Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .iij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde tserpent was listiger dan alle dieren des aertrijcs, die Godt die HEERE gemaect hadde, ende tsprac totter vrouwe Waerom heeft v Godt verboden, dat ghi niet en sult eten van alderley boomen des Ga naar margenoot* Paradijs?)

2

Doen sprac die vrouwe totten serpente, Wi eten vanden vruchten der boomen des Ga naar margenoot* Paradijs)

3

Maer vanden vruchten des booms, die midden int paradijs is, heeft Ga naar margenoot* ons God geboden, Dat wi daer niet af en [kolom]

[afbeelding]

souden eten, ende ooc dat niet aenroeren, dat wi ter auentueren niet en souden steruen.)

4

Ende tserpent sprac totter vrouwe, Ghi en sult die doot gheensins steruen,

5

want God weet, dat inden welcken dage, dat ghi daer af eten sult, so sullen uwe oogen Ga naar margenoot* geopent) worden, ende sult zijn, als Ga naar margenoot* goden) ende weten wat goet ende quaet is.

6

Ga naar margenoot+Dus sach die vrouwe, dat dien boom ghoet was, om daer af te eten, ende schoon den oogen Ga naar margenoot* lieflijc te aensien) Ende si brac die vrucht af, ende adtse, ende si gaf haeren manne ooc daer af, Ende hi adt,

7

Doen werden haer beyder oogen Ga naar margenoot* geopent) Ende doen bekenden si, dat si naect waren, ende vlochten vijchbladeren, ende maecten hen voorschooten.

8

Ende Ga naar margenoot* si hoorden, die stemme Gods des HEEREN wandelende inden paradise) ter coelten nae den middach, Ende Ga naar margenoot* Adam) borch hem met sinen wiue, vanden aensichte Gods des HEEREN, onder die boomen Ga naar margenoot* int paradijs)

9

Ende God die HEERE riep Adam, ende seyde hem, Waer sidy?

10

Ende hi sprac, Ick hoorde uwe stemme Ga naar margenoot* int paradijs) ende vreesde, om dat ic naect was, ende daerom borchde ic mi.

11

Ende Ga naar margenoot* die HEERE) seyde, Wie heuet v gheseyt, dat ghi naect zijt? Ga naar margenoot* Dan dat ghi hebt gegeten) vanden boom daer ic v af geboot, ghi en soudt daet niet af eten?

12

Doen sprac Adam, Dat wijf die ghi mi Ga naar margenoot* gegeuen hebt tot eender gesellinne) gaf mi vanden boom, ende ic adt,

13

Ende God die HEERE sprac tot den wiue, Waeromme hebdy dat ghedaen? Dat wijf antwoorde, Tserpent veruinck mi, ende ick adt.

[pagina a2v]
[p. a2v]

14

Ende God die HEERE sprac totten serpente, Want ghi dit gedaen hebt, suldy zijn vermaledijt, onder alle vee ende dyeren Ga naar margenoot* der aerden) ghi sult op uwe Ga naar margenoot* borste) gaen, ende Ga naar margenoot* aerde) eten al v leuen lanc,

15

Ende ic sal viantschap setten tusschen v ende den wiue, ende tusschen uwen zade, ende haeren zade, Ga naar margenoot* Si) sal v hooft vertreden, ende ghi sult Ga naar margenoot* zijnder verssenen lagen legghen.)

16

Ende totten wiue sprac hi Ga naar margenoot* Ic sal uwe catiuicheden vermenichfuldigen, ende uwe ontfanckenissen) Ghi sult v kinderen in Ga naar margenoot* weedom) baren, Ende ghi sult wesen onder des mans machte, ende hi sal ouer v heerschapie hebben.

17

Ende tot Adam seyde hi, Om dat ghi verhoort hebt ws wijfs stemme, ende hebt gegheten vanden boom, daer ick v af Ga naar margenoot* gheboot) ghi en sult daer niet af eten, vermaledijt si Ga naar margenoot* die aerde in uwen wercken,) met Ga naar margenoot* arbeyde) suldy daer af eten, al uwe leuen lanc

18

Doornen ende dijstelen sal Ga naar margenoot* si) v dragen, ende ghi sult tcruyt der Ga naar margenoot* aerden) eten,

19

Inden sweete ws aensichts, suldy v broot eten, tot dat ghi weder aerde wort, daer ghi af genomen zijt, ☞ want ghi zijt stof, ende sult weder stof worden.

20

Ga naar margenoot+Ende Adam hiet zijns wijfs naem Eua, daerom dat si een moeder is alder leuendigen,

21

Ende Godt die HEERE maecte Adam ende sinen wiue, rocken van vellen, ende trocse hen aen,

22

ende Ga naar margenoot* sprac) Siet, Adam is geworden als onser een, ende weet wat goet ende quaet is, Maer nv, dat hi niet wt en steke zijn hant, ende breke ooc vanden boom des leuens, ende ete ende leue eewelijck.

23

Ende God die HEERE liet hem wt den Ga naar margenoot* paradise der weelden) dat hi die aerde soude bouwen, daer hi af genomen was,

24

Ende dreef Adam wt, ende stelde voor den Ga naar margenoot* paradise) der wellusticheyt Cherubim, ende een vlammich wederblinckende swaert, om te bewaren den wech tot den boom des leuens.

§ Hoe dat menschlike geslachte vermenichfuldicht wert Adam ende Eua in Cayn ende Abel, Ende hoe Cayn Abel versloech, ende Cayn vluchtede.

margenoot+
A
margenoot*
thebr. hofs

margenoot*
thebr. hofs

margenoot*
h. God geseyt en etet daer niet af, en roeres ooc niet aen datghi niet en steruet.

margenoot*
th. wacker
margenoot*
the. Godt

margenoot+
G
margenoot*
th. dat een lustige boom was want hy cloeck maecte.

margenoot*
th. wacker

margenoot*
h. si hoorden dye stemme Gods des Heeren inden hof ghaen
margenoot*
(Adam) verduytst een mensche.
margenoot*
h. inden hof

margenoot*
h. inden hof

margenoot*
thebre. hi
margenoot*
th. En hebdy niet geten

margenoot*
h. toegegeuen hebt

margenoot*
h. des velts
margenoot*
the. buyck
margenoot*
thebre. stof

margenoot*
th. ditselue
margenoot*
h. hem inde versenen bijten

margenoot*
h. Ic sal vermenichfuldigende vermenichfuldigen uwen commer ende v beuruchtingen
margenoot*
th. commere

margenoot*
gebiedende seyde
margenoot*
h. den acker ou uwent wille
margenoot*
the. commer

margenoot*
thebree. hi
margenoot*
h. des velts

margenoot+
D

margenoot*
h. God die HEERE sprack (Hai heet dat lenen, daer af comet Hena oft Hana, leuen ofte leuendige

margenoot*
th. hof der wellusticheyt

margenoot*
th. hof

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken