voor zijn Engels.

Zijn eerste kennis van het Engels had Bilderdijk, aldus een brief aan Jeronimo de Vries uit 1806, reeds opgedaan in zijn vroege jeugd: hij had zich ‘een Schakespear’ aangeschaft en ‘leerde daar Engelsch meê’. Hoe goed hij in deze tijd werkelijk het Engels heeft geleerd, deelt hij niet mee; waarschijnlijk is dat pas tijdens de Londense ballingschap gebeurd.Ga naar eind13 Heeft Bilderdijks (vermoedelijk) beperkte kennis van het Engels hem rond 1777 doen kiezen voor een bewerking van Shakespeare door Voltaire? De Franse philosophe was naar Bilderdijks oordeel de ‘meest Dichterlijken Dichter misschien, welken zijn Natie ooit gehad heeft’.Ga naar eind14 En liet de anglofiel Voltaire zich er niet op voorstaan dat juist hij Shakespeare eerst ‘bij zijn Landgenoten in aanmerking gebracht’ had?Ga naar eind15 In de Catalogus uit 1797 is Voltaire in vergelijking met andere auteurs bijzonder goed vertegenwoordigd. Vermeld worden een uiteenzetting over de filosofie van Newton, een zesdelige Oeuvres, een aantal treurspelen (inclusief een Nederlandse vertaling), de romans Le Micromégas en Zadig ou la destinée, de brieven en enkele geschiedwerken.Ga naar eind16 De keuze van Voltaire lag dus wel voor de hand. Voltaire's bewerking van Shakespeare kan men vinden in de Aanwijzing van J. Pan; deze versie is afkomstig uit de Mélanges historiques (zie Bijlage A).Ga naar eind17 Interessant is dat Bilderdijk kennelijk niet de in de Catalogus vermelde Oeuvres heeft gebruikt. Deze editie uit 1738-1739 bevat namelijk een oudere versie van de bewerking van Hamlet. Zo heeft de derde versregel de uitroep ‘Dieux cruels!’ in plaats van ‘Dieux justes!’; uit een aantekening blijkt dat Bilderdijk over de tweede, nieuwere variant beschikte.Ga naar eind18

[pagina 63]
[p. 63]

Alleenspraken beschouwde Bilderdijk in deze tijd als ‘'t edelst, treffend sieraad’ van het toneel; vooral die van Hamlet, Augustus (in Cinna van Corneille), Ardaburis (in Leo de Groote van J.C. de Lannoy) en Patroclus (in Achilles van Huydecoper) genoten zijn voorkeur.Ga naar eind19 Van alle toneelspelen van Shakespeare was Hamlet, naast Othello, in de achttiende eeuw het meest bekende.Ga naar eind20 Maar er waren zovéél toneelschrijvers en toneelspelen. Waarom vertaalde Bilderdijk niet de monoloog uit Cinna?Ga naar eind21 Waarom juist Shakespeare? Een grote voorliefde voor déze toneeldichter had Bilderdijk omstreeks 1777 allerminst. In de achtste bijlage van zijn verhandeling vergeleek hij (de invloed van Voltaire ligt voor de hand) de ‘winderigheid’ van Shakespeare met de gezwollenheid van Antonides van der Goes, en laakte hij de ‘veelvuldige laagheden’ van de Engelsman.Ga naar eind22 Later zou een afbeelding van Shakespeare de verhandeling over Het treurspel (1808) sieren, en zou de oudere Bilderdijk in gunstiger zin van ‘dien ruwen doch menschkundigen Autheur’ spreken.Ga naar eind23 Het zijn echter Racine, Corneille, Voltaire, Vondel, Sophocles en Euripides die (naast enkele contemporaine auteursGa naar eind24) in Bilderdijks vroege jaren telkens terugkeren. Wie of wat heeft hem ertoe aangezet om zich tussen 1777 en 1783 juist met Shakespeare bezig te houden?

Aanleiding tot zowel de eerste als de tweede Hamlet-vertaling heeft misschien een opstel van de Duitse wijsgeer en criticus Moses Mendelssohn (1729-1786) gegeven, namelijk de Betrachtungen über das Erhabene und das Naive in den schönen Wissenschaften uit 1758.Ga naar eind25 Rond 1779 moet Bilderdijk dit werkje hebben gekend, want hij citeert eruit in de aantekeningen bij zijn Edipus. Hij doet dat in het Duits, met de Nederlandse vertaling erbij.Ga naar eind26 In de Catalogus vindt men niet alleen de oorspronkelijke, Duitse versie van dit geschrift terug (opgenomen in Mendelssohns Philosophische Schriften),Ga naar eind27 maar ook een Over het verhevene in de wetenschappen (Utrecht, 1774). Met dit laatste wordt bedoeld de tweede, verbeterde druk van een uit 1769 stammende vertaling van Mendelssohns opstel, getiteld Verhandeling over het verhevene en naive in de fraeje wetenschappen. Deze rijkelijk becommentarieerde en van een voorrede voorziene vertaling is afkomstig van de literator Rijklof Michaël van Goens.Ga naar eind28

In Mendelssohns verhandeling wordt de alleenspraak in het algemeen aanbevolen als een zeer geslaagde manier om het verhevene in dichtvorm uit de drukken. Het gaat Mendelssohn daarbij met name om het type verhevene dat ontstaan kan wanneer een ‘heroische Seele’ - de held van het toneelspel - ‘Handlungen überlegt, und noch ungewiß ist, welchen Weg ihr die Tugend zu gehen befiehlt.’ Mendelssohn prijst de alleenspraken van Racine, Corneille, Addison en Metastasio, maar roemt de monoloog in Hamlet als de voortreffelijkste. Vervolgens citeert hij in eigen vertaling uit Act III, scène i, waar Hamlet hardop nadenkt over de dood: ‘Seyn, oder Nichtseyn; dieses ist die Frage! (...)’.Ga naar eind29

In de aan zijn vertaling van Mendelssohn toegevoegde voorrede had Van Goens duidelijk laten weten de vaderlandse poëzie maar achterlijk te vinden: Vondel, Antonides, de neolatinisten... allen schoten tekort, om van de eigentijdse dichters maar niet te spreken. Bilderdijks Antwoord was deels een reactie op deze harde kritiek, en in de laatste bijlage van het Antwoord (de brief aan Feith) heeft hij de Nederlandse

[pagina 64]
[p. 64]

dichters, vooral Vondel, verdedigd. De interessantste passage betreffende Van Goens nam hij echter niet in de gedrukte bijlage op. Hij gaat in deze passage in op Van Goens' vertaling van een aantal versregels uit de Messias van de Duitse dichter F.G. Klopstock. Tussen die vertaalde versregels had Van Goens ergens expres ‘een lam vaers’ laten staan, als een soort oefening voor zijn Nederlandse lezers, die zijns inziens de kunst van het verzenmaken nauwelijks onder de knie hadden. Bilderdijk, die de toespeling op Horatius' Ars poeticaGa naar eind30 ongetwijfeld door had, was giftig:

Bij de lezing der aanteekening, waarin deze woorden voorkomen (...) sloeg ik terstond die Hoogduitsche vaerzen (...) op (van welker maat UWE bewust is dat ik zelfs in onze taal niet afkeerig ben) om te beproeven, of ik het geluk mocht hebben, tot die zeldzaam bevoorrechte verstanden te behoren: dan, helaas! in plaats van één lam vaers te zoeken, zocht ik weldra na één goed vaers, en was ongelukkig genoeg, om het niet te kunnen vinden.

 

Bilderdijk beschouwde in 1779 de hoogbegaafde en belezen literator Van Goens als een weinig geslaagde vertaler, die niet alleen in de Nederlandse letterkunde slecht onderlegd was, maar bovendien nog een ongeschikte versvorm gebruikte. De rijmloze, dactylische verzen van Duitsers als Klopstock, door Van Goens nagevolgd en aan de Nederlandse Parnas aanbevolen, bekoorden Bilderdijk niet.Ga naar eind31 Hij gebruikte ze zelf slechts bij uitzondering.Ga naar eind32 Tegen Van Goens' vertaling van Shakespeare zal Bilderdijk eveneens bezwaren hebben gekoesterd; zoals we nog zullen zien, waren Van Goens verzen zowel rijmloos als onregelmatig. Overigens trad er rond 1783 een verbetering op in de verhouding tussen de twee geletterden: ‘WelEdele Gestrenge Heer, hooggeachte Vriend!’, luidt de aanhef van een brief van Bilderdijk uit februari 1784.Ga naar eind33 In elk geval kan het opstel Over het verhevene de aanleiding zijn geweest tot Bilderdijks ‘navolgingen’ van Hamlet.

 

Hoewel hij voor het treurspel Hamlet als geheel weinig waardering had, achtte Voltaire de beroemde alleenspraak zeer geslaagd. Dergelijke passages, zei hij, ‘élèvent l'esprit bien haut, quoique par une marche irrégulière’.

C'est dans ces morceaux détachés que les tragiques anglais ont jusqu'ici excellé: leurs pièces, presque toutes barbares, dépourvues de bienséance, d'ordre, de vraisemblance, ont des lueurs étonnantes au milieu de cette nuit.Ga naar eind34

Op de reden waarom hij juist de pericoop uit Hamlet zo verheffend vond, ging Voltaire verder niet in. Was hij getroffen door Shakespeare's sombere beschrijving van het menselijk bestaan en het onrecht dat door ieder mens wordt ondervonden? Of was het vooral het door Hamlet geopperde dilemma dat hem aansprak? Shakespeare laat Hamlet, gekweld door gevoelens van wraakzucht vanwege de moord op zijn vader, nadenken over de dood. Wat is de betere keuze, ‘To be, or not te be’, lijden of strijden, leven of sterven? De dood verlost ons uit dit aardse tranendal: de dood immers is een diepe slaap. Maar wie slaapt, kan dromen, en niemand weet wat de doden dromen. Het is de gedachte aan datgene wat er mogelijk na de dood komt

[pagina 65]
[p. 65]

waardoor wij ondanks ons lijden toch in dit ellendige leven volharden. Wij schrikken terug voor de doodsslaap, waardoor moedige voornemens verbleken ‘and lose the name of action’.

Een ‘traduction littérale’ van deze pericoop achtte Voltaire ongewenst; zij zou aan de monoloog alle kracht ontnemen.Ga naar eind35 In plaats van Shakespeare's blanke verzen maakt Voltaire gebruik van gepaard rijmende, zesvoetige versregels; het origineel heeft in totaal 33 regels, Voltaire slechts 24 (zie Bijlage A). De betekenis van de raadselachtige vraag van Hamlet, ‘To be, or not to be - that is the question’, maakt de Fransman al van meet af aan duidelijk: ‘Demeure; il faut choisir, et passer à l'instant / De la vie à la mort, et de l'être au néant’ (1-2). De Franse Hamlet is direkter, stelliger dan de Engelse. Waar de oer-Hamlet al mediterend tot het inzicht komt dat sterven slapen is, ‘a consummation / Devoutly to be wished: to die, to sleep’, zegt die van Voltaire:

 
Qui suis-je? qui m'arrête? et qu'est ce que la mort?
 
C'est la fin de nos maux, c'est mon unique asile;
 
Après de longs transports, c'est un sommeil tranquille; (6-8).

De Hamlet van Voltaire weet van tevoren al wat het antwoord op zijn vraag, wat de pointe van zijn monoloog zal zijn. Hij mediteert niet, hij reciteert. De bewerking is ondanks de ik-vorm anoniemer dan het origineel: het is minder de persoonlijke beschouwing van een gepijnigd mens, een adempauze tijdens tragische handelingen, dan een algemene uitspraak over de angst van de mens voor de dood. Voltaire laat het contrast tussen strijdend sterven en lijdend leven scherp uitkomen. Om het effect te vergroten, plaatst hij de omslag tussen Hamlets verlangen naar en zijn angst voor de dood precies middenin een versregel. ‘On s'endort, et tout meurt. Mais un affreux réveil / Doit succéder peut-être aux douceurs du sommeil’ (9-10). De oorspronkelijke Hamlet volgt gewoon de loop van zijn gedachten: ‘To sleep, perchance to dream. Ay, there's the rub; (...)’ (10). Voltaire, de classicist, is uit op effect; zijn hart ijst van ontzetting bij de gedachte van de dood, ‘moment fatal! affreuse éternité!’ (13-14). Bovendien lijkt Voltaire, de philosophe, inzicht te willen verwerven in de natuur van de mens. De mens schrikt van nature terug voor de dood, stelt hij met Shakespeare vast. Aan deze wetmatigheid, zo lijkt hij daar nog aan toe te voegen, doet het bijgeloof van de geestelijkheid niets af: ‘On nous menace, on dit que cette courte vie / De tourmens éternels est aussitôt suivie’ (11-12).Ga naar eind36 Voor Voltaire zijn er geen dromen ‘in that sleep of death’ (67), ook geen eeuwige hellepijnen, maar slechts een ‘affreuse éternité’. En niet een nadenken over of reflecteren op de dood (Shakespeare heeft ‘conscience’ (III, i, 84)) doet zijn Hamlet bij nader inzien terugschrikken voor gevaarlijke ondernemingen; nee, bij Voltaire is het ‘le scrupule’, de angstvalligheid, die hem bij voorbaat toeroept: ‘Halt!’.Ga naar eind37 Het is alsof het om een natuurwet gaat, die ‘défend à nos mains cet heureux homicide’ (23), en zo het voortbestaan verzekert van het menselijk geslacht.

Bilderdijk zal de vloeiende, gepolijste, op effect gerichte dichtregels van Voltaire hebben bewonderd. Zijn vers is even lang als het Franse origineel, en eveneens in zesvoetige, gepaard rijmende regels. Bilderdijk laat de wending in Hamlets monoloog

[pagina 66]
[p. 66]

nòg beter uitkomen door zijn navolging in twee strofen te verdelen. In de eerste strofe (acht regels) wordt de dood beschreven als het gelukkig ‘eind van alle ramp’ (6), in de tweede (zestien regels) komt de vreeswekkende dood aan bod, de dood die paradoxaal genoeg niemand wil missen, aangezien hij het lijden beëindigt. Ook Bilderdijk verstaat de kunst om de lezer zo effectief mogelijk te treffen.

 
ô Dood, ô Eeuwigheid! noodlottige aakligheên!
 
Wien jaagt uw bloote naam geen ijzing door de leên! (13-14)

Bilderdijk volgt het vers van zijn Franse leermeester trouw maar zelfstandig. Hij gebruikt meer beeldspraak, en zet zijn beelden bij voorkeur fors aan. Zijn ‘ijslijke uchtenstond’ vormt een passend en effectief contrast met de ‘lieflijkheid van deze nacht’; Voltaire heeft hier ‘affreux réveil’ en ‘douceurs du sommeil’ (9-10). De tegenstelling tussen ‘courte vie’ en ‘tourmens éternels’ is door Bilderdijk bewerkt tot die tussen het ‘perk van onze levensdagen’ en de ‘sleep van nooiteindigende plagen’ (11-12).Ga naar eind38 En ‘La mort serait trop douce en ces extrémités’ is op zijn aambeeld omgesmeed tot ‘Hoe zoet ware, in dien staat, de vrijburg van het graf!’ (21).

De verontwaardiging van Voltaire (met op de achtergrond uiteraard de melancholische waarnemingen van Shakespeare) is verwerkt in compacte, Bilderdijkiaanse hyperbolen, zoals ‘'s Huichlaars valsche deugd’ (de ‘hypocrisie’ van ‘fourbes puissans’), het ‘kruipen voor den trots eens Staatsmans’ (‘Ramper sous un ministre, adorer ses hauteurs’), en ‘'t bedrieglijk oog van veinzende verraâren’ (‘amis ingrats qui détournent la vue’) (16-19).Ga naar eind39 Soms is hij wijdlopiger dan Voltaire, en daardoor minder krachtig. ‘To die, to sleep’ (10) en ‘On s'endort, et tout meurt’ (9) - in beide gevallen wordt kort en bondig geformuleerd. Bilderdijk, die de hele versregel moet vullen omdat hij per se op een nieuwe strofe wil overgaan, maakt ervan: ‘Men slaapt, en 't denkbeeld sterft van al ons ongenoegen’ (8). Daarentegen doet de versregel ervóór (7) niet onder voor die van Voltaire: ‘Een stille sluimering na lang en angstig zwoegen’ tegenover ‘Après de longs transports, c'est un sommeil tranquille’. Al met al heeft Bilderdijk de declamerende Franse Hamlet in een wat theatrale toneelheld veranderd. Voltaire gebruikt in totaal zes uitroeptekens, Bilderdijk heeft er negen. ‘Qui suis-je’ (6) is uitgebreid tot ‘Wat zal, wat moet ik?’ (5). ‘Doch, Hemel!’, roept de Deense prins uit aan het begin van de tweede strofe (9). Ook het begin van de eerste strofe is in dit opzicht interessant. ‘Demeure; il faut choisir, et passer à l'instant / De la vie à la mort (...)’, luiden de statige beginregels van Voltaire. Bilderdijk heeft:

 
Hou stand, verwarde geest, en breek uw' twijfel af;
 
Ga over tot de keus van 't leven of van 't graf (1-2)

De haast filosofische wijze waarop de oorspronkelijke Hamlet aan het begin van zijn monoloog het dilemma onder woorden brengt, als een keuze tussen zijn en niet-zijn, is bij Bilderdijk geheel verdwenen.

Bilderdijk wijst in een aantekening op een ongerijmdheid in de vertaling van Voltaire. Deze laat Hamlet uitroepen, ‘Dieux justes! s'il en est, éclairez mon courage’

[pagina 67]
[p. 67]

(3), ‘hem dus teffens Heiden en twijfelaar’ makende. Dat is ongerijmd, want het christendom is nu eenmaal ‘de Godsdienst, die in het Treurspel, waar uit deze rol genomen is, ondersteld wordt’, en uit de laatste versregel blijkt dat Hamlet ‘als belijder van 't Christendom spreekt’.Ga naar eind40 Geeft deze aantekening een zekere afstand tegenover de christelijke godsdienst aan?Ga naar eind41 Bilderdijk constateert bij Hamlet uiterlijke vorm, geen innerlijke overtuiging. Hij wil slechts op een cultuurhistorische blunder van Voltaire wijzen, en de geloofsopvatting van de Franse Hamlet laat hem vermoedelijk verder koud. Zo legt hij geen verband tussen Hamlets religie en de strekking van het gedicht: hij betoogt in zijn aantekening niet dat Voltaire, die Hamlet tenslotte expliciet als christen ten tonele voert, zijn held ook in een toestand van christelijke gelatenheid en godsvertrouwen had moeten laten verkeren. En zonder commentaar vertaalt Bilderdijk de slotregel, ‘Et d'un héros guerrier fait un chrétien timide’ (24) als ‘En maakt een' Oorlogsheld tot een' lafhartig' Christen’ (24). Als er iets uit Bilderdijks prijsverzen duidelijk wordt, dan is dat een uitgesproken voorkeur voor de dappere, krijgslustige helden van de heidense oudheid.Ga naar eind42 Zijn bange christen wordt evenals die van Voltaire weekhartig door de ‘beschroomdheid’, die ‘spreekt, en roept ons toe: laat af!’ (22). De moralist Bilderdijk zal zich wat dìt gedicht betreft redelijk op zijn gemak hebben gevoeld bij zowel de classicist als de philosophe Voltaire.

 

Indien de datering van Kollewijn juist is, ligt er een periode van zes jaar tussen Bilderdijks eerste en tweede Alleenspraak. Bij de eerste vertaling kan de keuze voor Hamlet mede bepaald zijn door de waardering voor de dichter Voltaire; bij de tweede zal vooral de overtuigingskracht en eruditie van Moses Mendelssohn de doorslag hebben gegeven. Mendelssohn heeft geprobeerd een getrouwe vertaling van de oorspronkelijke monoloog te geven. Van Hamlets beroemde beginregels biedt hij twee versies. In de eerste versie, uit 1758, luidt die openingszin als volgt:

 
Seyn, oder nicht seyn, das ist die Frage;
 
Ists edler, im Gemüth des strengen Schicksals
 
Blutdürstige Pfeile zu erdulden; oder
 
Sein ganzes Heer von Quaalen zu bekriegen
 
Und sie im Kampf zu endigen? - Zu sterben -
 
Nicht mehr zu schlafen - (...) (1-6)Ga naar eind43

Deze vertaling is evenals het origineel in blanke verzen, dat wil zeggen in rijmloze jambische vijfvoeters. Maar zij zijn onregelmatig: regel 4 is hier de uitzondering. Van Goens vertaalde in 1769 de gehele monoloog, eveneens in blanke verzen (zie Bijlage C). In zijn vertaling luiden de beginregels:

 
Te zyn of niet te zyn; dat is de vraag!
 
Is 't edler, in zyn hart des noodlots woede
 
En smert'lyk byten te verdragen: dan
 
Een gansche zee van smerten te bestryden,
 
En strydend te vergaen? Vergaen! - Ja, slaepen!
 
Meer heet het niet. (...) (1-6)
[pagina 68]
[p. 68]

De verzen van Van Goens, hoewel niet geheel regelmatig, zijn minder onregelmatig dan die van Mendelssohn. De laatste liet in 1771 de ‘verbesserte Auflage’ van zijn Philosophische Schriften verschijnen, waarin hij hier en daar inging op het commentaar van zijn Nederlandse vertaler. Interessant is nu dat hij zich waarschijnlijk ook Van Goens vertolking van Hamlet ter harte heeft genomen. Zijn tweede versie, die ditmaal de gehele monoloog bevat (zie Bijlage D), luidt aldus:

 
Seyn oder Nichtseyn; dieses ist die Frage!
 
Ists edler, im Gemüth des Schicksals Wuth
 
Und giftige Geschoß zu dulden; oder
 
Sein ganzes Heer von Qualen zu bekämpfen,
 
Und kämpfend zu vergehen. - Vergehen? - Schlafen!
 
Mehr heißt es nicht. (...) (1-6)

De veranderingen lijken aan Van Goens te zijn ontleend: ‘Schicksals Wuth’ voor ‘strengen Schicksals’, ‘bekämpfen’ voor ‘bekriegen’, ‘kämpfend zu vergehen’ voor ‘im Kampf zu endigen’, ‘Mehr heißt es nicht’ voor ‘Nicht mehr zu schlafen’.Ga naar eind44 De verzen zijn daardoor regelmatiger geworden (na de geciteerde beginpassage worden ze nòg regelmatiger). Overigens biedt noch Mendelssohn, noch Van Goens een geheel letterlijke vertaling. Van Goens (die overigens met de Engelse taal geen enkele moeite had) geeft de ‘sea of troubles’ (III, i, 60) van Shakespeare letterlijk weer met ‘zee van smerten’ (4), waar Mendelssohn ‘Heer von Quaalen’ heeft; anderzijds volgt Mendelssohn met ‘Pfeile’ en ‘Geschoß’ (3) getrouw Shakespeare's ‘arrows’, terwijl Van Goens van een ‘smert'lyk byten’ spreekt.

Ook Bilderdijk heeft in zijn navolging van ‘Shakespears Engelsch’ gebruik gemaakt van jambische vijfvoeters. Daarmee lijkt hij zich, evenals Mendelssohn en Van Goens, bewust bij het origineel te hebben aangesloten. Een uitgesproken voorkeur voor vijfvoetige versregels had hij immers niet: in zijn vertaling van Oedipus rex koos hij met opzet voor de alexandrijn omdat hij Vondels vijfvoetige jamben vanwege het verheven karakter van het treurspel ongeschikt vond.Ga naar eind45 Verder wijkt zijn vertaling wat de uiterlijke kenmerken betreft in minstens drie opzichten af van die van zijn voorgangers. Ten eerste is zij een stuk langer. Terwijl de monologen van Shakespeare, Mendelssohn en Van Goens (evenals de rijmloze van Voltaire) 33 versregels behelzen, bevat die van Bilderdijk er 46. Bovendien heeft Bilderdijk de alleenspraak in drie strofen verdeeld. In strofe (1) wordt het voordeel van de dood besproken; in strofe (2) uitgelegd dat ons leven vol ‘smaadheên’ gerekt wordt door de angst voor dromen nà de dood; en in strofe (3) de pointe van het gedicht weergegeven, namelijk dat de angst voor het ‘aaklig rijk’ generzijds besluiteloze ‘bloodaarts’ van ons allen maakt. Tenslotte is zijn vertaling rijmend: de eerste 6 regels rijmen gepaard; de overige 40 gekruist (afgezien van het omarmend rijm in 31-34). Hamlets aanhef luidt in Bilderdijks vertaling als volgt:

 
Zie daar de vraag: te zijn, of niet te zijn. -
 
Is 't eedler, in 't gemoed de scherpe pijn,
 
Door 't wreed geval ons aangedaan, te lijden?
 
Of voegt het ons, het Noodlot te bestrijden,
[pagina 69]
[p. 69]
 
En moedig, met de wapens in de hand
 
Te dwingen door een' wakkren tegenstand? -
 
Wat is de dood? - Een stil, gevoelloos slapen:
 
Niets meer. - (...) (1-8)

Deze verzen - en dit is een vierde verschil - zijn zeer regelmatig. Zij lopen gesmeerd, zij zijn minder stroef dan die van Bilderdijks collega-literator Van Goens.Ga naar eind46 Bovendien schuift hij met zinsdelen (v 1); parafraseert hij en breidt hij uit (2-6); en heeft hij Shakespeare's ‘To die, to sleep’ op een treffende manier vertolkt (7-8).

Is Bilderdijks monoloog ook als vertaling geslaagd? Op zichzelf is de vraag niet geheel terecht, omdat zijn criteria voor een goede vertaling nu eenmaal niet de onze zijn. Dat hij een aantal uiterlijke kenmerken heeft gewijzigd en daarnaast nog uitbreidt en parafraseert, hebben we zojuist geconstateerd. Het was hem duidelijk niet om een ‘letterlijke’ vertaling te doen. Maar er is hier meer in het geding dan de literaire vrijheid van een vertolker. Het gaat bij Bilderdijk doorgaans niet zozeer om de keuze tussen een ‘letterlijke’ en een ‘vrije’ vertaling, maar veeleer om de keuze tussen een ‘letterlijke’ vertaling en wat hij een ‘oordeelkundige’ zou hebben genoemd. Vanuit dit oogpunt heeft hij bijvoorbeeld de werken van Sophocles beoordeeld. Zonder grondige kennis van de literaire kritiek - van de ‘oordeelkunde’, om de achttiende-eeuwse term te gebruiken - kan men de betekenis van Sophocles nauwelijks bepalen, zo schreef hij aan de historicus Daniël van Alphen, en kan men ‘het ware verstand der oude Toneeldichteren’ niet aan het licht brengen.

't Is thands geen navolging, geen vertaling, daar 't op aan koomt: - het is een Oordeelkundig werk, dat van mij gevorderd wordt. Men vergt mij niet, over te brengen, wat Sofokles zegt, in den text, dien wij hebben; maar eischt dat ik naspore, dat ik opdelve, wat hij waarlijk gezegd hebbe, wat hij heeft willen zeggen, wat hij had moeten zeggen.Ga naar eind47

Enerzijds vanwege zijn zelfbewustzijn als dichter (dat reeds in deze periode nogal fors was, en door zijn triomfen op de Parnassus geen schade had geleden), anderzijds vanwege zijn mede aan de traditionele retorica ontleende overtuiging dat een dichtstuk zowel qua vorm als qua inhoud aan specifieke maatstaven diende te voldoen, is Bilderdijk er zelden in geslaagd om het door hemzelf geformuleerde onderscheid tussen letterlijke en kritische vertaling te handhaven. Zijn eigen, naar classicistisch model bewerkte Edipus heeft hij beslist beschouwd als een oordeelkundige vertaling, als een navolging waarin ‘het ware verstand’ van de Griekse dichter werd geopenbaard.Ga naar eind48 Ook de jonge Bilderdijk vult zonder al te veel scrupules de oorspronkelijke versie van een dichtwerk aan waar zij tekort schiet, en verbetert de auteur waar deze naar zijn mening fouten maakt.Ga naar eind49 Naar zulke criteria zal hij ook Shakespeare hebben beoordeeld.

Uit het feit nu dat Bilderdijks alleenspraak qua sfeer en qua strekking nog tamelijk veel op het origineel lijkt, zou men kunnen concluderen dat Shakespeare tot op zekere hoogte aan de oordeelkundige maatstaven van zijn achttiende-eeuwse collega-poëet heeft voldaan. Op een aantal belangrijke punten is Bilderdijk echter van het origineel afgeweken. Die afwijkingen ‘verraden’ de maatstaven van de vertaler.

[pagina 70]
[p. 70]

Dat Bilderdijk een uitgesproken voorkeur voor rijmende en regelmatige verzen toont, verraadt in elk geval zijn classicistische achtergrond; in dit opzicht zal hij zich nimmer van de invloed van Racine en Voltaire weten los te maken. Interessanter is de verdeling van zijn alleenspraak in drie strofen. Hierdoor doet het stuk zich niet langer voor als een fragment uit een treurspel. Het is een zelfstandig strofisch gedicht geworden,Ga naar eind50 een mengvorm van ‘alleenspraak’ en ‘ode’. En ‘oden’ schreef Bilderdijk graag. Drie van de vier prijsverzen (één prijsvers is een leerdicht) noemde hij ‘lierzangen’ of ‘oden’, en hij doelde daarmee op lange strofische gedichten met een moraliserende strekking. Na 1781, toen hij met Onze voorvaderen, bij de oprechting van het gemeenebest de gouden penning had gewonnen, heeft Bilderdijk van deze langgerekte didactische lierzangen afstand genomen. Prijsverzen dichtte hij voorlopig niet meer. Hij zocht naar nieuwe vormen: in 1785 schreef hij bijvoorbeeld zijn eerste romance, Olinde en Theodoor. Ook in zijn versie van de monoloog van Hamlet lijkt zich een nieuwe lyrische vorm aan te dienen, een nieuw soort ‘ode’. Hamlets alleenspraak heeft hij door de verdeling in strofen omgevormd tot een dichterlijke beschouwing over 's levens wederwaardigheden, met een zedelijke boodschap aan het slot. De beginwoorden, ‘Zie daar de vraag’, verwijzen naar het thema, terwijl de slotstrofe (met een zesvoetige slotregel) nog eens expliciet de moraal verwoordt:

 
't Geweten maakt dus bloodaarts van elk' een:
 
't Natuurlijk rood der vurigste besluiten
 
Verschiet, verbleekt, en dit besef-alleen
 
Weet elke stoute daad met d'eersten wenk te stuiten. (43-46)

Deze vorm - een meer of minder uitgebreide beschouwing plus de moraal - zou Bilderdijk vooral na 1790 gebruiken voor zijn soms zeer fraaie ‘vertalingen’ van de Oden van Horatius.Ga naar eind51 Terwijl hij zich met zijn navolging van Voltaire uit (vermoedelijk) 1777 oefende in de verheven, hartstochtelijke vormelijkheid van de Edipus, begon hij in 1783 reeds zijn draai te vinden als lyrisch moralist, als zedekundige odendichter.

Niettemin is zijn gedicht nog altijd een navolging van Shakespeare - al bevat het nog een enkele reminiscentie aan Voltaire (‘Wat is de dood?’ (7): ‘qu'est ce que la mort?’). Bilderdijk volgt over het algemeen de lijn van het Engelse origineel; tegelijk voegt hij toe en wijzigt hij door uitbreiding en woordkeus. Opvallend is de nadruk op wat men Hamlets nobele strijdbaarheid zou kunnen noemen. Bereid tot actie is de oorspronkelijke Hamlet ook: ‘to take arms against a sea of troubles, / And by opposing end them’ (60-61). Wie tegen een zee van smarten kampt, zal strijdend ten onder gaan - Van Goens gaf met ‘En strydend te vergaen’ de betekenis van deze passage letterlijk weer. Bilderdijk daarentegen spreekt van het ‘dwingen’ van het Noodlot, ‘moedig, met de wapens in de hand’ (4-6).Ga naar eind52 Deze deugdzaam-martiale toonzetting typeert zijn vertaling. Het is alsof in de opsomming van misstanden reeds de Oranjegezinde advocaat uit de Patriottentijd doorklinkt, de eenzame strijder tegen het onrecht die zich afvraagt: wie toch kan ‘met geduld de wetten aan zien randen, / De onnoozelheid en 't heilig recht verraân?’ (25-26). Shakespeare heeft hier slechts ‘who would bear (...) the law's delay, / The insolence of office’ (71, 73-74). Recht-

[pagina 71]
[p. 71]

schapen poëzie schreef Bilderdijk toch al graag.Ga naar eind53 Hij spreekt over ‘'t gezag van trotsche dwingelanden’ (23: ‘The oppressor's wrong’ (72)), de ‘tederheid’ die ‘gesmaad wordt en veracht’ (28: ‘disprized love’ (73)), de ‘ons opgelegde plagen’ (40: ‘those ills we have’ (82)) en de dood, waar ‘na met recht de brave wenschen mag’ (12: ‘consummation / devoutly to be wished’ (65)). Voor Shakespeare's ‘Who would these fardels bear / To grunt and sweat under a weary life’ (77-78) heeft Bilderdijk:

 
Waar is de dwaas, die met gekromde leden
 
Dan onder 't zwaar en drukkend levenspak,
 
In angstig zweet, en morrend ongemak,
 
En hooploosheid, nog langer voort wou treden? (31-34)Ga naar eind54

Bilderdijk is retorischer dan het origineel (met de zojuist citeerde regels eindigt hij zijn tweede strofe, terwijl Shakespeare verder gaat met ‘But that the dread of something after death (...)’ (79)),Ga naar eind55 en speelt bovendien in op het sentiment van de lezer. Waar Shakespeare van de ‘dread’ voor het hiernamaals spreekt, heeft Bilderdijk het over ‘dat naar en twijfelbaar verschiet, / Door 't voorgordijn des duistren doods betoogen’ (35-36). Achter dat lugubere gordijn schuilt een ‘aaklig rijk’ dat ons verstand verbijstert (39: een ‘undiscovered country’ dat ‘puzzles the will’ (80-81)). ‘De dood, een slaap!’, ‘Helaas!’, ‘Maar ach!’, wordt hier en daar uitgeroepen (15, 16, 35); de oorspronkelijke Hamlet is niet pathetisch.

Bilderdijk heeft in zijn navolging blijk gegeven van zijn voorkeur voor de ‘marche régulière’; zijn Hamlet is bovendien pathetischer, zijn beelden zijn evenals in zijn navolging van Voltaire zwaar aangezet. Ondanks deze afwijkingen heeft hij een sprekende - en misschien zelfs oordeelkundige - ‘vertaling’ weten te vervaardigen.Ga naar eind56 Een even gelukkige vondst als de reeds geciteerde beginpassage is de vertaling van ‘by a sleep to say we end / The heartache and the thousand natural shocks / That flesh is heir to’ (62-64):

 
(...) Een slaap, die 't hartzeer enden doet:
 
Die 't leed, dat ons ten erfdeel' schijnt geschapen,
 
Den stervling' door een zachte rust vergoedt. (8-10)

Van Goens worstelt hier met ‘een benepen hart’, ‘duizend angsten’ en het ‘erfdeel dezes vleesch's’ (7), Mendelssohn met ‘tausend Herzensangst’, Voltaire zelfs met ‘dix milles chocs naturels’.

De vertaling van Hamlet uit 1783 bevat alle ingrediënten die voor de nieuwe Bilderdijkiaanse ode geschikt waren: een aantal strofen, een beschrijving van 's levens lotgevallen en een moraal. Hoe ‘oordeelkundig’ is Bilderdijks weergave van die moraal? Wat was volgens hem de moraal van Hamlets alleenspraak? Dat de ode liefst een expliciete boodschap moest bevatten, stond voor hem vast. Zijn uitgesproken voorkeur voor de meer didactische Oden van Horatius bevestigt dit, evenals het feit dat hij minstens één van zijn navolgingen van een moraliserende slotstrofe heeft voorzien.Ga naar eind57 Oordeelkunde, zo hebben we al eerder geconstateerd, impliceerde voor Bilderdijk onder meer kennis van de wijsbegeerte. En wijsbegeerte was voor hem in deze tijd bovenal de ‘kennis van den mensch, de nuttigste kennis die voor ons bij

[pagina 72]
[p. 72]

uitstek geschikt is’.Ga naar eind58 Was de ode niet het bij uitstek geschikte genre om de bekende stelregel van Horatius in de praktijk te brengen? Om poëzie te schrijven die zowel sticht als vermaakt?Ga naar eind59

De tot ode bewerkte alleenspraak van Hamlet bood alle aanleiding tot moraliseren. Wij blijven, zo vertaalt Bilderdijk, ‘gedwee in 's levens ijzren band’, onder de regie van het geweten. In zijn letterlijke vertaling gebruikt Voltaire in v 28 eveneens het woord ‘geweten’ (‘conscience’); zo ook Mendelssohn (‘Gewissen’) en Van Goens (‘gewissen’). Op zichzelf ligt de keuze voor dit woord voor de hand, aangezien Shakespeare zelf ‘conscience’ heeft (83). Zoals hiervoor evenwel reeds is opgemerkt, zal de Engelsman vermoedelijk niet het geweten, maar het ‘bewustzijn’ (‘con-scientia’, een mede-weten met zichzelf) hebben bedoeld, en dan vooral in de zin van ‘nadenken’ of ‘mediteren’.Ga naar eind60 Men zou kunnen veronderstellen dat bij het zoeken naar de geschikte vertaling van het woord ‘conscience’ juist de ‘wijsgerige’ betekenis van het woord ‘geweten’ voor achttiende-eeuwse dichter-denkers de doorslag heeft gegeven. Het wijsgerige aspect lag tenslotte velen van hen na aan het hart. De jonge Bilderdijk zelf stelde groot vertrouwen in de inspraak der natuur. In zijn prijsverzen bezong hij voortdurend het ‘Geweeten, staalen stem des vreesselijken Gods’, als de morele rechter waarop de mens zich in zijn streven naar volkomenheid en geluk verlaten moet.Ga naar eind61 Deugdzame handelingen zijn het gevolg van plichtbetrachting, en onze plichten kennen wij uit het onfeilbare oordeel van het natuurlijke geweten, zo luidt ongeveer de door Bilderdijk in honderden hoogdravende versregels geformuleerde gedachte. Deze ‘wijsgerige’ opvatting kan (naast Bilderdijks eigen hang naar pathetiek en retoriek) de sfeer van nobele strijdbaarheid van zijn Hamlet-vertaling verklaren. Zijn Hollandse Hamlet is buiten twijfel een gewetensvolle ‘brave’.

Wijst ook de vertaling van ‘There's the respect / that makes calamity of so long life’ (69-70) in de richting van een wijsgerig-oordeelkundig gebruik van het begrip ‘geweten’? Shakespeare doelt met ‘respect’ op de overweging die Hamlet maakt naar aanleiding van zijn gedachten over doodsslaap en dromen. ‘Dezen leren ons / Geduldig 't zwaere juk des levens draegen!’ (13-14): evenals Mendelssohn, verwijst Van Goens niet naar de overweging of meditatie zelf, maar naar de dromen. Voltaire vertaalt ‘respect’ met ‘raison’ en sluit daarmee wat nauwer bij het origineel aan. Bilderdijk echter vertaalt de passage aldus: ‘Dit is de schroom, die 't onheil onzer dagen / Zoo rekt: die onze ellenden zoo verlengt’ (19-20).Ga naar eind62 Zijn eerdere navolging van Voltaire kan hier natuurlijk van invloed zijn geweest: men vergelijke respectievelijk de ‘scrupule’ en de ‘beschroomdheid’ in de eerste vertaling (v 22). Is deze woordkeuze mede bepaald door een ‘wijsgerige’ opvatting?

Men zou de door Voltaire en Bilderdijk gebezigde woorden (‘scrupule’, ‘beschroomdheid’ en ‘schroom’) drie betekenissen kunnen toekennen. ‘Beschroomd’ kan in de eerste plaats worden opgevat als ‘bevreesd’ of ‘timide’.Ga naar eind63 Interessant is dat zeventiende-eeuwse ethici in deze zin de ‘schroom’ wel gunstig hebben opgevat, en dan vooral in samenhang met het goed functioneren van het geweten en het succesvol nakomen van plichten. La Rochefoucauld bijvoorbeeld heeft als Maxime 169: ‘Pendant que la paresse et la timidité nous retiennent dans notre devoir, notre vertu en a souvent tout l'honneur.’Ga naar eind64 Interpreteert men de slotregels van Bilderdijks verta-

[pagina 73]
[p. 73]

ling vanuit deze positieve waardering van de ‘timidité’, dan moet ook de ‘bloodaart’ (43) niet als een lafaard (Shakespeare heeft ‘coward’) worden beschouwd, maar als een bedeesd mens. De ‘enterprises of great pith and moment’ (87) zijn dan geen tragische, tot een gewisse ondergang leidende heldendaden, maar (zoals Bilderdijk vertaalt) ‘stoute’ daden (46), dat wil zeggen de uitingen van een moedige maar onbezonnen strijdbaarheid.Ga naar eind65 Deze gewetensvolle ‘brave’ zou zoals ieder ander mens verlangen naar de verlossing uit zijn ellende, en ondertussen - weliswaar moedig, ‘met de wapens in de hand’ - voorzichtig strijden, zonder dat de dood er noodzakelijk op volgt. In deze interpretatie is de dood voor Hamlet geen reeële optie meer, en dat zal Bilderdijk toch niet hebben bedoeld.

Ten tweede de betekenis van ‘schroom’ als ‘angstvalligheid’. Een angstvallig mens is ‘nauwgezet’, ‘scrupuleus’.Ga naar eind66 In de vroeg-moderne ethiek werd de ‘scrupule’ of ‘schroom’ vaker in negatieve zin opgevat, als de angstvalligheid die het gevolg is van een al te nauwgezet gewetensonderzoek.Ga naar eind67 Ook hier dus weer de verbinding met het geweten. Deze tweede betekenis sluit wel enigszins aan bij Shakespeare's gebruik van de woorden ‘respect’ en ‘conscience’, maar geeft de zin van het origineel toch niet precies weer. In dit opzicht is het gebruik van de woorden ‘schroom’ en ‘geweten’ in de vertalingen van Voltaire en Bilderdijk interessant. Wellicht heeft de in de zeventiende eeuw sterk tot ontwikkeling gekomen gewetensethiek op hun woordkeuze invloed gehad. Van een bewust moraliseren zal bij hen geen sprake zijn geweest: dat het geweten een beslissende rol speelt bij het zedelijk handelen van de mens, gold in de achttiende eeuw als een algemene waarheid. In elk geval kan men Bilderdijks Hamlet-vertaling van 1783 wat de ‘wijsgerige’ component betreft niet bijzonder ‘oordeelkundig’ noemen. Hij zal vooral de derde betekenis van ‘beschroomd’ hebben bedoeld, in de zin van ‘aarzelend’, zonder een direkt verband te veronderstellen met het geweten als zodanig.Ga naar eind68 Bilderdijk heeft toch vooral geprobeerd om de tragische onbeslistheid van Shakespeare's Hamlet weer te geven, en gezocht naar een bevredigende vertaling van de weemoedige meditatie van die weifelende, besluiteloze, gedesillusioneerde held, wiens ‘besef-alleen’ van een ‘aaklig rijk’ hem in een toestand van laffe lijdzaamheid heeft gebracht.

‘To be’ of ‘zijn’, maar dan als een strijdend lijden in plaats van een lijden zonder meer, zou na 1783 ongetwijfeld Bilderdijks persoonlijk antwoord op de vraag van Hamlet zijn geweest.Ga naar eind69 In 1828, drie jaar voor zijn dood, gaf hij een geheel andere interpretatie van het dilemma. Hij klaagde toen in een brief aan Jeronimo de Vries over zijn gebrekkige geheugen en schreef:

Dan geheel wonderlijk is mijne geheele existentie, en als een middelding tusschen Hamlets to be en not to be. 't Gebrek aan memorie maakt my alleenlijk hetgene voorby is als tot een flaauwe droomherinnering; maar het tegenwoordige-zelf is zonder samenhang of verband voor my, en dus ontbreekt er de aaneenschakelende ratio sufficiens in, waardoor wy wezen en droom onderscheiden.Ga naar eind70

 

Van een dilemma tussen leven en sterven was hier geen sprake meer. De dood had plaats gemaakt voor een middelding: voor de droom, die het hartzeer niet beëindigt, maar verzacht.

[pagina 81]
[p. 81]

Bijlage A: De bewerking van Voltaire (± 1729)

(uit: Oeuvres complètes de Voltaire. Mélanges historiques I (Paris, 1819), 100-101. Voor de datering zie Th. Besterman ed., Voltaire on Shakespeare (Studies on Voltaire and the Eighteenth Century LIV; Genève, 1967), 44 (noot) en 47)

 
Demeure; il faut choisir, et passer à l'instant
 
De la vie à la mort, et de l'être au néant:
 
Dieux justes! s'il en est, éclairez mon courage
 
Faut-il vieillir courbé sous la main qui m'outrage,
 
5 Supporter ou finir mon malheur et mon sort?
 
Qui suis-je? qui m'arrête? et qu'est ce que la mort?
 
C'est la fin de nos maux, c'est mon unique asile;
 
Après de longs transports, c'est un sommeil tranquille;
 
On s'endort, et tout meurt. Mais un affreux réveil
 
10 Doit succéder peut-être aux douceurs du sommeil.
 
On nous menace, on dit que cette courte vie
 
De tourmens éternels est aussitôt suivie.
 
O mort! moment fatal! affreuse éternité!
 
Tout coeur à ton seul nom se glace épouvanté.
 
15 Eh! qui pourrait sans toi supporter cette vie,
 
De nos fourbes puissans bénir l'hypocrisie,
 
D'une indigne maîtresse encenser les erreurs,
 
Ramper sous un ministre, adorer ses hauteurs,
 
Et montrer les langueurs de son âme abattue
 
20 A des amis ingrats qui détournent la vue?
 
La mort serait trop douce en ces extrémités;
 
Mais le scrupule parle et nous crie: Arrêtez!
 
Il défend à nos mains cet heureux homicide,
 
Et d'un héros guerrier fait un chrétien timide.
[pagina 82]
[p. 82]

Bijlage B: De vertaling van Voltaire (1761)

(uit: Mélanges historiques I, 101; voor de datering zie Besterman, Voltaire on Shakespeare, 63 en 75-76)

 
Être ou n'être pas, c'est là la question;
 
S'il est plus noble dans l'esprit de souffrir
 
Les piqûres et les flèches de l'affreuse fortune,
 
Ou de prendre les armes contre une mer de trouble,
 
5 Et en s'opposant à eux, les finir? Mourir, dormir,
 
Rien de plus, et par ce sommeil dire: Nous terminons
 
Les peines du coeur, et dix milles chocs naturels
 
Dont la chair est héretière; c'est une consommation
 
Ardemment désirable. Mourir, dormir:
 
10 Dormir, peut être rêver? ah! voilà le mal!
 
Car, dans ce sommeil de la mort, quels rêves aura-t-on,
 
Quand on a dépouillé cette enveloppe mortelle?
 
C'est là ce qui fait penser: c'est là la raison
 
Qui donne à la calamité une vie si longue:
 
15 Car qui voudrait supporter les coups, et les injures des temps,
 
Les torts de l'oppresseur, les dédains de l'orgueilleux,
 
Les angoisses d'un amour méprisé, les délais de la justice,
 
L'insolence des grandes places, et les rebuts
 
Que le mérite patient essuie de l'homme indigne,
 
20 Quand il peut faire son quietus,
 
Avec une simple aiguille à tête? qui voudrait porter ces fardeaux,
 
Sangloter, suer sous une fatigante vie?
 
Mais cette crainte de quelque chose après la mort,
 
Ce pays ignoré, des bornes duquel
 
25 Nul voyageur ne revient, embarasse la volonté,
 
Et nous fait supporter les maux que nous avons,
 
Plutôt que de courir ver d'autres que nous ne connaissons pas.
 
Ainsi la conscience fait des poltrons de nous tous;
 
Ainsi la couleur naturelle de la résolution
 
30 Est ternie par les pâles teintes de la pensée;
 
Et les entreprises les plus importantes,
 
Par ce respect, tournent leur courant de travers,
 
Et perdent leur nom d'action ...
[pagina 83]
[p. 83]

Bijlage C: De vertaling van R.M. van Goens (1769)

(uit: M. Mendelssohn, Verhandeling over het verhevene en naive in de fraeje wetenschappen (vert. R.M. van Goens; Utrecht, 1774), 20-21; deze verbeterde editie is wat de Hamlet-vertaling betreft identiek aan die van 1769)

 
Te zyn of niet te zyn; dat is de vraeg!
 
Is 't edler, in zyn hart des noodlots woede
 
En smert'lyk byten te verdragen: dan
 
Een gansche zee van smerten te bestryden,
 
5 En strydend te vergaen? Vergaen! - Ja, slaepen!
 
Meer heet het niet. Een zoete sluimer is 't,
 
Die ons benepen hart van duizend angsten vrydt,
 
Het erfdeel dezes vleesch's. - Hoe waerdig
 
Is 't niet des vromens wensch, vergaen, - of slaepen!
 
10 Doch - slaepen? - Niet ook dromen? Ach, hier legt,
 
Hier legt de knoop! die droomen, die ons by
 
Des slaep des doods verschrikken, als dit vleesch
 
Vergaet, zyn ys'lyk. Dezen leren ons
 
Geduldig 't zwaere juk des levens draegen! -
 
15 Wie droeg toch anders noodlot's overmoed,
 
Hovaerd'ger smaet, de wrede dwinglandy
 
Der machtigen, de smert versmaeder liefde,
 
Der wetten schennis, of de treffende
 
Bespotting der verdiensten, met geduld?
 
20 Kan ons een enk'le dolk de ruste geven,
 
Waer is de dwaas, die onder 't lastig pak
 
Des levens langer noch zou zuchten? - Doch
 
De vrees voor dat, het welk de dood vervangt,
 
Dat land, van waer geen reiziger te rug
 
25 Op aerde kwam, ontwaep'nen onzen moed.
 
Wy lyden liever het bewuste kwaed,
 
Dan tot zulk ene onzekerheid te vlieden -
 
Zoo maekt ons allen het gewissen bloo!
 
En de overlegging krenkt met bleke kleuren
 
30 Het aengezicht des vyerigsten besluits!
 
Zij stuit een onderneming, hoe heldhaftig anders,
 
In haeren loop: en elke grootsche daed
 
Verstikt in de geboort'!...
[pagina 84]
[p. 84]

Bijlage D: De vertaling van M. Mendelssohn (1771)

(uit: Betrachtungen über das Erhabene und Naive in den schönen Wissenschaften, in: Moses Mendelssohns philosophische Schriften (Carlsruhe z.j. [1780]), 184-185; voor de datering zie noot 27)

 
Seyn oder Nichtseyn; dieses ist die Frage!
 
Ists edler, im Gemüth des Schicksals Wuth
 
Und giftige Geschoß zu dulden; oder
 
Sein ganzes Heer von Qualen zu bekämpfen,
 
5 Und kämpfend zu vergehen. - Vergehen? - Schlafen!
 
Mehr heißt es nicht. Ein süsser Schlummer ists,
 
Der uns von tausend Herzensangst befreyt,
 
Die dieses Fleisches Erbtheil sind. - Wie würdig
 
Des frommen Wunsches ist vergehen, schlafen!
 
10 Doch schlafen? - Nicht auch träumen? Ach, hier liegt
 
Der Knoten! Träume, die im Todesschlaf
 
Uns schrecken, wenn einst dieß Fleisch verwest
 
Sind furchtbar. Diese lehren uns geduldig
 
Des langen Lebens schweres Joch ertragen.
 
15 Wer litte sonst des Glückes Schmach und Geissel,
 
Der Stolzen Uebermuth, die Tyranney
 
Der Mächtigen, die Quaal verschmähter Liebe,
 
Den Mißbrauch des Geseze, und jedes Schalks
 
Verspottung der Verdienste, mit Geduld?
 
20 Könnt uns ein blosser Dolch die Ruhe schenken,
 
Wo ist der Thor, der unter dieser Bürde
 
Des Lebens länger seufzete? - Allein
 
Die Furcht vor dem, was nach dem Tode folgt,
 
Das land, von da kein Reisender zurück
 
25 Auf Erden kam, entwafnen unsern Muth.
 
Wir leiden lieber hier bewußte Quaal,
 
Eh wie zu jener Ungewißheit fliehen. -
 
So macht uns alle das Gewissen feige!
 
Die Ueberlegung kränkt mit bleicher Farbe
 
30 Das Angesicht des feurigsten Entschlusses.
 
Dieß unterbricht die größte Unternehmung
 
In ihrem Lauf, und jehe wichtige That
 
Erstürbt - - -
eind1
Deze onderzoekingen werden gesteund door de Stichting voor Historische Wetenschappen, die wordt gesubsidieerd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Het betreft een onderzoek naar de denkwereld van Willem Bilderdijk.
eind2
Aldus R.A. Kollewijn, Bilderdijk. Zijn leven en zijn werken (Amsterdam, 1891) I, 310 noot (6). Kollewijn onderzocht een groot aantal aantekeningen uit de collectie-Alberdingk Thijm en meende daarin 18 van de ruim 30 aan Shakespeare toegeschreven toneelspelen te herkennen; opvallend is dat de historische dramatiek naar verhouding slecht is vertegenwoordigd (slechts een drietal). Zie verder J. Wesseling, Bilderdijk en Engeland (diss. Gent, 1949), 70-74 en R. Pennink, Nederland en Shakespeare. Achttiende eeuw en vroege romantiek ('s-Gravenhage, 1936), 135-147; geen van beiden heeft zelfstandig de genoemde aantekeningen bekeken.
eind3
Over Bilderdijks waardering voor Shakespeare: Pennink, Nederland en Shakespeare, 136; Bilderdijks opvattingen over het vertalen komen hieronder nog aan bod.
eind4
J. Pan, ‘Aanwijzing der oude en nieuwere dichters door Mr. W. Bilderdijk en vrouwe K.W. Bilderdijk overgebragt en nagevolgd, met aanteekeningen’, in: De dichtwerken van Bilderdijk (16 delen; Haarlem, 1856-1859) XV, 317-591, 376.
eind5
Tael- en dichtlievende oefeningen, van het genootschap ter spreuke voerende: Kunst wordt door arbeid verkregen (Leiden, 1783) [IV], resp. 93-94 en 95-97; W. Bilderdijk, Verspreide gedichten (Amsterdam, 1809) II, resp. 167-168 en 164-166; en Dichtwerken XII, resp. 440 en 438-439. De eerstgenoemde druk wordt hier gebruikt. In Verspreide gedichten is de spelling enigszins gewijzigd, de volgorde van de gedichten veranderd (de Engelse navolging eerst, de Franse daarna) en beide gedichten van het jaartal 1783 voorzien; in Dichtwerken II zijn deze wijzigingen behouden. Over de datering van de gedichten, zie Kollewijn, Bilderdijk I, 147 noot (3); Kollewijn vermeldt niet hoe hij tot zijn datering is gekomen. Afschriften van beide gedichten in Bilderdijks handschrift liggen in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag, sign. 133 G 16. Een datering aan de hand van de spelling is niet mogelijk omdat het niet om originele afschriften gaat (er wordt bijv. verwezen naar de eerste uitgave van 1783); vermoedelijk gaat het om afschriften uit 1808-1809, bestemd voor Verspreide gedichten. De Franse navolging, die met potlood op ‘1777’ is gedateerd, heeft enkele varianten; de belangrijkste komen voor in v 17 (‘de wreedheên kussen van eene aangebeden vrouw’ wordt ‘het wijrook zwaaien aan de dwaasheên van een vrouw’) en v 19 (‘vermomd gelaat’ wordt ‘bedrieglijk oog’).
eind6
Volgens J. Smit, Bilderdijk et la France (Parijs, 1929), 80 noot (3), bestaat de veilingcatalogus uit 1797 (Catalogus librorum (...) Guilelmus Bilderdyk (Den Haag, 1797)) voor een kwart uit Franstalige werken (om precies te zijn: 34% Nederlands, 34% Latijn, 26% Frans, 2½% Engels, 2% Duits en 1¼% Italiaans).
eind7
Catalogus (1797), 85/168 (Bunyan), 156/2391 (Steele), 150/2195 (Defoe), 155/2344 (Richardson) en 149/2173 (Goldsmith). Vgl. verder J. Milton, Oeuvres (141/1902; ook in het Nederlands: 143/1994; en in het Engels: 139/1825 en 141/1905); J. Locke, Essai philosophique concernant l'entendement humain (48/626); J. Thomson, Les saisons (141/1899; in het Engels: 141/1903); en E. Burke, Réflexions sur la révolution (169/2767). Van J. Addison een Engelstalige editie (Works (1722); 139/1817), van Steele verder ook Le philosophe nouveliste (1735) (156/2392; Nederlandse vertalingen van Steele zijn 157/2424-5). Hudibras van Samuel Butler komt alleen in het Engels voor (139/1821), evenals de Poems van Thomas Gray (139/1823) en de Works van Jonathan Swift (139/1829; van A Tale of a Tub een Nederlandse vertaling: 151/2236).
eind8
Catalogus (1797), 139/1822. Het is niet duidelijk om welke uitgave het gaat. In 1750 verscheen een heruitgave van de quarto-editie van 1703, The Tragedy of Hamlet Prince of Denmark. As It is now Acted by Her Majesty's Servants (zie A Shakespeare Bibliography. The Catalogue of the Birmingham Shakespeare Library (London, 1971) I, 72. Met de in de Catalogus vermelde titel komt meer overeen Hamlet, Prince of Denmark. A Tragedy (London, 1720; Collection of the Best English Plays III). De door mij geraadpleegde uitgave (Hamlet in de reeks The Oxford Shakespeare, ed. G.R. Hibbard (Oxford, New York, 1987) 239-241) vermeldt geen belangrijke varianten, afgezien van versregel 72: ‘poore man's contumely’ (folio-uitgave uit 1623) in plaats van (het thans algemeen aangenomen) ‘proud man's contumely’ (quarto-uitgave uit 1604). Bilderdijks vertaling naar het Engels heeft zowel ‘trotsche dwingelanden’ als ‘'t schamel lot der armoê’ (vv 23-24, mijn cursivering); de bovenvermelde uitgave uit 1720 heeft ‘poor Man's contumely’ (p 53).
eind9
Antwoord (Amsterdam, 18362), bijlage (8), 187; J. Bosch, Mr. W. Bilderdijk's briefwisseling. Aanvullende uitgave I: 1772-1794 (Wageningen, 1955), 58. In Catalogus (1797): Pope, Oeuvres diverses (1749) (140/1856; vgl. ook 134/1675).
eind10
Antwoord, bijlage (8), 195 noot. De Catalogus (1797) vermeldt overigens alleen een Franse (!) uitgave van Algarotti's Saggio sopra la pittura (Essai sur la peinture, 121/1315).
eind11
Wel citeert hij G. Gravina, Della ragion poetica (1708), in het Italiaans, met de Nederlandse vertaling erbij (Antwoord, 61-62); vgl. Catalogus (1797), 65/1047 (Italiaanse uitgave). Over Bilderdijk en het Italiaans zie M.J.G. de Jong, Taal van lust en weelde. Willem Bilderdijk et la littérature italienne (Namur, 1973), m.n. 9-15.
eind12
Hs. Bild. Mus. B-10. Gegeven de, mede in de prijzverzen verwerkte, inhoud zal dit handschrift uit de periode rond 1777 stammen; de Duitse titel van Wolffs geschrift luidt Vernünftige Gedanken von den Kräften des menschlichen Verstandes (1713). Over de jonge Bilderdijk en het Duits, zie verder R. Schokker, Bilderdijk en Duitschland (Harderwijk, 1933), 24.
eind13
Brieven van Mr. Willem Bilderdijk (5 delen; Amsterdam, 1836-1837) II, 107; Wesseling, Bilderdijk en Engeland, 43-44.
eind14
Dichtwerken XV, 5 (‘Voorafspraak’ bij Edipus, 1779).
eind15
Antwoord, bijlage (8), 216.
eind16
Catalogus (1797), resp. 104/798, 140/1851, 146/2058-2059, 146/2067, 149/2176, 86/202, 155/2351, 155/2354, 156/2393-2394, 164/2615-2616, 171/2819, 171/2788, 86/202 (N.B. bij 154/2330 is de tekst weggevallen; 86/202 wordt genoemd als La destinée).
eind17
Zie Dichtwerken XV, 491-492 (noot (84)); en Oeuvres complètes de Voltaire. Mélanges historiques I (Paris, 1819), 98-107 (‘Lettre XVIII Sur la tragédie’) 100-101. Zie ook de volgende noot.
eind18
Dichtwerken XII, 470 (over de aantekening straks meer). De volledige titel van de in de Catalogus (1797) vermelde uitgave (140/1851) luidt: Oeuvres de Mr. Voltaire. Nouvelle édition, revue, corrigée & considérablement augmentée, avec des figures en taille-douce (Amsterdam, 1738-1739). Deel IV bevat de ‘Mélanges de littérature et de philosophie’, vanaf hoofdstuk 3 echter aangeduid als ‘Réflexions sur les Anglais’; hoofdstuk 21 is getiteld ‘De la tragédie’ (285-291; de Hamlet-bewerking op 288-289). A. Cioranescu, Bibliographie de la littérature française du dix-huitième siècle (Parijs, 1969) III, 1771 vermeldt overigens een vierdelige Oeuvres uit 1738-1739; zesdelig is alleen de Oeuvres diverses uit 1746. Dat Bilderdijk de in de vorige noot genoemde ‘Lettre XVIII Sur la tragédie’ tot zijn beschikking heeft gehad, wordt bevestigd door een aantekening van Bosch in Briefwisseling, 208: Bilderdijk vertaalde nog in 1785 een passage uit Othello zeer waarschijnlijk uit de in ‘Lettre XVIII’ voorkomende Franse vertaling van Voltaire. Bovendien vermeldt Voltaire in de paragraaf voorafgaand aan zijn Hamlet-bewerking dat juist hij ‘les beautés dans Shakespeare’ in Frankrijk introduceerde; Bilderdijk kende deze passage (zie noot 15 boven). Voltaire geeft in ‘Lettre XVIII’, naast de genoemde bewerking, ook een letterlijke vertaling van Hamlets alleenspraak. Bilderdijk kan deze versie gekend hebben (zie Bijlage B).
eind19
Brieven I, 68 (brief aan J.C. de Lannoy, 1780); en Bosch, Briefwisseling, 77 aantekening.
eind20
Pennink, Nederland en Shakespeare, 271.
eind21
In 1809 zou hij Cinna in zijn geheel vertalen; zie Dichtwerken IV, 141-205 (de alleenspraak van Augustus op pp 181-183).
eind22
Antwoord, bijlage (8), 208.
eind23
W. Bilderdijk, Het treurspel. Verhandeling ('s-Gravenhage, 1808), titelpagina en p 120.
eind24
Vgl. de opmerkingen over de oorspronkelijkheid van Bilderdijks tussen 1777 en 1783 geschreven drame bourgeois, Zelis en Inkle, in M.J.G. de Jong, ‘Een dramatische robinsonade van Willem Bilderdijk’, in: Verslagen en mededelingen Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (N.R.; 1958), 131-211, m.n. 135-148; en de opmerkingen van dezelfde auteur over een rond 1780 geschreven fragment van een treurspel over Willem van Oranje in ‘Bilderdijks treurspel over Willem van Oranje’, in: Spiegel der Letteren (1958), 99-110. Bilderdijk heeft volgens De Jong ontleend aan o.a.P. Metastasio, L. Pater en O.Z. van Haren. Interessant vanwege het (alweer!) indirekte verband met Shakespeare is het gedicht Op Weisses toneelspel: Romeo en Julia (n.a.v. een treurpel uit 1767 van C.F. Weisse), in: Mijn Verlustiging, met inleiding en aantekeningen door M.A. Schenkeveld-van der Dussen (Zutphen, z.j.), 54-56.
eind25
Eerst verschenen in de Bibliothek der schönen Wissenschaften und der freye Künste (Leipzig, 1758) II, 229-267, een periodiek uitgegeven door F. Nicolai en C.F. Weisse.
eind26
Dichtwerken III, 479-480.
eind27
Catalogus (1797), 106/862: Moses Mendelssohns philosophische Schriften (verbesserte Auflage; Berlijn, 1777). Deze verbeterde uitgave verscheen in 1771, 1777, 1780, 1783, 1784, 1785 en 1790; in de door mij geraadpleegde uitgave (Carlsruhe, z.j. [1780]) is de verhandeling opgenomen in deel II, 153-240.
eind28
Catalogus (1797), 106/863. Over het toegevoegde commentaar van Van Goens: J. Wille, De literator R.M. van Goens en zijn kring. Studiën over de achttiende eeuw II (Amsterdam, 1993), 285-295.
eind29
Philosophische Schriften II, 181-185.
eind30
Horatius, Ars Poetica, v 263: ‘non quivis videt inmodulata poemata iudex’ (‘Niet iedere criticus bemerkt een kreupele regel’; vert. P.H. Schrijvers); met dank aan mw. dr. M.H. Schenkeveld voor deze verwijzing.
eind31
Bosch, Briefwisseling, 55-56.
eind32
Het eerder genoemde gedicht Op Weisses treurspel is in rijmloze, dactylische verzen (in hexameters, evenals Klopstocks Messias). Rijmloos zijn ook de gedichten ***, Ingetoogenheid en Alkaïsche lierzang. Op de deugd (Mijn Verlustiging, resp. 71, 72 en 108).
eind33
Bosch, Briefwisseling, 152-153 en noot (1).
eind34
Mélanges historiques I, 102 (uitg. 1739: 290).
eind35
Letterlijke vertalingen ‘énervent le sens’; Mélanges historiques I, 101 (uitg. 1739: 289). Voltaire's opmerking over letterlijke vertalingen heeft ook betrekking op zijn rijmloze vertaling van Hamlet in de door mij geraadpeegde uitgave (Oeuvres complètes uit 1819).
eind36
Mijn cursivering. Shakespeare heeft hier slechts ‘(...) what dreams may come / When we have shuffled off this mortal coil’ (11-12). De eerdere versie van Voltaire's bewerking (in de editie-1739) heeft in regel 16 ‘Prêtres menteurs’ (leugenachtige geestelijken) in plaats van het latere ‘fourbes puissans’ (bedrieglijke machthebbers); Shakespeare zelf heeft ‘The oppressor's wrong’ (72).
eind37
Voor de betekenis van ‘conscience’ bij Shakespeare, zie A. Schmidt, Shakespeare-Lexicon. A Complete Dictionary of All the English Words, Phrases and Constructions in the Works of the Poet (Berlin, 1902) I, 236, sub ‘conscience’: bij Hamlet III, i, 83 is er sprake van ‘consciousness in general’, in het bijzonder van ‘thought, consideration’ (en dus niet, zoals in veel andere gevallen, van ‘the involuntary moral judgement of our own actions’). N.B.J. Pan heeft in v 22 ‘sépulcre’ in plaats van ‘scrupule’ (Dichtwerken XV, 492).
eind38
Het laatste geciteerde zinsdeel heeft Bilderdijk later veranderd in ‘sleep van nimmer einbre plagen’.
eind39
In regel 19 heeft Voltaire een assonantie (‘âme abbattue’), Bilderdijk een alliteratie (‘veinzende veraâren’).
eind40
Dichtwerken XII, 470-471, waar enkele spelfouten in de eerste uitgave (Tael- en dichtlievende oefeningen (1783), 93) zijn verbeterd (o.a. ‘éclairez’ i.p.v. ‘eclairer’).
eind41
Vgl. D. Nauta, ‘Bilderdijk en de kerk’, in: idem, Opera minora. Kerkhistorische verhandelingen over Calvijn en de geschiedenis van de kerk in Nederland (Kampen, 1961), 139-171, voor de vroege jaren m.n. 141-150: ‘het lijkt er niet op, dat hij [Bilderdijk] toen beantwoordde aan het beeld van een vroom christen (...)’ (146).
eind42
Vgl. de bekende aanhef vóór De invloed der dichtkunst op het staetsbestuur (1775) (een homerische vergelijking tussen de dichter en een moedig oorlogspaard), in: Dichtwerken VIII, 3-20, 3.
eind43
Deze eerste versie (naar de ongewijzigde uitgave van 1761) is te vinden in M. Mendelssohn, Betrachtungen über das Erhabene und das Naive in den schönen Wissenschaften, in: Schriften zur Philosophie und Ästhetik I (Stuttgart, 19712; 19291), 191-218, 201-202. In deze versie heeft Mendelssohn een passage van vijf regels, waarin Hamlet 's levens onrechtvaardigheden opsomt, weggelaten (Mendelssohn vertaalt hier om precies te zijn Act III, scène i, vv 57-70 en 76-89). Zowel hij als Van Goens verwijst overigens naar scène ii in plaats van scène i.
eind44
Vgl. verder de inmiddels ook door Mendelssohn vertaalde passage (bij Shakespeare vv 71-75) met de versie-Van Goens: Bijlagen C en D, vv 15-19.
eind45
Brieven I, 14 (brief aan D. van Alphen, 1779). In de tussen ongeveer 1779 en 1786 geschreven liefdespoëzie (in de bundels Mijn Verlustiging, Bloemtjens en Odilde) komt slechts een enkel (en dan nog vrij kort) gedicht voor dat uitsluitend uit vijfvoetige regels bestaat (bijv. Liefde in Mijn verlustiging (ed. M.A. Schenkeveld-Van der Dussen, 74) en Bleekheid in Bloemtjens (Dichtwerken IX, 477). Meestal kiest Bilderdijk in deze tijd voor alexandrijnen, viervoetige jamben of afwisselend zes- en viervoetige jamben. Vgl. ook Bilderdijks bemoeienis met Ossian na 1795: ofschoon hij aanvankelijk zijn voorkeur uitspreekt voor vijfvoetige jamben, werkt hij in de praktijk met alexandrijnen; zie Q.W.J. Daas, De gezangen van Ossian in Nederland (Nijmegen, 1961), 76-77.
eind46
Vgl. m.n. regels 2-4 in de versie-Van Goens; minder geslaagd zijn m.i. de verdeling over twee versregels van ‘des noodlots woede / En smert'lyk byten’ en ‘dan / Een gansche zee’; Shakespeare heeft in beide gevallen slechts één regel: ‘The slings and arrows of outrageous fortune’ en ‘Or to take arms against a sea of troubles’ (59 en 60).
eind47
Brieven I, 14-15 (brief aan D. van Alphen, 1779).
eind48
In de Edipus laat Bilderdijk bijv. zonder blikken of blozen een hele dialoog weg (Dichtwerken III, 484-485); zie verder M.J.G. de Jong, ‘Bilderdijks vertaling van de Oedipus Rex’, in: Hermeneus 34 (1962-1963), 10-23.
eind49
Over Bilderdijks opvattingen over ‘navolgen’ en ‘overgieten’ (vooral nà 1795), zie P. de Jong, ‘Bilderdijk over het vertalen’, in: De nieuwe taalgids 69 (1976), 508-517. Vgl. ook L.G. Korpel, Over het nut en wijze der vertalingen. Nederlandse vertaalreflectie (1750-1820) in een Westeuropees kader (Amsterdam, 1992), 119-120 en 123-124: hoewel de latere Bilderdijk het vertalen ook wel als een vorm van dichterlijk scheppen beschouwt, verdedigt hij tegelijk traditionele opvattingen, ‘waarbij voor hem het ideaal nog altijd in de hoogste trap van imitatio ligt, compleet met aanpassingen, correcties, verfraaiingen en toevoegingen’ (120). Overigens gaat het bij de jonge Bilderdijk niet alleen om traditioneel retorische opvattingen. Hij is in deze tijd, mede onder de invloed van Mendelssohn, op zoek naar een geschikte literaire ‘theorie’; in de hierboven geciteerde brief aan D. van Alphen (p 16) vermeldt hij als eisen aan de vertaler van Griekse treurspelen beheersing van de taal, poëtische vermogens èn een grondige kennis van de wijsbegeerte.
eind50
Niet zonder meer zelfstandig: de titel is nog altijd Hamlets bekende alleenspraak; bovendien moet geconstateerd worden dat ook de navolging van Voltaire in twee strofen werd verdeeld.
eind51
Zie Dichtwerken VIII, 51 vv; verder J.H. Gunning, ‘Horaz und Bilderdijk’, in: Mnemosyne 4 (1936-1937), 95-108.
eind52
Bilderdijk heeft wellicht het Engels van Shakespeare niet begrepen - het gaat m.i. ook om de moeilijkste passage in Hamlets monoloog. Mendelssohn kan met ‘Und sie im Kampf zu endigen’ zowel het een als het ander hebben bedoeld; hetzelfde gaat op voor Voltaire in zijn rijmloze vertaling: ‘Et en s'opposant à eux, les finir’.
eind53
Vgl. de fel bewogen politieke gedichten uit de jaren tachtig en negentig, beginnend met MCMLXXXIV (Dichtwerken VIII, 380-381).
eind54
Vgl. Van Goens, die voor ‘fardels’ eveneens ‘'t lastig pak / des levens’ heeft (21-22).
eind55
Bilderdijk maakt gebruik van 10 vraagtekens; Shakespeare heeft er 2, Mendelssohn 4, Van Goens 4 en Voltaire 5.
eind56
Vgl. Pennink, Nederland en Shakespeare, 145: Bilderdijks vertaling is ‘een der mooiste die wij er in het Nederlands van hebben’.
eind57
Het betreft een navolging uit 1790 van ode IV, vii van Horatius, in: Dichtwerken VIII, 51-52 (de titel Onbestendigheid is van later datum).
eind58
Antwoord, 22. Vgl. de latere vertaling van Pope's Essay on Man (1804-1808), waarbij Bilderdijk opmerkt dat dit werk ‘als Dichtstuk, of als Stelsel van Wijsbegeerte’ kan worden beschouwd, maar dat het in geen van beide opzichten voldoet aan ‘eene verlichte Oordeelkunde’; Dichtwerken VII, 412-413 (aantek. bij Bilderdijks vertaling).
eind59
Ars Poetica, 333-334: poëzie sticht, vermaakt of sticht en vermaakt tegelijk.
eind60
Vgl. de vertaling van L.A.J. Burgersdijk, Hamlet, prins van Denemarken (Amsterdam, 1886), 54: ‘Zoo maakt het peinzen lafaards van ons allen’. G. Komrij, Hamlet (Amsterdam, 1989), 64 heeft daarentegen ‘Zo maakt geweten lafaards van ons allen’.
eind61
De waere liefde tot het vaderland (leerdicht uit 1776) II, v 323 (Dichtwerken VI, p 235).
eind62
Vgl. Burgersdijk: ‘die beschouwing doet / De ellende tot zoo hoog een leeftijd komen’; en Komrij: ‘die overweging / Maakt dat de rampspoed hoog van jaren wordt.’
eind63
P. Weiland, Nederduitsch taalkundig woordenboek (Amsterdam, 1799-1811) heeft voor beschroomd ‘bevreesd, bezorgd’; het Woordenboek der Nederlandsche taal voor beschroomdheid ‘bedeesdheid, angstvalligheid’.
eind64
F. de la Rochefoucauld, Réflexions ou sentences et maximes morales, in: Moralistes français (Paris, 1869), 161 (maxime clxix; in de uitgave-1665 maxime clxx). Opgemerkt moet worden dat ‘paresse’ zowel traagheid als luiheid kan betekenen. De eerste betekenis wordt hier bedoeld; elders verzet La Rochefoucauld zich heftig tegen de luiheid (vgl. maxime cclxvi). Bilderdijks Catalogus (1797) vermeldt een ongedateerde Maximes morales de Rochefoucauld (141/1887).
eind65
Het Woordenboek der Nederlandsche taal heeft voor ‘bloodaard’ zowel lafaard als ‘iemand die bloo is’ (‘schuchter, bedeesd, verlegen’). Bilderdijk gebruikt het woord ‘stout’ vaker in de zin van ‘driest’ of ‘dapper maar onberaden’, en dan meestal nog met de negatieve bijbetekenis van ‘hoogmoedig’; vgl. de rei in Edipus III, vv 384-387: ‘De stoutheid voert den Vorst ten throon; / Doch al te hoog gerezen / Tot smaad van de oppermagt der Goôn, / Heeft zij haar' val te vrezen (...)’ (in: Dichtwerken III, 179-250, 219). Veel later, in 1828, schrijft hij bijv. nog over de ‘stoutvermeetlen mensch’ (Rusland, in: Dichtwerken IX, 378-383, 379 (v 30)). N.B. De samenhang tussen geweten en schroom is bij Bilderdijk anders dan bij La Rochefoucauld; bij de eerste roept het geweten een gevoel van beschroomdheid op, bij de tweede is de schroom een waarborg voor plichtbetrachting.
eind66
Weiland heeft voor schroom zowel ‘vrees’ als ‘bekommering’. Het woord ‘scrupule’ werd in de Frans taal van de zeventiende en achttiende eeuw doorgaans verbonden met het geweten, als in ‘scrupule de conscience’: een ‘sens d'inquiétude morale à la conduite à tenir’ of ‘crainte de commetre, d'avoir commis une faute’; zie A. Rey ed., Dictionnaire historique de la langue française (Paris, 1992-1993).
eind67
Bijvoorbeeld in de rooms-katholieke casuïstiek van de zeventiende eeuw, die Voltaire gekend kan hebben. Hier werd naar aanleiding van de term ‘conscientia scrupulosa’ de ‘scrupulus’ gedefinieerd als een ‘inanis apprehensio’ (een ‘ongegronde bezorgdheid’) die aanleiding geeft tot ‘timor’ en ‘anxietas’ (‘vrees’ en ‘angstvalligheid’ of ‘bezorgdheid’) vanwege veronderstelde maar niet-begane zonden. Deze gesteldheid wordt veroorzaakt door de ingeving van demonen en het onzorgvuldig lezen van casuïstische lectuur, maar ook door de melancholie. Wel leidt de angstvalligheid tot een betere, nauwkeuriger werking van het geweten. Zie H. Busenbaum, Theologia moralis (bewerkt door C. La-Croix en F.A. Zacharia; Ravenna, 1756), 128 (Liber primus (‘De regula actuum humanorum’), Tractatus primus (‘De regula interna, sive Conscientia’), Caput III).
eind68
Vgl. het Woordenboek der Nederlandsche taal onder ‘schroom’: ‘Gevoel dat voor een handeling terug doet deinzen’. Voltaire heeft in zijn letterlijke weergave van de monoloog ook ‘ce qui fait penser’ (13); Burgersdijk heeft hier ‘aarz'len’.
eind69
Bilderdijks opvattingen over lijdzaamheid in de jaren negentig worden besproken door G.J. Schutte, ‘Bilderdijks conservatisme’, in: R.E. de Bruijn en G.J. Schutte (red.), Drie protestantse conservatieven uit de 19e eeuw (Serta Historica VI; Amsterdam, 1994), 15-35, m.n. 21; zoals uit zijn politieke gedichten van de jaren tachtig en negentig blijkt, gaat het bij Bilderdijk altijd om een strijdbare lijdzaamheid.
eind70
Brieven II, 272 (brief aan J. de Vries, 1828).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Joris van Eijnatten

  • over Willem Bilderdijk


vertalers

  • François-Marie Arouet Voltaire

  • Moses Mendelssohn

  • R.M. van Goens