verhelderend kunnen zijn. Niet toevallig situeert Anne Marie Musschoot het Vlaamse symbolisme en Van nu en straks in de context van het Franstalige Belgische (ook Vlaamse) literaire leven.
Voor de verspreiding van ‘the literature of the Low Countries’ worden toonaangevende literatuurhistorici ingezet. Aan dit project hebben naast de genoemde Anne Marie Musschoot onder meer Frits van Oostrom, Herman Pleij, Willem van den Berg en Ton Anbeek meegewerkt. De bijdragen van deze auteurs maken van dit boek een handig compendium van de Nederlandse en Vlaamse literatuurgeschiedschrijving. Een literatuurgeschiedenis voor én door niet-Nederlandstaligen zou een heel ander project geweest zijn. Dit handboek is echter niet geschreven door buitenlandse auteurs en heeft niet de bedoeling een (voor ons) verfrissend extramuraal perspectief op de neerlandistiek te bieden.
Het boek biedt uiteraard een schat aan informatie, ook voor wie denkt de literatuur enigszins te kennen. De lezer vindt er commentaren op primaire teksten maar evengoed gegevens over de institutionele inbedding van de middeleeuwse literatuurproductie, over de genre- en drukgeschiedenis van Mariken van Nieumeghen, en over veranderingen in de literaire cultuur onder invloed van de boekdrukkunst. Niet alleen de literaire oeuvres van Huygens, Hooft, Vondel en Bredero komen aan bod, maar ook embleemboeken, reisverhalen, en de politiek en religieus geïnspireerde liedcultuur uit de zestiende en zeventiende eeuw. Bovendien is het ontzettend leuk om een gedicht van Guido Gezelle vertaald te zien in het dialect van Yorkshire.
Kortom, A Literary History of the Low Countries is een erg nuttig en helder naslagwerk, maar voor wie? Studenten en leraren Nederlandse literatuur vinden in één band informatie over Jacob van Maerlant, Philips van Marnix van Sint-Aldegonde en Harry Mulisch (om maar even willekeurig in de index te grasduinen). Maar voor deze lezersgroep is dit Engelstalige, bij Camden House uitgegeven boek niet bedoeld. Voor wie dan wel? Ongetwijfeld voor buitenlandse lezers met een bijzondere belangstelling voor de Nederlandse taal en letterkunde, of voor studenten en onderzoekers vergelijkende literatuurwetenschap die de Nederlandse letterkunde in hun studie willen betrekken. Het boek lijkt inhoudelijk echter veeleer afgestemd op het thuispubliek. De hoofdstukken beschrijven periodes in de Nederlandse en Vlaamse literatuurgeschiedenis zoals dat in Nederlandstalige handboeken gebeurt, met verwijzingen naar de internationale literaire context op dezelfde plaatsen als in de Nederlandstalige naslagwerken (bijvoorbeeld bij het naturalisme en bij Van Ostaijen).
Enkele delen zijn dan ook bewerkingen van (stukken uit) eerder in het Nederlands gepubliceerde literatuurgeschiedenissen. Zo bewerkt Anbeek in de paragraaf ‘Naturalism in the Netherlands’ een passage uit zijn Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1885-1985 (1990). Het hoofdstuk van Willem van den Berg over de negentiende eeuw vat in een kleine honderd pagina's de lijvige literatuurgeschiedenis samen die hij met Piet Couttenier schreef, Alles is taal geworden (2009). ‘In Noord-Nederland nam het aantal boekhandels in de negentiende eeuw sterk toe’ (23) wordt vertaald als ‘In the northern Netherlands the number of bookshops increased significantly over a hundred -year period.’ (373) Couttenier heeft bovendien meegewerkt aan de passages in dit hoofdstuk over de Vlaamse literatuur.
In hoeverre is deze literatuurgeschiedenis aangepast aan haar beoogde internatio-