Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .xxxviij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+IN dien tijden ghebuerdet, dat Iuda af reysde van sinen broederen, ende ginc bi eenen die Hira hiet, tot Odollam,

2

ende Iuda sach aldaer eens Cananiters mans dochtere, welcke Sua hiet, ende als hise nam tot eenen wiue, is hi tot huer ingegaen,

3

Ende hy besliepse ende si ontfinck, ende baerde eenen sone dye hiet Her,

4

Ende anderwerf wert si beurucht, ende baerde eenen sone dyen hiet si Onan,

5

Noch baerde si eenen sone dien hiet si, Sela, Ga naar margenoot* ende als die geboren was, hielt si op van baren.)

6

Ende Iuda gaf sinen eersten sone Her een wijf die Thamar hiet,

7

Ga naar margenoot+Maer die eerste sone Iude was quaet int aenschijn des HEEREN, daeromme doode hem die HEERE

8

Doen sprack Iuda tot sinen sone Onam, Gaet in tot ws broeders wijf, ende versaemt v met haer, op dat ghi ws broeders zaet verwecket,

9

Maer als Onan ghewaer wert, dat die kinderen hem niet geboren en souden worden, als hi inginc tot zijns broeders wijf stortede hi tsaet opter aerden, om datter gheene kinderen in zijns broeders naem geboren en souden worden,

10

Hieromme doode hem die HEERE, om dat hi een veruaerlijck onbehaechlijck dinck ghedaen hadde.

11

Doen sprack Iuda tot zijnder behouder dochtere Thamar, Ga naar margenoot+ Blijft weduwe in ws vaders huys, tot dat mijn sone Sela groot wort, Want hi sorchde misschien mochte hi oock steruen ghelijck zijn broedere, Alsoo ghinck Thamar ende bleef in haers vaders huys.

12

Als nv veel daghen verloopen waren, sterf Ga naar margenoot* Sue) Iudas wijf, ende doen hi troost otfanghen hadde, is hi op geclommen om zijn schapen ten scheeren, hi ende Iras van Odollam, zijn beesten bewaerdere, tot Thamnath.

13

Doen wert Thamar gheseyt, dat haer sweer ghinck, in Thamnath, om zijn schapen te scheeren,

14

Doen si die weduwen cleederen van haer ghedaen hadde, ende ghenomen hadde een Ranse, dede si andere cleedren aen ende ghinck sitten aenden weghe, die daer leyt te Tamnath, siende dat Sela ghewassen was, ende si en hadde hem tot gheenen man ghenomen.

15

Ga naar margenoot+Ende alsse Iudas sach, meynde hi twaer een lichte vrouwe, Want si hadde haer aensicht ghedect,

16

ende hi ghinck tot haer, ende seyde, Laet mi doch bi v ligghen, Want hi

[pagina c2v]
[p. c2v]

en wist niet, dat zijn behoude dochter was, Si antwoorde, Wat wildy mi gheuen? dat ghi bi mi ligt?

17

Hi sprac, Ick sal v eenen boc vanden kudden seynden, Si antwoorde, Ga naar margenoot* Ick sal uwen wille voldoen) ist dat ghi mi gheeft eenen pant, Ga naar margenoot+ tot dat ghi mi seynt, dat ghi mi gheloeft,

18

Hi sprack, Wat wildy voor eenen pant ghegeuen hebben? Si antwoorde, uwen Ga naar margenoot* rinck) ende uwen armrinck, ende uwen stock, dien ghi in uwe handt hebdt, Ga naar margenoot* Tot eenen biliggen ontfinck die vrouwe)

19

ende opstaende ghinck si wech, ende heeft afgeleyt haer cleederen, die si aen ghedaen hadde, ende trac die weduwe cleederen weder aen.

20

Ga naar margenoot+Iudas sandt eenen bock met sinen herdere van Odollam, op dat hi dat pant weder halen soude vanden wiue, ende hi en vantse niet,

21

Doen vraechde hi den luyden van dier plaetsen, ende seyde, Waer is die Ga naar margenoot* vrouwe,) die buyten aenden wege sat? Si antwoorden, Daer en heeft gheen hoere gheweest in deser plaetsen,

22

Ende hi quam weder tot Iudam ende sprack, Ick en hebse nyet gheuonden, oock segghen die lieden van dier plaetsen, datter gheen hoere en heeft geweest,

23

Iuda sprac, Si hebt haer, Ga naar margenoot* si en sal ons niet moghen lueghenen straffen) want ic hebbe gesonden, den bock dien ick gheloeft hadde, ende ghi en hehtse niet gheuonden.

24

Ga naar margenoot+Na drie maenden hebben si Iude gebootschapt, uwe behoude dochter Thamar heeft oncuyschelijck gheleeft, Ga naar margenoot* ende haeren buyck schijnt gheswollen te wesen) Iudas sprack, brengtse vooort dat si verbrant worde,

25

Ende alsmense voort bracht ter pijnen, soo sandt si tot haeren sweer, seggende, van dien man heb ick ontfanghen, dien dat behoort, ende sprack, Kendt ghi wiens dat dien Ga naar margenoot* rinck) ende armrinck ende dien stock is,

26

Als Iudas die ghiften bekende, sprack hi, Si is rechtuaerdiger, dan ic, want ic en hebbe haer niet gegeuen minen sone Sela, Nochtans daerna en bekende hise niet meer.

27

Ga naar margenoot+Ende als si baren soude openbaerden daer tweelingen in haeren lichaem, int wtcomen der kinderen stac die een zijn hant voort neder welcke die vroede vrouwe bandt met eenen rooden draet ende sprack,

28

Dese sal eerst wtcomen,

29

Als die zijn hant weder in trock, quam Ga naar margenoot* die ander) wt, ende die vrouwe sprack, waeromme is om uwen wille een listre gescoort? Ende om dese sake, wert hi genaemt Ga naar margenoot* Phares,)

30

Daer nae quam zijn broeder, die den rooden draet, om zijn hant hadde, ende men hiet hem Ga naar margenoot* Zaram.) [kolom]

[afbeelding]

§ Hoe Ioseph in Egypten ghebracht wert, Ende van Putiphar die ioseph cochte, ende hoe hi van zijnder vrouwe valschelick beschuldicht wert, ende nochtans gheuanghen wert om dat hy zijnder vrouwen lust niet en hadde willen bueten, ende hy liet zijn cleet in haer handt, doen si zijns begheerde, Ende God gaf hem ghenade voor den meester des geuanckenissen, ende God was met Ioseph ende stierde alle zijn weghen.

margenoot+
A

margenoot*
theb. ende hy was tot Chesib doen si hem baerde.

margenoot+
B

margenoot+
C

margenoot*
thebr. des Sua dochtere

margenoot+
D

margenoot*
ten is niet int hebre
margenoot+
D

margenoot*
the. seghel
margenoot*
theb. doen gaf hijt, ende hy lach bi haer, ende si ontfinck van hem

margenoot+
E

margenoot*
the. hoere.

margenoot*
th. dat wy nyet misschien bescaemt en worden

margenoot+
F
margenoot*
th. siet daer toe, si is van hoererie beurucht geworden

margenoot*
the. seghel

margenoot+
G

margenoot*
th. zijn broeder
margenoot*
the. Perez. Peres dat is een scoordere.

margenoot*
th. Sarah Sarah heet opganc

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken