Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxxvij. Capittel.

[afbeelding]

Ga naar margenoot+ ALs Ioseph Ga naar margenoot* sesthien) iaer out gheworden was, noch een kint wesende, verwaerde hi die beesten met sinen broederen, ende was bi den kinderen Bala ende Selpha zijn vaders wiuen, ende hi beclapte zijn broeders aen den vader Ga naar margenoot* van een die alder-[kolom]quaetste sonde,)

3

Israel hadde Ioseph lieuer dan alle zijn kinderen, om dat hi hem in zijn outheyt ghewonnen hadde, ende maecte hem eenen gheberduerden rock.

4

Ga naar margenoot+Als nv zijn broeders sagen, dat hi meer vanden vader lief gehadt wert, dan alle zijn broederen, hateden si hem, ende en conden hem gheen vredelijc woort toe ghespreken,

5

ende tis gebuert, dat hi sinen broeders eenen droom van hem ghesien vertooch, die welcke sake een zaet gheweest is van meerderen hate,

6

want hi seyde tot hen, Hoordt doch wat mi gedroomt heeft,

7

Mi docht, wi bonden schoouen inden velde, ende mijnen schoof rechte hem op, ende stont, ende uwe schoouen alomme aenbaden minen schoof,

8

Doen spraken zijn broederen tot hem, Suldy niet onse coninck zijn ende sullen wi uwer heerschappie onderdanich zijn? Daeromme heeft dese sake van droomen ende woorden, ghegeuen een voetsel van nydicheyt ende hate.

9

Ende hi hadde noch eenen anderen droom dien vertelde hi sinen broederen, ende sprac, Ga naar margenoot+ Ic hebbe ghesien door eenen droom, die Sonne ende die Mane, ende elf sterren mi aenbidden

10

Ende als hi dat sinen vadere ende sinen broederen gheseyt hadde, strafte hem zijn vader ende seyde tot hem, wat wilt dien droom dien ghi ghedroomt hebt? Sullen ick ende uwe moeder ende uwe broederen comen, ende voor v op die aerde vallen, ende v aenbeden?

11

Ende zijn broeders benydeden hem daeromme, Maer zijn vader aenmercte dese dinghen heymelijcken al swighende,

12

Als zijn broeders wtghingen, om haers vaders vee te weyden in Sichem,

13

sprack Israel tot Ioseph, uwe broeders hoeden dat vee in Sichem, coemt ick sal v tot hen seynden, Als hi antwoorde,

14

Ick ben bereyt, seyde hi, ghaet henen ende siet oft alle dinck gheluckichlijc ghaet met uwen broederen, ende met dat vee ende segt mi weder, watmen daer doet, Ende ghesonden wesende vanden dale Hebron, quam Ioseph in Sichem.

15

Ga naar margenoot+Doen vant een man Ioseph dolende int velt, die vraechde hem, ende seyde wat hi sochte

16

Hi antwoorde, ick soecke mijn broederen, segt mi doch waer si hoeden,

17

Die man sprack si zijn van daer getrocken, want ick hoorde dat si seyden laet ons te Dothaim gaen, Ga naar margenoot+ Daer volchde Ioseph sinen broederen na, ende vantse te Dothaim,

18

Als si hem sagen van verre, eer hi bi hen quam, dachten si hem te dooden,

19

ende seyden onder malcanderen, siet, die droomer coemt daer,

20

coemt ende laet ons hem dooden,

[pagina c2r]
[p. c2r]

ende in eenen put worpen, ende wi sullen seggen Een quaet dier heeft hem verslonden, dan salmen wel sien, wat sine droomen hem baten

21

Als Ruben dat hoorde, arbeyde hi, Ga naar margenoot+ om hem wt haeren handen te verlossen, ende sprac,

22

En laet ons Ga naar margenoot* zijn ziele) niet dootslaen, Ga naar margenoot* noch zijn) bloet niet storten, maer coemt laet ons hem Ga naar margenoot* in eenen ouden put) worpen die in die woestine is, ende hout uwe handen sonder misdaet dit seyde hi, willende hem wt haeren handen verlossen, dat hi hem weder ghaue tot sinen vader,

23

Als Ioseph tot sinen broederen quam, so trocken si hem sinen rock die totten enckelen quam, ende den geberduerden rock wt, Ga naar margenoot+ dien hi aen hadde,

24

ende namen hem, ende wierpen hem in eenen put, daer gheen water in en was,

25

ende sittende, om te eten, saghen si eenen hoop reysende Ismaeliten comen van Galaad, met haeren kemelen, die droegen cruyt, balsem ende Myrre, ende reysden af in Egipten.

26

Doen sprack Iudas tot sinen broederen, Wat helpet ons, dat wi onsen broeder dooden, ende zijn bloet verbergen?

27

tis beter dat hi vercocht worde den Ismaeliten, op dat onse handen niet besmet en worden, Want hi is onse broeder, ende onse vleesch, Ende zijn broeders waren te vreden met desen redenen,

28

Ende als der Madianiten coopluyden voorbi reysden, trocken si Ioseph wt den putte, ende vercochten hem den Ismaeliten, om twintich silueren penningen, ende die Ismaeliten leyden Ioseph in Egypten.

29

Als nv Ruben weder totten putte gecomen is, en vandt hi Ioseph niet,

30

ende met gesneden cleederen quam hi tot sinen broederen, ende spracck, die knecht en is daer niet, waer sal ick henen?

31

Ga naar margenoot+Doen namen si Iosephs rock, ende staken den rock in dat bloet van eenen bocke, dien si doot gheslagen hadden,

32

ende si sonden dien wech tot hueren vadere segghende, desen rock hebben wi gheuonden, siet, oft ws soons roc is, oft niet?

33

Iacob als hi hem bekende, sprac, Het is mijns soons rock, Een quaet dier heeft minen sone ghegeten, Een beest heeft Ioseph verslint,

34

Als Iacob zijn cleederen ontwee ghesneden hadde, heeft hi aenghedaen een haren cleedt, beschreyende sinen sone, door menigen tijt,

35

En doen verghadert waren alle zijn kinderen, om te versaechten sine droefheyt, en wilde hi gheenen troost ontfanghen, Maer hi seyde, Ick sal droeue wesende nederghaen tot minen sone in die helle, ende in dien tijden als hi volherde int screyen,

36

vercochten die Madianiten Ioseph in Egypten Puti-[kolom]phar Pharaos Ga naar margenoot* ridtmeestere.)

§ Van Iudas huwelijc, ende van zijnder twee kinderen misdaet, ende hoe hi Phares ende Zaram wan.

margenoot+
A
margenoot*
the. xvij.
margenoot*
theb. wanneer daer een quaet gheruchte tegen hen was

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
Mt. xxi.b. Mar. xxij Luc. xx.a.

margenoot+
E

margenoot*
th. een ziele
margenoot*
th ende voort sprac Ruben tot hen, en laet ons gheen.
margenoot*
th. in desen put.

margenoot+
F

margenoot+
G

margenoot*
theb. hoefmeestere

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken