Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina b1v]
[p. b1v]

§ Dat .xxij. Capittel.

[afbeelding]

1

Ga naar margenoot+NA dien dat dese dingen geschiet waren proefde Godt Abraham, ende sprack, tot hem, Abraham, Abraham? Ende hi antwoorde, hier ben ick,

2

Ga naar margenoot+ Ende God sprack, Neemt Ysaack uwen eenighen sone, dyen ghi lief hebt, ende ghaet henen in dat lant Moria, Ga naar margenoot+ ende offert hem aldaer ten brantoffer, op eenen berch dien ick v segghen sal,

3

Doen stont Abraham des nachts op, ende bereyde sinen ezel, ende nam met hem twee knapen, ende sinen sone Ysaac, ende cloof hout tot brantoffer, hi stont op, ende ghinc henen ter plaetsen daer hem God af geseyt hadde

4

Ten derden daghe hief Abraham zijn ooghen op, ende sach die stede van verre,

5

ende sprac tot sinen knape, blijft hier met den ezel, Ick ende die knecht sullen daer henen ghaen, ende wanner wi aenghebeden hebben, soo sullen wi weder tot v comen,

6

Ende Abraham nam dat hout tot den brantoffer, Ga naar margenoot+ ende leydet op sinen sone Ysaac, Ende hi nam dat vier ende het mes in zijn hant, ende die twee tesamen ghingen.

7

Doen sprack Ysaac tot sinen vadere Abraham, Mijn vader? Abraham antwoorde, Wat wildy mijn sone? Ende hi sprack, Siet, hyer is vyer ende hout waer is datmen behoort te offeren totten brantoffer?

8

Abraham antwoorde, Mijn sone, God sal totten brantoffer datmen offeren Ga naar margenoot* sal voorsien,) ende die twee ghinghen met malcanderen.

9

Ende als si quamen aen dye plaetse dye hem God gheseyt hadde, maecte Abraham [kolom] aldaer eenen altaer, ende hy leyde hout daer op, als hi hadde sinen sone Ysaac ghebonden leyde hi hem op den altaer, bouen op dat hout,

10

ende recte zijn hant wt, ende vattede dat mes, om sinen sone te slaen Ga naar margenoot* tot eender offerhande.)

11

Ende siet, Doen riep hem die Engel des HEEREN vanden hemel, ende seyde Abraham, Abraham? Hi antwoorde, Hier ben ic

12

Ga naar margenoot+Die enghel seyde, Ga naar margenoot+ en steect v hant niet aenden knechte ende en doet hem niet. Want nv weet ic dat ghy God vreest, ende en hebt niet gespaert uwen eenighen sone, om minent wille,

13

Doen hief Abraham zijn ooghen op, ☞ ende sach eenen ram achter hem, verwerret inder hagen met zijn hoornen, ende ghinck henen, ende nam den ram ende offerden tot eenen brantoffere, in zijns soons stede,

14

Ende Abraham hiet die stede, Die HEERE Ga naar margenoot* siet,) daer af seytmen noch huyden op desen daghe, Op den berghe daer die HEERE Ga naar margenoot* sien sal.)

15

Ende die Enghel des HEEREN riep, Abraham noch eens vanden hemele, Ga naar margenoot+

16

ende sprack, Ick heb by my seluen ghesworen, spreect die HEERE, Nv ghi dat ghedaen hebt, ende en hebt uwen eenigen sone niet ghespaert, om mijnent wille,

17

dat ick uwe zaet ghebenedijen ende vermenichfuldigen sal, als dye sterren des hemels ende als dat zant aen den oeur des zees, ende uwe zaet sal besitten die poorten zijnder vianden,

18

Ende door uwen zade sal alle volc der aerden ghebenedijt worden, om dat ghy mijnder stemmen ghehoorsaem gheweest hebt.

19

Also keerde Abraham weder tot den knapen, ende stont oppe, ende trocken tsamen tot Bersabee, ende woonde aldaer.

20

Ga naar margenoot+Na desen ghebuerdet, dat Abraham gebootschapt wert, Ga naar margenoot+ Siet Melca heeft ooc kinderen ghebaert uwen broedere Nachor,

21

tewetene Hus, den eersten gheborenen sone, ende Bus sinen broeder, ende Chamuel, vanden welcken die van Syrien ghecomen zijn,

22

ende Cased, ende Ga naar margenoot* Asa,) ende Peldas, ende Iedlaph,

23

ende Bathuel, Bathuel wan Rebecca Dese achte baerde Melca, Nachor Abraams broedere.

24

Ende zijn byslapersse ghenaemt Ruma, wan oock, te wetene, Thabee, Gaon, Thahas, ende Maacha.

§ Hoe Sara starf, ende Abraham eenen acker om te begrauen cochte vanden kinderen Heth.

margenoot+
A

margenoot+
Iudith. viij.c. Hebr. xi.d.
margenoot+
(Moria) heet een verthooninge ende het is den berch daer Salomon hier na den tempel te ierusalem optimmerde ende theet den berch der vertooningen, datter den Ram verthoont wert

margenoot+
B

margenoot*
th. salt toonen

margenoot*
ten is niet int heb.

margenoot+
C
margenoot+
matth. ij.c.

margenoot*
tht. sal toonen.
margenoot*
th. toonen sal.

margenoot+
Eccl. xliiij. Iere. xliiij. Hebr. vi.d

margenoot+
D
margenoot+
Gal. iij.a

margenoot*
theb. Hasa


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken